De verbinding van China met Zuidoost Azië geschiedt via twee kanalen: vooreerst is er het samenwerkingsverband met de omringende Mekonglanden in het kader van de Asian Development Bank (ADB) en voorts de al functionerende Chinese vrijhandelszone met de ASEAN-landen. Op beide vlakken stelt zich de vraag hoe de te verwachten ontwikkeling kan gepaard gaan met milieu-en duurzaamheidsvereisten. Vooral de samenwerking qua energie is cruciaal.
De Mekonglanden waar de stroom die in het Chinees Lancang geheten wordt, doorloopt zijn vooreerst China meer bepaald de provincies Yunnan en de Autonome Zhuang regio Guangxi, en voorts Myanmar, Laos, Thailand, Cambodja en Vietnam. De regio omvat in totaal 2,5 miljoen km2 en heeft een bevolking van 326 miljoen mensen. De Asian Development Bank bracht de betrokken GMS-landen (Grotere Mekong Sub regio) voor het eerst samen in 1992. De eerste echte onderlinge top dateert echter uit 2002 waar in Phnom Phen een tienjarig ontwikkelingsprogramma aangenomen werd en beslist werd om de 3 jaar een landentop te houden. De tweede top te Kunming in 2005 aanvaardde de algemene beginselen van samenwerking en tekende samenwerkingsakkoorden op het gebied van transport, handel, bescherming van de biodiversiteit en over de bouw van infosnelwegen. Op de derde top in 2008 te Vientiane (Laos) spraken de landen een ontwikkelingsplan af voor de periode 2008-2012: meer concreet ging dit over elektriciteitsuitwisseling en de duurzame ontwikkeling van economische corridors. Tegen eind 2010 waren in totaal 55 projecten gefinancierd voor in totaal 13,8 miljard $.
De handel tussen de Mekong-landen kreeg echter voornamelijk een impuls door de totstandkoming na 2010 van de vrijhandelszone tussen ASEAN en China. Het was al in 2002 dat China met ASEAN een vrijhandelsverdrag afsprak en deze zone strekt zich uit over 13 miljoen km2 en omvat 1,9 miljard personen. Afgesproken werd dat na 2010 voor 7000 handelsgoederen of meer dan 90 % van de goederen die tussen China en de zes originele ASEAN-landen (Brunei, Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Singapore en Thailand ) verhandeld worden, geen invoerrechten meer zouden toegepast worden, terwijl deze voordien gemiddeld 10 % bedroegen. Het nultarief voor deze 90 % van de goederen wordt in 2015 uitgebreid tot de vier nieuwe ASEAN-landen Cambodja, Laos, Myanmar en Vietnam.
De handel tussen China en ASEAN, die in 1995 maar 20 miljard $ bedroeg, steeg eind 2011 tot 362 miljard $, een jaarlijkse gemiddelde groei met 16%. In 2010 bedroeg de groeivoet door de vrijhandel echter 37%. Verwacht wordt dat Azië meer zal groeien dan het wereldgemiddelde en dat het continent tegen 2050 de helft van de wereldproductie zal voortbrengen. Ondertussen vertaalde de economische vooruitgang zich ook in de vermindering van de armoede: van 45% tot 23% in Cambodja, van 56% tot 34% in Laos en van 9% tot minder dan 1% in Thailand. De Human Development Index uit 2011 toont aan dat de landen allemaal ontwikkeld zijn met uitzondering van Myanmar dat zich nog onder de groep bevindt van landen met lage ontwikkeling.
Hoewel verwacht wordt dat de groeivoeten verder zullen stijgen, zijn zowel de Mekong-landen als de ASEAN-landen geconfronteerd met de uitdaging de economische ontwikkeling in evenwicht te houden met de ecologische duurzaamheid. De Mekong-delta is een van de 3 meest kwetsbare delta’s ter wereld qua klimaatsverandering. De Mekong brengt meer vis voort per eenheid dan de Amazone. De komende 20 jaar zou de regio met 0,79 graden opwarmen en tegen het einde van de eeuw wordt een opwarming verwacht van tussen 2 en 4 graden. Daardoor zou tijdens de volgende decennia in het noordelijk deel van de Mekong tussen 5 en 25% meer regen vallen en de helft meer in het overgrote deel van de regio, zo verwacht het WWF nog. Dit kan de opbrengst van vis, rijst en fruit beïnvloeden. De Asian Development Bank raamt dat de economische kost van de klimaatverandering in 2100 voor Oost-Azië tot 6,7% van het bnp kan oplopen, meer dan het dubbele van het wereldgemiddelde. Een onderzoek in 130 landen naar de invloed van het klimaat op de visserij vond dat Cambodja en Vietnam het meest kwetsbaar waren.
