Deflatie vooral in rurale gebieden bestrijden

 

China’s economie wordt reeds 3 jaar geplaagd door een deflatie. De regering heeft als stimulans reeds de lonen en uitkeringen van de lagere sociale categorieën in de steden verhoogd. Het is echter vooral in de landelijke gebieden dat de koopkracht moet opgetrokken en een infrastructuur dient aangelegd zodat de boeren bijvoorbeeld hun huishoudtoestellen niet meer als decoratie moeten gebruiken. De landbouw zal gereorganiseerd worden met klemtoon op kwaliteit en de integratie van productie, verwerking en marketing. De vlucht van de boeren naar de steden kan opgevangen door het oprichten van nieuwe steden.

De deflatie en het gebrek aan vraag in de Chinese economie begon op te duiken sedert halfweg 1997. Sedertdien is het prijspeil beginnen zakken. De hervormingen in de staatsondernemingen die werkloosheid veroorzaakten en het doorbreken van de zgn. ijzeren rijstkom (gegarandeerd inkomen), hadden als gevolg dat de consumenten meer behoedzaam hun geld uitgaven. De Aziatische crisis beïnvloedde daarbij de export ongunstig. Geschat wordt dat er in China een industriële overproductie is van één vierde tot één vijfde. De oproep van Deng Xiaoping tot hogere groeivoeten in 1992 veroorzaakte een oververhitting met prijsstijgingen van 50 tot 100% over drie jaar, in de oliesector bedroeg deze bijna 200 %. In de staalsector waarin de prijs met 100 % steeg, werd door alle regio’s geïnvesteerd zodat de productie aangroeide van 80 miljoen ton tot 190 miljoen ton. Hoewel er in China een overcapaciteit is van ongeveer 100 miljoen ton staal, worden er tezelfdertijd staalplaten en gerold staal geïmporteerd omdat de productiecapaciteit daarvoor dan weer ontbreekt. De zelfbedruipingsgraad van koud-gerolde staalplaten is 65 %, beloopt 37 % bij analoge silicoon-staalplaten en qua inoxstaalplaten bedraagt deze maar 15 %. Overproductie deed de prijzen dalen en de verliezen stijgen. De bankleningen die nauwelijks terugbetaald kunnen worden, dateren vaak uit die periode. Er was overproductie in de textiel, bij de huishoudtoestellen en ook bij de investeringsgoederen. Nochtans vragen de boeren landbouwmachines, kunstmest, landbouwchemicaliën en uitrusting voor opslag, behoud en verwerking van landbouwproducten. De nuttigheidsgraad van de meeste ondernemingen in China zou gemiddeld onder de 70 % liggen, behalve bij gespecialiseerde kwaliteitsproducten. De nijverheid dient dus gereorganiseerd te worden en deze is ten volle bezig in de textiel, petroleum en de mijnen… Hoewel in de textiel reeds hoopvolle winstcijfers konden worden genoteerd, onstond bij de herstructurering werkloosheid. De regering heeft vorig jaar weliswaar de uitkeringen voor werklozen en steuntrekkers met 30 % opgetrokken, de wedden en pensioenen van ambtenaren en leraren verhoogd en voor dit alles 54 miljard gespendeerd waar 84 miljoen personen beter van werden. Toch ligt niet in de steden de knoop voor het overwinnen van de deflatie en het tegengaan van de overproductie.

Alhoewel de boeren 70 % van de bevolking uitmaken, vertegenwoordigt hun consumptieniveau maar 40 % van het nationaal totaal. Slechts 10 % van de duurzame consumptiegoederen wordt in de landelijke gebieden gekocht. De rurale gebieden liggen 10 jaar ten achter op de steden omdat het inkomen er minder dan de helft van het stedelijke bedraagt. In 1998 waren er nog maar 39 % kleurentelevisies, 10 koelkasten en 22 wasmachines op 100 boeren-families en dit terwijl er dus een overproductie is van duurzame consumptiegoederen. Indien de rurale ratio aan duurzame consumptiegoederen de stedelijke zou evenaren, is er nog werk voor alle Chinese producenten gedurende 17 jaar productie van koelkasten en wasmachines en 6,5 jaar van televisies.

