We hebben enkele maanden geleden naar aanleiding van het interview van Frank Dikötter in Knack, een kritisch commentaar geplaatst bij zijn boek. De auteur komt nu terug naar België, deze keer voor een interview door Catherine Vuylsteke. Zal Vuylsteke de moed hebben het boek objectiever en dus kritischer te benaderen dan Knack ? Wij plaatsen hier alvast nogmaals onze bespreking.
“In Knack verschijnt deze week een interview met Frank Dikötter over zijn boek ‘Mao’s massamoord’. Hoe wetenschappelijk is Dikötter? Dikötter is professor in Hongkong gespecialiseerd in China. Om dit en zijn voorgaande boeken te schrijven deed hij uitvoerig onderzoek in Chinese archieven die de laatste jaren voor een beperkt aantal specialisten open gesteld worden. Zijn zijn stellingen daarom waar en wetenschappelijk?
Het eerste wat opvalt is dat Dikötter zich niet opstelt als wetenschapper, maar als ultraliberaal politicus. In de inleiding tot zijn boek schrijft hij: ‘In een veel algemenere zin, op het ogenblik dat de wereld zoekt naar een evenwicht tussen vrijheid en regulering , blijft de catastrofe van toen ons eraan herinneren hoe totaal verkeerd het is te denken dat staatsplanning een remedie kan zijn tegen chaos’. Hij begint in Knack met Kissinger te verwijten dat hij in zijn nieuwste boek ‘On China’ de Chinese leiders te veel vergoelijkt. Hoe komt een oude overtuigde Amerikaanse imperialist zover de Chinese leiders te vergoelijken? Simpel, Dikötter smeert hem meteen ongeoorloofde motieven aan: Kissinger wil zijn investeringen in China beschermen. Ook het enthousiasme van Dikötter over de duidelijk verkeerd vertaalde titel van de Nederlandse uitgave is meer politiek dan professoraal: in het Engels gaat het over de ‘Grote Hongersnood’, in het Nederlands over ‘Massamoord’. De essentieel politieke motivatie van Dikötter komt op het einde van het interview nog eens terug wanneer hij het heeft over het hedendaagse China: ‘Het beest (sic) ziet er nu wat aantrekkelijker uit maar de onderliggende structuur is dezelfde’. Controleren wat Dikötter schrijft over Mao vraagt wat moeite, maar het waarheidsgehalte van zijn uitspraken over het hedendaagse China controleren kan elke lezer.
Voor de bespreking van het boek grijp ik terug naar een aantal argumenten van Joseph Ball die het grondig bestudeerd heeft.
Vooreerst het gebruik van bronnenmateriaal: Dikötter werkt met beperkt toegankelijk of moeilijk toegankelijk bronnenmateriaal, veelal lokale archieven die hij niet kon kopiëren, alleen inkijken. Daardoor valt moeilijk te controleren of hij dit juist gebruikt. Maar enkele dingen vallen toch op:
Uit het schaarse bronnenmateriaal dat toch kon nagekeken worden blijkt volgens Ball dat hij de dingen uit de context haalt. Daartoe behoren twee van de meest bekende Mao-citaten uit zijn boek. Die komen uit notities van een onbekende over een informele toespraak van Mao in een hotel in Shanghai en 1959. De tekst daarvan is om een of andere reden wel in het bezit van Dikötter en twee correspondenten van Ball konden hem lezen. Zo zou Mao gezegd hebben ‘het is beter de helft te laten doodgaan, om de andere helft goed te kunnen voeden’. Het is zelfs niet duidelijk of die uitspraak correct genoteerd is, maar de rest van de toespraak maakt wel duidelijk dat Mao het retorisch of sarcastisch moet bedoeld hebben. In een ander citaat zou Mao ervoor pleiten de al hongerige boeren hogere graanquota te doen leveren aan de staat: ‘als jullie niet boven een derde gaan, zal het volk niet rebelleren’. Maar uit de volledige tekst blijkt dat dit derde niet als minimum, maar als bovengrens bedoeld was en Mao er juist voor pleitte om de boeren te sparen. In de discussie over deze citaten krijgen we het woord van Ball en zijn twee correspondenten lijnrecht tegenover dat van Dikötter, maar zo gaat het nu eenmaal wanneer je geschiedenis wil bouwen op geheime documenten.