Samenwerking
De samenwerking tussen China en ASEAN startte in 1991 toen China door Maleisië uitgenodigd werd deel te nemen aan de 24-ste ASEAN top. In 1996 werd China een dialoog-partner van de organisatie en in oktober 2003 beslisten de 2 zijden tot een strategisch partnerschap. Vorig jaar zette China in Jakarta zelfs een permanente missie bij ASEAN op met ambassadeur. Nu wordt samengewerkt op de meest diverse vlakken en dit gaat van douane, drugbestrijding en defensie, over wetenschap en technologie tot landbouw, transport, energie en sociale zaken…
Qua transport werd wat autowegen betreft de westelijke lijn van de Noord-Zuid corridor Kunming-Laos-Bangkok al in 2008 in gebruik genomen. De centrale lijn van de Noord-Zuid economische corridor (Kunming, Hanoi, Haiphong) wordt verbeterd tot op het niveau van snelweg en de brug over de Rode Rivier wordt gezamenlijk gefinancierd door Vietnam en China. De oostelijke autoweglijn (Kunming, Nanning, Hanoi) is klaar van Chinese kant en wordt een autoweg langs Vietnamese zijde. Voor de noordelijke corridor werd tussen China en Myanmar een gezamenlijke werkgroep opgestart die een master plan uittekent. Ook de besprekingen om de grensformaliteiten te vergemakkelijken, schieten op. Dit jaar zouden ook heel wat secties klaar moeten zijn van de “Pan Asia Railway” en China helpt de buren met de uitbouw van deze spoorlijn, onder meer door doenbaarheid studies. De Mekong is nu bevaarbaar gemaakt van gedurende de helft van het jaar tot praktisch het gehele jaar. In 2010 vlogen 10 rechtstreekse Chinese vluchten naar de ASEAN-landen en omgekeerd voeren 18 luchtvaartmaatschappijen 380 vluchten uit op China iedere week. De volgende logische stap is het op elkaar afstemmen van de zeeverbindingen.
De samenwerking tussen de Mekong-landen begint ook op te schieten op het vlak van de uitbouw van het elektriciteitsnetwerk. Al vanaf 2004 begon China elektriciteit te exporteren naar Vietnam. Momenteel stuurt “China Southern Power Grid” elektriciteit naar 8 Vietnamese provincies. In augustus 2011 had China Vietnam in totaal al voor meer dan 20 miljard kWh geleverd “Guangdong Nuclear Power Group” onthulde in 2009 haar interesse om Vietnam te helpen haar eerste kerncentrale van 2 reactoren van 1000 MW te bouwen. Ook aan vier provincies in Noord-Laos levert China Southern Power Grid elektriciteit: in augustus 2011 had China al 136 miljoen kWh naar Laos gestuurd. Omgekeerd heeft China ook al voor 4,6 miljard kWh uit Myanmar geïmporteerd, vooral na het afwerken van waterkrachtcentrales. Met Laos is eveneens samenwerking op dit vlak in de maak. Andere domeinen van samenwerking betreffen de aanleg van infosnelwegen, landbouw, milieu, gezondheid, toerisme, HR en drug bestrijding.