Volgens sommigen is de kloof te wijten aan het spenderingsgedrag van de boeren. Bij nadere analyse blijkt deze verklaring geen steek te houden: er waren in 1998 op het platteland 32,6 bandrecorders wat het stedelijke cijfer (uit 1991) van 34,7 % zeer dicht benadert. De reden van het verschil ligt bij het feit dat infrastructuurfaciliteiten en bijkomende uitrusting niet nodig zijn bij bandopnemers terwijl elektriciteit, televisiesignalen en kraantjeswater wel nodig zijn voor kleurentelevisie, frigo’s en wasmachines. Het elektriciteitsnet is echter verouderd in de landelijke gebieden en de prijs van de stroom ligt er 3 tot 5 maal hoger dan in de steden. De televisiesignalen zijn zwak in de landelijke uithoeken en sommigen kunnen helemaal geen programma’s ontvangen. De helft van de landbouwgezinnen hebben geen kraantjeswater. De gebrekkige wegeninfrastructuur werkt er zeker niet de aanschaf van een moto in de hand. Naast het gebrek aan infrastructuur kennen de landelijke gebieden ook een gebrek aan winkels: de boerin moet naar de stad voor één derde van het voedsel en voor de helft van de kleding. Dit geldt voor 70 % bij TV, koelkast of wasmachine. We spreken dan nog niet over het gebrek aan naverkoop-diensten. Kortom de boeren kunnen hun huishoudtoestellen gebruiken als decoratie.

Er zijn reeds intelligente bedrijven die van de nood een deugd maken. Zo heeft de wasmachinefabrikant Xiaoya een wateropnamepomp aan zijn wasmachines toegevoegd voor het automatisch oppompen van water. De Masha cosmeticaproducent die met een overproductie zat in de steden, heeft producten op de markt gebracht die goedkoper, maar kwaliteitsvol zijn en deze zijn populair. Wat ook nodig is, zijn televisies met een hoge receptiviteit en die een hoge verandering in voltage aankunnen. Toch is het de overheid die vooral het gebrek aan infrastructuur moet verhelpen, te meer dat deze infrastructuurwerken de bestaande werkloosheid kunnen bestrijden. Tezelfdertijd moet ook het hele productieapparaat meer afgestemd worden op de rurale noden die prioritair moeten worden.

Infrastructuur

Onder meer om de deflatie te bestrijden besloot de Chinese regering in 1998 om 100 miljard yuan staatsleningen uit te schrijven die naar de bouw van infrastructuur zouden gaan. Daar kwamen in 1999 nog 60 miljard staatsleningen bij. Deze moeten de vertragende economie terug aanzwengelen. Voor de rurale gebieden wordt zowel geld uitgetrokken om de wateraanvoer als om het elektriciteitsnet te verbeteren. Het ministerie van Watervoorziening heeft een plan om 360.000 waterwerken te bouwen die 2,4 miljoen ton drinkwater zullen laten vloeien tot bij de 24 miljoen rurale personen die niet genoeg drinkwater hebben. Daarnaast wil China tegen 2005 ook 6.700 wateraanvoer-projecten in de kleinere steden upgraden zodat 23 miljoen ton water gegenereerd wordt wat nodig is voor de lokale ondernemingen. Door de uitvoering van de plannen zouden volgens het ministerie 80 % van China’s 44.000 kleine verstedelijkte gebieden over kraantjeswater beschikken. Eenmaal de boeren over wateraanvoer beschikken wordt verwacht dat ze zelf spontaan de keuken- en de toiletrevolutie doorvoeren zodat de door Paul Muys beschreven collectieve plank met gaten tot het verleden kan behoren.