Dikötter is helemaal niet kritisch ten aanzien van zijn bronnenmateriaal, zolang het maar in zijn beeld past. Hij haalt veel van zijn materiaal uit de rapporten van de onderzoeksteams die Liu Shaoqi naar het platteland stuurde op het einde van de Grote Sprong. Maar hij overweegt niet de mogelijkheid dat de politieke tegenstanders van Mao in die periode, Liu Shaoqi, Deng Xiaoping en anderen, die naar het einde van de Grote Sprong toe de macht van Mao feitelijk overnamen, wel eens, om argumenten tegen Mao te verzamelen, de toestand extra zwart zouden kunnen afschilderen. Hij is evenmin kritisch voor de negatieve bronnen over Mao die rond 1980 door Deng Xiaoping verspreid zijn tijdens zijn strijd met de maoïsten. Maar de cijfers over aantallen slachtoffers die op instructie van Deng berekend werden -16.5 miljoen- die verwerpt hij dan weer wel, niet omdat men van Deng misschien te negatieve cijfers over zijn politieke tegenstander mag verwachten, maar omdat Deng’s cijfers veel lager liggen dan die van Dikötter zelf. Niet alles wat Liu, Deng en anderen bekend maakten is uiteraard overdreven, dus het is niet verkeerd om dat aan te halen. Van datgene wat je dan citeert uitsluitend die cijfers in twijfel te trekken die tegen je eigen stelling ingaan is echter niet erg wetenschappelijk.
Hij heeft ook bronnenmateriaal gebruikt dat hij ‘gewoon op de vlooienmarkt’ kocht; dat zou hij toch wel kunnen publiceren? Bovendien is het onduidelijk welke precieze gegevens hij uit welke precieze bronnen haalt; dat maakt elke controle door een derde onmogelijk.
Naast incorrect gebruik van de bronnen wordt er veel gewoon geëxtrapoleerd op basis van anekdotes. Rapporten over een zeer erge toestand in één of enkele plaatsen laat hij zonder meer voor heel China gelden. Dat is manier waarop hij ‘op basis van nieuw archiefmateriaal’ tot het meest sensationele besluit van zijn boek komt: 45 miljoen doden; waarbij hij in Knack vlot toegeeft dat hij er met zijn pet naar gegooid heeft maar dat het er niet toe doet. Hij heeft de hoogste schatting genomen die een Chinees in 1979 maakte door extrapolatie van zeer fragmentaire gegevens, 32 miljoen doden, en daar 50% bijgedaan omdat hij op basis van weer andere anekdoten, in partijrapporten van 1962, de indruk krijgt dat deze studie de ernst van de toestand nog onderschat. In werkelijkheid bestaan er geen betrouwbare bevolkingsgegevens voor China in die periode, dus alles is grove schatting. In het Westen bestaat slechts één betrouwbare demografische studie van China in die periode, die van Judith Bannister uit 1987 ‘China’s changing population’ (nog steeds gemakkelijk te vinden in de tweedehandsboekhandels); Bannister heeft de beschikbare cijfers van vroeger gecontroleerd met de meer betrouwbare bevolkingspiramide begin jaren 80 en zo geprobeerd de vroegere cijfers te corrigeren of te reconstrueren; haar methode is niet 100% waterdicht en zij geeft geen definitieve conclusie maar suggereert een mogelijk totaal van ongeveer 30-40 miljoen Chinezen ‘te kort’: die zijn ofwel niet geboren ofwel te vroeg overleden.