Neem samenwerking in onderwijs en technologie bijvoorbeeld: sinds 2008 lopen met Thailand en Vietnam 37 uitwisselingsprogramma’s op korte en 36 samenwerking-onderzoeksprogramma’s op lange termijn. 50.000 studenten uit ASEAN studeren in China en 70.000 Chinese in de ASEAN-landen. De bedoeling is dit tegen 2020 op 100.000 studenten te brengen langs beide zijden In de toekomst wil China in Yunnan een internationaal centrum oprichten voor technologietransfer, zowel betreffende groene energie, energiebesparing, gezondheid als landbouw. Op dat vlak zal in de toekomst samengewerkt met de klemtoon op voedselveiligheid en op de harmonisering van de normen m.b.t. inspectie en quarantaine van de landbouwproducten. Grensoverschrijdende stations en controlelabs zullen worden opgezet. Wat de samenwerking in de gezondheidszorg betreft, ligt de nadruk op preventie van aids, malaria en knokkelkoorts in de grensstreken. Met betrekking tot het bestrijden van drugs geeft China financiële steun voor het kweken van vervangende gewassen. Het zijn vooral Yunnan en Guangxi die met hun gezamenlijke bevolking van 97 miljoen het nauwst betrokken zijn bij hun Mekong buren. Beide provincies realiseerden in 2010 een gezamenlijk brp van 1.672 miljard yuan. Yunnan telt 15 etnische minderheden die langs weerszijden van de grens leven. Guangxi heeft van haar kant de uitbouw van de Beibugolfregio (Golf van Tonkin) op het oog. De beide provincies werken qua toerisme eveneens samen met de andere Mekong-landen en daarbij wordt de mogelijkheid van 1 visa-systeem voor de regio onderzocht.
Handel en investeringen
China is al ASEANs grootste handelspartner, terwijl ASEAN China’s derde grootste handelspartner is. In juni hadden beide zijden wederzijds voor 85 miljard $ geïnvesteerd. De Chinese investeringen die 15 miljard $ bedragen, stijgen momenteel sterk. In 2010 werd China de belangrijkste investeerder in Myanmar, Laos en Cambodja. Het is Thailands vijfde investeerder en werd in 2011 Vietnams vierde. Qua handel zijn de betrekkingen het meest ontwikkeld met Vietnam en Thailand. In 2011 bedroeg de bilaterale handel met Thailand 57 miljard $ en deze met Vietnam 3,5 miljard $; met Laos en Cambodja bedroeg deze 2,5 miljard en maar 317 miljoen. China investeerde in Vietnam voor 4,7 miljard $ waardoor het de dertiende investeerder is. De bilaterale handel bedroeg in 2011 11 miljard $ en dit cijfer zou naar verwachting tot 60 miljard stijgen in 2015.
China is dus de belangrijkste investeerder in Cambodja en vormt ook met 247.197 toeristen in 2011 de derde belangrijkste toeristische bestemming na Vietnam en Zuid-Korea. China exporteert naar Cambodja voornamelijk textiel, hightech, elektromechanische producten, staal, kledij en importeert rubber, timmerhout en ook kledij en landbouwproducten. De bilaterale handel verdrievoudigde op 3 jaar tijd tot 2,5 miljard $ in 2011, maar de Cambodjaanse uitvoer blijft minimaal met 148 miljoen $ dat jaar. In september 2011 had China in totaal al voor 8,8 miljard $ in het land geïnvesteerd, gevolgd door Zuid-Korea met 4 miljard. 50% van de Cambodjaanse grondconcessies sinds 1994 zijn in handen van 107 Chinese firma’s. 23 komen uit de grondstoffensector, 5 bouwen dammen voor waterkracht en 66 investeren in de agribusiness. Bij China’s invoer uit Laos behoort kopererts en gewalst koper, de andere producten zijn gelijkaardig met Cambodja.
In Myanmar heeft China in totaal al voor 14 miljard $ geïnvesteerd zij het dat de 3 grootste projecten (de Myitsonedam, de CNPC pijplijnen en Norinco’s Mongywa kopermijn) op zich al goed zijn voor 8 miljard $. De pijplijn die gas van aan de kust naar Kunming levert, functioneert al de petroleumpijplijn wordt nog dit jaar functioneel. Sinds de president zich meer op het westen ging afstemmen kwamen er niet gek veel Chinese investeringen meer bij (ctr infra).