Volgens de Staats-Ontwikkelings-en Plancommissie zal de staat op drie jaar 180 miljard investeren in de bouw en renovatie van het elektriciteitsnetwerk in 550 rurale kantons. Bedoeling is ook tot een eenvormige elektriciteitsprijs te komen in stad en platteland. In de provincie Anhui heeft de recente aanleg van het net reeds de verkoop van elektrische apparaten, bouwmaterialen en machines verhoogd. De komende 5 jaar komen nog 400 kantons aan de beurt vooral in westelijk China. Nog steeds op het vlak van de investeringen, spendeerde China vorig jaar 180 miljard yuan aan de bouw van autowegen waarvan 20 miljard voor rurale wegen en 50 miljoen aan spoorwegen, goed voor 1500 km nieuwe spoorwegen waarvan er vorig jaar 1000 km af waren. De supplementaire infrastructuur heeft weliswaar de staatsschuld niet verlicht, maar heeft toch geholpen dat China niettegenstaande de crisis in Azië toch op een BNP-aangroei van 7,1 % kon bogen.

Rurale ondernemingen

De laatste 20 jaar waren de rurale ondernemingen de grootste jobsverschaffers om het boerensurplus op te vangen. In 1998 realiseerden ze een derde van het Bruto Nationaal Product, droegen bij voor één vijfde tot de belastingen en vertegenwoordigden ze een derde van de export. De 20 miljoen rurale ondernemingen stelden 132 miljoen personen te werk, brachten een derde van het boereninkomen op en staan reeds in voor drie vijfden van de toegevoegde waarde op het platteland. Bij de rurale ondernemingen vertegenwoordigen collectieve ondernemingen ongeveer twee derden van het geheel. Gedurende het achtste vijfjarenplan zorgden deze bedrijven voor 35 miljoen supplementaire banen. Hun productie staat in voor 17 % in elektronica en communicatieuitrusting, 26 % bij de machines, 40 % bij steenkool en cement, 43 % in voedsel en dranken, 80 % in de kledij, 95 % in middelgrote en kleine landbouwwerktuigen en 95 % in stenen en vloeren. Zo worden de bekende merken Kelong (airco’s), Rongsheng (frigo’s), Gelanshi (microwaveovens), Wanjiale (ovens), Yage’e(hemden), Xuebao (vesten)… door rurale ondernemingen gemaakt.

Onder meer door de invloed van de Aziatische crisis begon hun groei te tanen. Het groeipercentage viel in ’96-’97 op 29 %. In 1998 kwamen er 3 miljoen dergelijke nieuwe jobs bij of één miljoen minder dan het jaar voordien, andere bronnen hebben het over een achteruitgang van meerdere miljoenen jobs. Ook de tekorten stegen met 15 miljard tot 60 miljard yuan en dit meestal bij KMO’s. Vastgesteld werd dat sommige rurale ondernemingen de wet overtraden inzake belastingen en het leefmilieu, eveneens de arbeidsveiligheid verwaarloosden en minderwaardige producten op de markt brachten. De regering vatte echter de stier bij de horens. Vele vervuilende bedrijven werden gesloten en in 1997 ging voor het eerst het aantal dergelijke bedrijven achteruit. Er werd een wet op de rurale ondernemingen gestemd en voor de eerste maal kwam ook hun groeiritme in het ontwikkelingsplan van de staat. Volgens vice-minister van landbouw Wan Baorui moeten de rurale ondernemingen zich meer toespitsen op het verwerken van landbouwproducten. Dit lijkt vanzelfsprekend maar volgens hem zijn er maar 350.000 rurale ondernemingen die dit effectief doen en ze vertegenwoordigen een vierde van de productie bij de collectieve ondernemingen. De verwerking van landbouwproducten vertegenwoordigt maar 20 % van de Bruto Landbouw Productie, terwijl dit in ontwikkelde landen soms meerdere malen het geval is.