Een ander sensationeel besluit van het boek: ‘het gaat niet om een hongersnood maar om een massamoord’, is al even weinig onderbouwd en evenzeer afhankelijk van anekdoten en is in feite een puur politiek statement. De ellende van de Grote Sprong zou dus niet het gevolg zijn van een verkeerd afgelopen ontwikkelingsstrategie en nog minder van de extreme weersomstandigheden in de jaren 60-61, maar een bewuste daad om miljoenen Chinezen de dood in te drijven. In Knack: ‘Wij schatten dat 6 à 8%, dus ongeveer 3 miljoen mensen, stierven door geweld en moedwillige uithongering’; als enige staving krijgen we het verhaal van een jongen die voedsel gestolen had en geboeid in een vijver geworpen werd; en we vernemen ook dat de nazi’s hun dwangarbeiders op dezelfde manier behandelden als de Chinezen hun communeleden. Het doet allemaal wat denken aan Jasper Becker, die in dat andere ‘baanbrekende’ boek ‘The Hungy Ghosts’ het klaarspeelde volkomen waanzinnige verzinsels als waarheid voor te stellen; zo zou een partijleider in Qisi, Henan 100 kinderen gekookt hebben om er mest van te maken; een verhaal dat Berlusconi op zijn beurt gretig aandikte toen hij in 2006 publiekelijk verklaarde dat de Chinezen kinderen koken om mest te maken. Nog een sensationele bewering – 30-40% van alle huizen zouden vernield zijn- is gebaseerd op extrapolatie van door Liu Shaoqi, ten behoeve van de propaganda, dik in de verf gezette verhalen over twee districten in twee provincies. Bannister van haar kant heeft de mortaliteit tijdens dezelfde periode gedetailleerd bestudeerd: zij concludeert dat tijdens de Grote Sprong de campagnes om allerlei eenvoudige maar gevaarlijke ziekten zoals cholera, typhus, dysenterie uit te roeien verwaarloosd werden; in combinatie met chronische hongersnood dreef dat de sterftecijfers tijdelijk terug omhoog tot het niveau van voor de stichting van de Volksrepubliek.
Het boek van Dikötter heeft veel gemeen met dat van Jung Chang: ‘Mao, het onbekende verhaal’. Grote hoeveelheden historische bronnen worden doorzocht en samengebracht in een wetenschappelijk ogend werk, terwijl men in feite alleen die stukjes van de puzzel behoudt die men mits de nodige vervorming kan samen plakken tot een beeld dat men al vooraf geconstrueerd had. Geschiedenis schrijven is wat anders.
Een grondige en vernietigende kritiek van het boek vanuit het perspectief van een historicus werd geschreven door Cormac O’Grady van de Princeton Universiteit. Deze kritiek besluit met: ‘Het succes van Mao’s Great Famine mag andere geschiedkundigen er niet van weerhouden op een kalmere en meer genuanceerde manier een boek te schrijven dat meer belang hecht aan de correctheid van de cijfers en echt de nodige aandacht besteed aan aardrijkskunde en geschiedenis.’ De tekst van deze kritiek in het Engels vind je hier “
Zondagmiddag 20 november * 14.00- 15.00 uur * Theater Tutti Fratelli. Interview met Dikötter door Catherine Vuylsteke (De Morgen) over zijn boek Mao’s massamoord. Toegang gratis voor iedereen met Crossing Borderticket (wel reserveren via info(at)crossingborder.be). Een activiteit van www.borderkitchen.be
een boek als dit kun je ook noemen: “China’s laatste hongersnood”
Om Dikötter te verwijten dat hij zijn bronnen verborgen houdt is een beetje bizar. De Chinese overheid houdt alles geheim, en waarschijnlijk hebben ze dus iets te verbergen.
Misschien is zelfs nader onderzoek naar kannibalisme is in China noodzakelijk