De bilaterale handel met Thailand bedroeg in 2010 52 miljard $, Thailand had 3,2 miljard geïnvesteerd in China en China investeerde meer dan 1 miljard in Thailand. Samen bouwen ze het Rayong Industrial Park uit. Met Vietnam bedroeg de bilaterale handel 30 miljard, de helft meer dan in 2008. Vietnam investeerde 120 miljoen $ in China en China 990 miljoen in Vietnam. Ze bouwen het Longjiang Industrial Park uit. China Nonferrous Metal Mining Corporation heeft in 2008 in Vietnam een kopersmelterij gebouwd waardoor Vietnam zelf koper kan produceren en niet meer afhankelijk is van invoer.
China verleent aanzienlijke hulp aan Cambodja, Laos en Vietnam: zo heeft de Chinese regering de Nationale Cultural Hall in Laos gebouwd en ook de nieuwe burelen van de regering in Cambodja. Aan de Chinese hulp hangen geen politieke voorwaarden vast. Traditionele geldschieters als de Wereldbank en de Asian Development Bank aarzelen zich te engageren in projecten met mogelijks ernstige ecologische of sociale weerslag. De Mekong-landen vinden de na te leven milieunormen nogal zwaar en lastig vermits de goedkeuring van projecten jaren in beslag kan nemen. Erger in de praktijk blijken informele of onwettelijke handel in goederen echter wijd verspreid. Sommige staatsambtenaren in Vietnam schatten bijvoorbeeld dat dat de meerderheid van de uitvoer van steenkool en rubber naar China informeel verloopt, dus zonder het betalen van uitvoerrechten aan de staat noch het bijhouden van de hoeveelheden. In Noord-Laos zetten Chinese bedrijven informele operaties op voor suiker, cassave, mais en hout. In Cambodja worden Chinese firma’s verdacht van informele operaties in hout, goud en grondstoffen maar dit is niet formeel bewezen. Wat de 3 kritieke sectoren agribusiness, waterkracht en mijnbouw betreft, bestaat wel een verschil tussen deze 3 landen. In Cambodja en Laos zijn de Chinese investeringen in deze sectoren aanzienlijk. Voor Vietnam liggen de Chinese investeringen enkel hoog in de mijnbouw.
Meer concreet zijn het Chinese staatsondernemingen die een aanzienlijke speler geworden bij het winnen van de grondstoffen in deze 3 landen. Bijvoorbeeld is de “China Nonferrous Metals International Mining” actief in de kopermijnen in Vietnam en de bauxietmijnen in Laos. Chalco (Aluminium Corporation of China) heeft met Thaise en Laotische firma’s een milieueffectrapport opgesteld voor bauxietmijnen waarvan in de toekomst veel wordt verwacht. De winning van grondstoffen is alsnog kleinschalig en arbeidsintensief. De voornaamste bouwer van stuwdammen voor waterkracht “Sinohydro Corporation” ontwikkelt talrijke projecten zowel in Laos als in Cambodja, naar verluidt meer dan twintig. Dit is niet het geval in Vietnam waaraan China zoals vermeld wel stroom levert. Tegen 2015 zou dit naar verwachting 2000 MW bedragen. Ook het merendeel van de turbines en andere uitrusting voor de kleine- en middelgrote Vietnamese waterkrachtcentrales komt uit China.
Tot nog toe was de landbouwproductie in Laos en Cambodja hoofdzakelijk voor lokale productie en ontbrak input op grote schaal. Deze tijd is voorbij want China zorgt zowel voor investeringen als voor een afzetmarkt. China investeert in cassave, rietsuiker, palmolie, eucalyptus, cashewnoten en mais. De vraag van de Volksrepubliek naar rubber heeft bij de zuiderburen al geleid tot reconversie van landbouwgrond voor de rubberproductie. China’s groeiende aanwezigheid zorgt voor nieuwe opportuniteiten in de betrokken arme landen, maar brengt ook risico’s op milieu- en het sociale vlak mee. China steunt de Equatorprincipes voor banken, de groene kredietpolitiek en de strategieën voor participatie van omwoners. Na discussie met de NGO “International Rivers” heeft China’s grootste dammenbouwer Sinohydro een politiek raamakkoord getekend over de na te leven werkwijze op het vlak van duurzame ontwikkeling. Ook “China’s International Contractors Association” verbindt zich tot het naleven van de basis sociale- en milieuprincipes.