Het ministerie poogt tegen eind dit jaar het aantal tewerkgestelden in de rurale ondernemingen op 160 miljoen te brengen en dit met een toegevoegde waarde van 3000 miljard. Ook wordt het uitoefenen van het eigendomsrecht in de rurale bedrijven geherdefinieerd naar analogie van de staatsondernemingen. De bedrijven moeten ook autonome entiteiten worden die bestuurd worden door een Raad van Bestuur die samengesteld is door de investeerders. De lokale overheden dienen te superviseren. De Chinese overheid prijst echter diverse modellen aan opdat de boeren zich zouden aaneensluiten in collectieven en coöperatieven (al of niet met aandelen), om zo hun vertegenwoordigers te sturen naar de Raden van Bestuur. Ook aan de kwaliteit van het management en aan moderne technologie wordt veel aandacht besteed. De richting waarin men de rurale ondernemingen wil uitsturen staat echter symbool voor de richting van de gehele landbouw in de toekomst. Meer en meer wordt duidelijk dat de Chinese overheid streeft naar een geïntegreerde industrialisering van de landbouw waarbij de landbouwproductie geïntegreerd wordt met de nijverheid en de productie met handel en marketing. Tenslotte is het ook zo dat de samenwerking tussen rurale ondernemingen in het oosten en het westen gestimuleerd wordt en sedert 1993 werden zo 30.000 samenwerkingsakkoorden getekend met een totale investering van 70 miljard yuan.

Inkomen

Het kan triviaal lijken, maar de centrale as voor het opbouwen van een solide binnenlandse markt is het verhogen van het inkomen van de boeren zelf. De koopkracht van de boeren bedraagt in China maar 40 % van de stedelijke, waar die verhouding bijvoorbeeld in Vietnam op 70 % ligt.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat uit opiniepeilingen blijkt dat meer dan 90 % van de landbouwers wensen dat hun kinderen de stiel niet voortzetten. Hoe het boereninkomen verhogen is de hamvraag.

Er kunnen een viertal groepen onderscheiden worden: de welstellende boeren die meer dan 3000 yuan verdienen vertegenwoordigen 18 % van het totaal; 24 % zit op het niveau tussen 2.000 en 3000 yuan of tussen het overlevingsniveau en welstand; 42 % bevindt zich op het overlevingsniveau tussen 1000 à 2000 yuan en 6 % is arm met minder dan 1000 yuan jaarlijks.

Voorafgaande voorwaarde voor het optrekken van het boereninkomen is dat de lasten van de boeren verminderd worden. Volgens een steekproef van de Administratie van de belastingen bij 5000 landbouwersgezinnen betaalde de boer die gemiddeld een inkomen had van 2.096 yuan, 195 yuan aan de belastingen naast 149 yuan aan allerhande andere taksen. Hoewel de nationale overheid reeds vastgelegd heeft dat hoogstens 5 % van het boereninkomen mag afgeroomd worden voor lokale belastingen, maken sommige lagere overheden er een sport van de boeren uit te melken door de meest diverse taksen te heffen, waarmee ze zich dan een eigen hofhouding in stand houden. Er zijn gevallen bekend waarbij bepaalde departementen met tractoren jaarlijks per tractor 2.700 yuan aan taksen moeten betalen. De nationale overheid heeft reeds aangegeven dat lagere administraties moeten ontvet zodat de lasten van de boeren omlaag kunnen en heeft ook een plan uitgewerkt waardoor in 80 % van de dorpen op 3 jaar tijd in financiële zaken openbaarheid moet komen zodat de boeren ook kunnen zien wat met hun geld gebeurt.

Om het boereninkomen te verhogen zijn twee zaken belangrijk, namelijk wat te kweken en wat/hoe te verkopen. Voor de eerste vraag is het belangrijk dat landbouwproducten met meer toegevoegde waarde gekweekt worden, met andere woorden een landbouw met nadruk op kwaliteit en technologie is noodzakelijk. Immers voor elke yuan productie-, verwerking- en opslagkost wordt in de USA 3,7 yuan verdient (US$ 0,45), in Japan 2,2 yuan en in China maar 0,38 yuan.