Theorie en praktijk
Hoe de ontwikkelingsplannen al of niet kaderen in een milieupolitiek, analyseren we op de twee vlakken: vooreerst het vrijhandelsakkoord tussen China en ASEAN “ASEAN-China Free Trade Area (ACFTA)” en vervolgens bij de GMS-Mekong landen in enge zin. Gezien China nogal wat grondstoffen betrekt uit de Mekong-landen doet dit op termijn de vrees rijzen voor hun uitputting. De uitvoer van hout uit Thailand naar China steeg van 31 miljoen $ in 2000 tot 44 miljoen $ in 2009, terwijl de Vietnamese houtuitvoer tijdens dezelfde periode groeide van 11 miljoen $ naar 327 miljoen $. Sinds 1997 betrekt Vietnam echter 80% van zijn benodigd hout (3 miljoen m3 per jaar) uit het buitenland, wat op zijn beurt Laos voor uitputting door de Vietnamese meubelsector doet vrezen. In tegenstelling tot de ecologische overeenkomst tussen Japan en ASEAN, bevat ACFTA geen bepalingen over milieuproblemen en dit op aandringen van de ASEAN-landen die vrezen dat de bepalingen voor hen te hoog zouden gegrepen zijn. Ook voor de vrijhandelszone tussen ASEAN en Nieuw Zeeland plus Australië, werd op aanvraag van de ASEAN-landen het milieu geschrapt. Zo argumenteerde directeur Ramon Kabigting van het Filipijns ministerie van Handel dat ze daar noch de infrastructuur noch de wetten voor hebben.
Op de elfde top in 2011 tussen China en ASEAN te Jakarta werd op aandringen van premier Wen Jiabao toch een strategie voor samenwerking op milieuvlak aanvaard. Daaruit zijn al heel wat seminaries en workshops uit voortgevloeid, maar het meest tastbare gevolg was het in Beijing gebaseerde China-ASEAN Environmental Cooperation Centre (CAEC). Volgens directeur Tang Dingding zal vooreerst samengewerkt worden opdat de nijverheden milieuvriendelijke technologieën aanwenden, een dito uitrusting gebruiken en ook milieuvriendelijke producten vervaardigen; universiteitsstudenten zullen opgeleid worden om van elkaar te leren; en ten derde zal samengewerkt m.b.t. eengemaakte standaarden, recyclage-economie, schonere productie en biodiversiteit. Ondertussen grijpen al regelmatig vergaderingen plaats tussen de ASEAN-ministers van milieu en ook deze van ASEAN plus 3.
Bij de GMS-Mekonglanden werd al in mei 2005 een milieuprogramma afgesproken en het duurzaam gebruik van de natuurlijke rijkdommen is een van de vijf hoofddoelstellingen van het GMS Strategisch Raamwerk.Toch heeft deze bekommernis zich nog te weinig vertaald in de handelspraktijken. Er wordt wel gemopperd dat China’s weinig gecoördineerde plannen tot de bouw van waterkrachtcentrales een gevaar kan worden voor het milieu en een explosieve concurrentie kan te weeg brengen tussen de hoger- en de lager liggende Mekongstaten. Anderen vinden dat de milieukost de prijs is die moet betaald worden voor China’s investeringen en de verdere uitbouw van het elektriciteitsnetwerk. De 18 joint-venture waterkrachtcentrales die China in Kachin (Myanmar) bouwt, zouden 20.760 MW elektriciteit leveren. De president heeft echter de bouw van de grootste dam de Myitsonedam stil laten leggen wegens breed maatschappelijk protest en omdat de elektriciteit uit de dam te weinig het eigen land zou ten goede komen.
Energie
Hoewel wel opmerkingen kunnen gemaakt over de milieueffecten van de geplande auto-en spoorwegen, is vooral de energiesector het meest cruciaal met betrekking tot de te verwachten economische ontwikkeling en de milieuduurzaamheid daarvan. Hieronder belichten we drie deelaspecten: de noodzaak om de elektriciteitsnetwerken onderling te verbinden, de kwestie van de bouw van waterkrachtcentrales en het aandringen van ASEAN op een aardgaspijplijn. ASEAN dringt bij de Mekonglanden aan tot het gebruik van hun aardgas want daarvan bestaan grote voorraden in niet-GMS-landen van Zuidoost Azië. Het concept van een aardgaspijplijn van Thailand over Maleisië, Sumatra en Java werd al aanvaard in 1999 te Bangkok; Petronas (Maleisië) maakte een master plan en de ASEAN-ministers van energie tekenden een MoU in 2002. Ondertussen werden 11 grensoverschrijdende verbindingen gelegd met een totaal van 3020 km aan pijplijnverbindingen.