Voor de tweede vraag is het van belang de interface tussen productie en verkoop te verbeteren. Daartoe wordt geopteerd voor 3 sleutels: een industrialisering van de landbouw en het cultiveren van een systeem van groothandel, een intermediair dienstensysteem en tenslotte een informatiesysteem.

Wat kweken?

Bij het aanpassen van de productiestructuur in de landbouw vindt minister van landbouw Chen Yaobang ook een diversificatie en een optimalisatie in de regionale structuur van de landbouw noodzakelijk. In de oostelijke kustgebieden en de rand van grote en middelgrote steden wordt gestreefd naar gewassen met hoge toegevoegde waarde en naar gespecialiseerde exportproducten zodat geëvolueerd wordt naar een exportbasis van kwaliteitsproducten. Centraal China speelt zijn voordeel uit wat graanproductie betreft zowel qua handelsgraan, gespecialiseerd behandeld graan als veevoedergraan. Westelijk China en regio’s waar het leefmilieu pover is moeten de ontwikkeling van specialisatie en efficiency-landbouw bevorderen met klemtoon op maatregelen tot waterbeheersing. Het is echter duidelijk dat de overheid een voluntaristisch plan zal moeten uitwerken om dit in het westen gedaan te krijgen.

De minister is voorstander om de oppervlakte voor katoen, suiker en tabak te verminderen terwijl de basis voor graan, katoen en suiker van hoge kwaliteit gestabiliseerd wordt en de productie van gespecialiseerde gewassen met hoge waarde gepromoot wordt. Kwaliteitsarme variëteiten zoals de vroege zuiderse langwerpig-plakkerige rijst, wintergraan van bezuiden de Yangtse en lentegraan uit het Noordoosten zullen langzaam afgebouwd. De kwaliteitsvolle sojabonen uit het Noordoosten zullen sterk ontwikkeld worden en ook de kwaliteit van maïs zal verbeterd met de focus op kwaliteitsvoer. Bij het katoen ligt de klemtoon eveneens op kwaliteit en dit in functie van de textielnijverheid. Ook de ontwikkeling van de veestapel wordt als een lijn voor de toekomst gezien en het moment daarvoor is gunstig gezien de pakhuizen met graan overvol zitten. In het oosten worden industriële fokmethodes bij het vee gestimuleerd, in het westen komen meer ecologische methodes aan bod, een uitbreiding van het grasland, met het verhogen van het aantal gekweekte dieren per eenheid graasland. De fruitteelt zit eveneens in de lift en ook in de visserij staat een herstructurering op stapel met een vermindering van de vangsten behalve op de oceaan, meer accent op hightech watercultuur en ecologische methodes. China denkt er aan één derde van de overtallige boerenbevolking te transfereren naar bosbouw, dierenkweek en visserij. In de praktijk werd in 1998 reeds het aantal hectares waarop lentegraan geplant met 11 % verminderd en de Zuiderse rijst met 350.000 ha. De overheid besliste het graan van lage kwaliteit uit de sluiten van aankoop door de staat. Dit jaar wordt voor de eerste maal in het plan een vermindering van de graan- en katoen productie voorzien want in de stapelhuizen ligt een overschot van respectievelijk een jaar en anderhalf jaar productie.