Een gediversifieerd aanbod van energie vereist vooral een onderling verbonden infrastructuur en dit niet in het minst bij de elektriciteit. De GMS-landen beslisten te Bangkok in 2004 voor de eerste maal tot samenwerking in deze sector. Een Roadmap die uitblinkt in goede voornemens werd uitgetekend en aangenomen in juni 2009. Een sub regionaal energieforum moet minstens elk jaar de vooruitgang beoordelen. Indien nodig kan de Roadmap om de 2 tot 3 jaar worden bijgesteld. Jaren verstreken ondertussen maar uit een Zweedse studie blijkt dat er eigenlijk maar weinig verbindingen bestaan tussen de elektriciteitssystemen in de GMS. Wat volgens die studie bestaat zijn elektriciteitslijnen die hun kracht halen uit centrales uit een ander land en deze importeren: dus een soort uitbreiding van het binnenlands net om energie te betrekken uit het buitenland. Nochtans wijzen studies uit dat regionale samenwerking qua elektriciteit over 20 jaar gespreid de kost met 19% of 200 miljard $ kan drukken en de afhankelijkheid van invoer met 5,5% verminderen. Ook de broeikasgassen zouden minder snel stijgen. 585 miljard $ investeringen zullen echter nodig zijn voor de uitbouw van het net en na integratie van sociale en economische kosten blijken 238 GW nieuwe capaciteit nodig, waarvan 11 GW off-grid.
Een probleem bleek vooral de opvolging door een permanent secretariaat en om dit tekort op te vangen werd vorig jaar een Regional Power Coordination Center (RPCC) in het leven geroepen. Tussen de betrokken regeringen werd in december 2012 een MoU getekend en dit centrum zal worden voorbereid door twee werkgroepen: de ene werkgroep spitst zich toe op de benodigde technische operaties met inbegrip van het financiële, de andere houdt zich bezig met normen en standaarden.
Op het terrein echter wordt de toestand de facto het best geïllustreerd met Laos dat ook de batterij van de regio genoemd. De waterkrachtcentrales en elektriciteitsgebieden op haar grondgebied zijn geografisch onderverdeeld tussen de respectieve monopolie-opkopers van Thailand, Vietnam en de VRC. Het exportland Laos kan de drie operatoren niet onderling in concurrentie brengen om tot een betere prijs te komen. De toestand is weinig beter in Cambodja waar Vietnam de monopolie-opkoper is van de elektriciteit opgewekt door de waterkracht. Deze nefaste situatie kan volgens de ADB wel doorbroken worden door de bouw van een ruggengraat-netwerk van 500 kV in Laos, want door de onderlinge connectiviteit kunnen meer potentiële kopers worden aangesproken. Voorts kan de interconnectiviteit tussen de systemen van Thailand en Vietnam een opstap zijn tot een regionale markt omdat dit de 2 grootste markten zijn buiten de PRC.