Technologie

Om de landbouw op een modern en technologisch hoogstaand peil te krijgen is het noodzakelijk dat geïnvesteerd wordt in wetenschappelijk onderzoek en daar loopt het goed scheef in China. Hoewel het Negende vijfjarenplan voorschreef dat van de totale regeringsbudgetten voor research er 29 % naar landbouw zouden gaan, bleef dit percentage op 13 à 14 %. De echte budgetten voor landbouwonderzoek zouden volgens de Wereldbank gedurende de negentiger jaren met 4 % jaarlijks gedaald zijn en uitgedrukt per (in weliswaar in aantal toegenomen) onderzoekers met 25 à 30 %. Met de toenemende commercialisering van de research zijn de landbouwonderzoekers soms in 20 % van de gevallen bezig met activiteiten die niet rechtstreeks met onderzoek te maken hebben. Bij de commercialisering van de research vloeit dan nog maar 15 % terug naar onderzoeksprogramma’s ipv 30 % zoals afgesproken. Voor elke supplementaire yuan aan commercieel gegenereerd inkomen, is de regeringsbijdrage met 0,8 yuan gedaald.

Waar internationaal de vuistregel bestaat om 1 % van de landbouw BNP aan research te besteden, beliep het in 1996 en 1997 amper 0,38 %. Dit is een zesde van de ontwikkelde landen en ver onder het 0,65 % van ’s werelds 30 armste landen. Het personeel raakt gedemotiveerd en de helft ervan zou liever voor commerciële firma’s werken dan aan fundamenteel onderzoek doen. Het zal decennia duren vooraleer de achterstand met de andere landen is ingehaald: 45 jaar zijn nodig als de landbouw jaarlijks groeit met 4 % en de onderzoeksbudgetten verhogen met 5 % opdat het huidige cijfer van 0,38 % het niveau van 0,57 % zou halen. Een officiële werkgroep van het Ministerie van landbouw vindt een groei van 8 % nodig bij de investeringen in landbouwresearch om China’s 1,6 miljard bevolking te voeden.

Het is in het Westen onvoldoende bekend dat China 22 % van de wereldbevolking voedt met slechts 7 % van ‘s werelds vruchtbare grond. De uitdagingen naar de toekomst zijn nog groter: verwacht wordt dat de huidige gemiddelde oppervlakte per boer van 0,08 ha nog zal dalen tot 0,05 ha in 2030. Er is het probleem van de waterverspilling waarvan de gebruiksgraad enkel op 30 % wordt geschat. Voeg daarbij nog milieuproblemen zoals de jaarlijkse erosie van 5 miljard ton, het tot woestijn worden van grond en het kwijtspelen van 10 miljoen ha grasland en er is reden te over om ernstig te investeren in landbouwonderzoek als ingespeeld wil worden op de trend naar meer kwaliteit en een duurzame ontwikkeling. Hoewel ecologische landbouw en groene producten in China als vol worden aanzien, is hun aandeel in het geheel nog te marginaal.

Integratie

Behalve wat te kweken is nog belangrijk hoe de producten hun weg naar de consument vinden. Minister Chen Yaobang opteert hierbij voor de formule dat de industrialisatie van de landbouw kan bereikt worden door de integratie van boeren, kweek en verwerking en de integratie van productie, aanbod en marketing. Bij de integratie van de geïndustrialiseerde landbouwproductie met handel en marketing staat de handel centraal. De Chinese regering stimuleert dat boeren gemeenschappelijk collectieve organisaties opzetten die de aankoop van productiemiddelen, de verkoop van de landbouwproducten, de verwerking ervan plus de verkoop op binnen- en buitenlandse markt op zich nemen. Diverse formules zijn mogelijk en de reeds bestaande aan- en verkoopcoöperatieven kunnen hierin een rol spelen evenals nieuwe intermediaire organen kunnen opgericht, als de boer maar profiteert van de verwerking en de verkoop van zijn producten. Ook de staatshandelszaken uit de steden zullen van hun paard moeten afdalen en contracten dienen af te sluiten met boerenorganisaties als ze niet willen voorbijgestoken worden door individuele handelaars die reeds de rurale markt handig bespelen. Behalve nieuwe organisaties die boeren met de markt linken, wordt ook gestreefd naar het ontwikkelen van informatiediensten in landbouwgebieden. Zo heeft de provincie Fujian geïnvesteerd in een netwerk dat computers uit de provincie verbindt en informatie aanbiedt over 20.000 externe producten en 5000 uit de provincie: de gegevens worden door de media gepubliceerd en zo bereiken ze de boeren die een klaar zicht krijgen op vraag en aanbod zich snel kunnen aanpassen en zo hun inkomen kunnen verhogen.