Het is vooral met de nieuw geplande waterkrachtcentrales dat het milieuprobleem zich het scherpst stelt. Een recente telling vond in de regio breed gesproken 82 bestaande projecten en 179 potentiële. Een twintigtal in China zijn ofwel al gebouwd ofwel in het stadium van doenbaarheid studie. Een twaalftal andere staan op de agenda van de ontwikkelaars uit China, Maleisië, Vietnam en Thailand. Over de waterkrachtcentrales heeft de ADB een studie gemaakt waarvan het eindrapport dateert uit september 2010. De visopbrengst zou tussen 26% en 40 % lager liggen, 100 soorten zijn bedreigd, de landbouw zou ook beduidend minder opbrengen en economisch zou er verlies zijn zelfs na wat de waterkracht opbrengt. Laos zou het meest profiteren van inkomen uit export van stroom. Vietnam en Thailand zouden van hun kant als invoerders hun voordeel doen bij een lagere elektriciteitsprijs. Waterkrachtprojecten op de hoofdstroom zullen een negatieve invloed uitoefenen op visserij en landbouw. Thailand en Laos krijgen het meest baten, terwijl Cambodja en Vietnam de hoogste kost dragen. Op milieuvlak kunnen de projecten leiden tot ernstige verliezen op lange termijn van de natuurlijke systemen en ook van de biodiversiteit. Het strategisch milieueffectrapport pleit er voor dat de beslissingen over de inplanting van waterkrachtdammen op de hoofdstroom gedurende 10 jaar zouden verdaagd worden, met een herbeoordeling om de 3 jaar. Naast dit officieel rapport maakte de Universiteit van Princeton ook een studie over de weerslag van de geplande waterkrachtcentrales en deze studie besloot dat de weerslag van de dammen op de bijrivieren zelfs nog meer schadelijk zijn dan deze op de hoofdrivier. De Lower Sesan 2 zou de vis-biomassa met 8% verminderen in de vlaktes van Cambodja en Vietnam. De studie vond dat vanaf 30 terawatt-uur per jaar aan elektriciteitsopwekking er een snelle val is van de visopbrengst. Andere studies bekritiseren dan weer dat het geheel aan dammen meer dan de helft van het sediment zou doen neerslaan. Nog anderen wijzen op de mogelijke nefaste weerslag op de visserij: niet enkel leven de rijstboeren ook van het kweken van vis, maar in Laos vormen vis en zeevruchten de voornaamste bron van proteïne voor de bevolking. Sommigen pleiten er voor de dammen zoveel mogelijk upstream te houden om de visserij downstream te sparen. De uitdagingen in Zuidoost Azië zijn groot, de onderlinge tegenstellingen en belangen niet gering, maar het zal enkel door meer concreet en efficiënt samenwerken zijn dat stap voor stap duurzame resultaten kunnen worden geboekt.
PS: nog gisteren 11 oktober stond in de Vientiane Times dat vicedirecteur Bounchan Douangvilay van het Laos Renewable Energy and New Materials Institute een overeenkomst sloot met het International Center on Hydropower uit Yunnan voor de kleinschalige ontwikkeling van waterkracht in Laos.
Selecte bibliografie
ADB, 2013, Assessment of the Greater Mekong Subregion Energy Sector Development Progress, Prospects and Regional Investment Priorities.
ADB, 2012, The Greater Mekong Subregion at 20, Progress and Prospects
Dosch, Jörn (2011), Reconciling Trade and Environmental Protection in ASEAN-China Relations: More than Political Window Dressing?, in: Journal of Current Southeast Asian Affairs, 30, 2, 7-29.
KIM Kyung-Hoon, The Potential of ASEAN Revisited, April 2013, Seri Quarterly
Rethinking Investments in Natural Resources: China’s Emerging Role in the Mekong Region, 2008, 2008 – Heinrich Böll Stiftung, WWF and International Institute for Sustainable Development
Country Report on China’s Participation in Greater Mekong Subregion Cooperation, Xinhua), 2011-12-16
Prof LU Guangsheng , Paper presented to First Thai-Chinese Strategic Research Seminar, Bangkok, 24-26, Aug., 2012 Economic Relations between China and GMS Countries: Contents, Characteristics and Implications, Institute of Southeast Asian University,Yunnan University, PRC
Sun Yi: Vice FM Fu Ying Interviewed on China-ASEAN Relations
“Push China-ASEAN Relations to Continuously Scale New Heights, Xinhua Asia-Pacific Service
HENG, Pheakdey (2012), Cambodia–China Relations: A Positive-Sum Game?, in: Journal of Current Southeast Asian Affairs, 31, 2, 57-85.
SUN, Yun (2012), China and the Changing Myanmar, in: Journal of Current
Southeast Asian Affairs, 31, 4, 51-77.
WWF, The Greater Mekong and Climate Change, Biodiversity, Ecosystem Services and Development at Risk, October 2009
The New Great Walls , A Guide to China’s overseas Dams industry, Second edition
November 2012 by International Rivers