Naast het boeren zelf is het eveneens zo dat in de rurale gebieden nieuwe groeipolen kunnen ontwikkeld worden vooral naar de dienstensector toe. Gemeenschapsdiensten voor ouderenzorg, kinderwelzijn, klusjes- en reinigingsdiensten dienen eveneens in de rurale gebieden gestimuleerd evenals toerisme, fotografie… Ook het systeem van krediet dient meer oog te hebben voor de noden van de landbouwers. Om de ongecontroleerde trek van migranten naar de steden tegen de gaan, plant China eveneens één derde van de 200 miljoen overtallige boerenbevolking permanent te huisvesten in nieuwe steden zodat het aantal stedelingen van 30 % tot 40 % stijgt. In deze kleinere steden zouden rurale ondernemingen voor werkgelegenheid zorgen evenals de nieuw aan te leggen infrastructuur. Hoe dan ook de uitdaging waarvoor de landbouw staat is immens. Het zijn echter vooral de boeren in het westen die nog niet voorbereid zijn voor de nieuwe richting naar meer kwaliteit. China plant in het komende vijfjarenplan een groots opgezet programma te ontvouwen die de ontwikkeling van de ver afgelegen westerse gebieden zal bevorderen. Hierover meer in een latere bijdrage wanneer het tiende vijfjarenplan bekend zal worden.

Selecte bibliografie

Hu Angang: Ways To Expand Domestic Demands, FBIS‑1999‑0823, Jingji Ribao , 2 Aug 99

Population, Expansion of Internal Demand, FBIS‑1999‑1017, Renmin Ribao , 11 Sep 99

Liu Jian On Improving Rural Markets, FBIS‑1999‑0921, Nongmin Ribao , 02 Sep 99

Lin Yifu: Rural Areas Key to Growth , FBIS‑1999‑0905, Jingji Ribao , 25 Aug 99,

Agricultural Restructuring Tasks Set , FBIS‑1999‑0830, Xinhua, 16 Aug 99

Renmin Ribao on Rural Market Prospects, FBIS‑1999‑0826, Renmin Ribao ,4 Aug 99

Agricultural Industrialization Discussed, FBIS‑1999‑0902, Jingji Ribao in Chinese 4 Aug 99

Vice Minister on Boosting Farmers’ Income, FBIS‑1999‑0825 , Jingji Ribao , 2 Aug 99

Study of Agricultural Investment, FBIS‑1999‑0515, Nongye Jingji Wenti , 23 Mar 99

Article Views Rural Situation, Problems , FBIS‑1999‑0322, Liaowang, no.9, 1 Mar 99

Jiang Zemin on Importance of Agriculture, FBIS‑99‑002, Xinhua, 30 Dec 98

Hu Angang on Deflation , FBIS‑1999‑0719, Guanli Shijie , 24 Jun 99

Implementing Agricultural, Rural Works, FBIS‑1999‑0313, Qiushi in Chinese 16 Feb 99

CPC Decision on Agriculture, FBIS‑98‑293, Xinhua, 18 Oct 98

Agriculture Minister on Industrialization, FBIS‑97‑197, Nongmin Ribao , 16 Jun 97

Township Enterprises Report , FBIS‑97‑081, Xinhua, 23 Apr 97

Agricultural Ministry On Enterprise Reform, FBIS‑97‑301, Nongmin Ribao , 9 Sep 97

PRC Gears Agriculture to 21st Century, FBIS‑99‑019, Jingji Ribao , 14 Dec 98

Series on Township Enterprises (1), FBIS‑98‑043, Renmin Ribao , 5 Feb 98

Jan Jonckheere     China Vandaag 1/02/2000

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *