Dood van Gyalo Thondup beëindigt tijdperk voor Tibetaanse ballingen

Gyalo Thondup, de oudere broer van de 14de dalai lama, overleed vorige week in Kalimpong, een heuvelstad in de Indische Himalaya. Gyalo Thondup was een prominente figuur onder de Tibetanen in ballingschap. Hij werd 97 jaar oud. Volgens waarnemers betekent zijn dood ‘het einde van een tijdperk’.

Jan Reyniers

Gyalo Thondup bij Deng Xiaoping in 1980 Foto: Claude Arpi Disclaimer

Na de val van de Qingdynastie (in 1911) hadden religieus-feodale machthebbers, onder leiding van de dertiende dalai lama, met goedkeuring van de Britten, vanuit India vrij spel gekregen in de Chinese provincie Tibet. Nadat het Chinese Volksleger de provincie in 1950 weer onder het centrale gezag bracht, ontstond er een wankel bestand tussen de oude machthebbers – intussen onder leiding van de veertiende dalai lama – en de regering in Beijing.

In 1959 braken onlusten uit in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa als protest tegen antifeodale landhervormingen in enkele Tibetaanse regio’s in Chinese provincies buiten het eigenlijke Tibet. Nadat het Chinese Volksleger de rellen had bedwongen, organiseerde Gyalo Thondup – met de hulp van de Amerikanen waarmee hij contacten onderhield – de vlucht van zijn broer, de dalai lama, en een groot deel van de elite naar India.

CIA-pion

Als politiek adviseur van zijn broer riep hij de hulp in van de Amerikaanse Central Intelligence Agency (CIA) om een guerilla te organiseren. Die vraag kwam Washington bijzonder goed uit. Tijdens de Koude Oorlog wilden de VS de Chinese invloed in Azië immers zo veel mogelijk inperken. Tibet werd daarbij gezien als een mogelijke frontlijn om dat strategisch doel te bereiken. De geëmigreerde Tibetaanse elite hoopte op haar beurt via VS-steun haar geprivilegieerde machtspositie te kunnen heroveren in een onafhankelijk Tibet. De CIA steunde, bewapende en trainde een 2.000-koppig guerrillaleger en verleende dit dan ook wat graag logistieke steun. Deze CIA-brigade voerde tot begin jaren 70 talloze aanvallen uit op het Chinese Volksbevrijdingsleger.

In zijn memoires uit 2015, The Noodle Maker of Kalimpong, is Gyalo Thondup bijzonder open over deze samenwerking. Hij voegt er echter meteen aan toe: ‘In mijn hele leven heb ik maar van één ding spijt: mijn betrokkenheid bij de CIA.’ In zijn boek vertelt hij dat hij aanvankelijk geloofde dat de CIA hem zou helpen bij het bereiken van de Tibetaanse onafhankelijkheid. Pas later realiseerde hij zich dat hij ‘misleid werd door wishful thinking’. De CIA was er, volgens hem, alleen maar op uit ‘de problemen aan te wakkeren’ en de Tibetanen te gebruiken om ‘misverstanden en tweedracht te creëren tussen China en India’. Die stokebranderij van de CIA kostte duizenden Tibetanen het leven en resulteerde uiteindelijk ook in een korte, maar hevige grensoorlog (1962) tussen China en India.1

Volgens Barry Sautman, emeritus hoogleraar aan de Hong Kong University of Science and Technology, leverden ‘de wapens, het geld en de lofbetuigingen [van de CIA] weinig op voor de [Tibetaanse] emigranten, behalve dan de visa die velen van hen in staat stelden om van Zuid-Azië naar het Westen te emigreren.’

Onderhandelen zonder resultaat

Na de ‘Culturele Revolutie’ (1966-1976) en de dood van Mao Zedong (1976), kwam Deng Xiaoping aan de macht in China. Hij startte een beleid op van hervormingen en openheid, zowel op economisch als op diplomatiek gebied. Onder zijn leiding toonde China zich bereid gesprekken te voeren met vertegenwoordigers van de gevluchte elite om de binnenlandse spanningen in de Tibetaanse provincie te verlichten.

Vanaf eind jaren 1970 speelde Gyalo Thondup als onderhandelaar voor zijn broer een cruciale rol in de besprekingen tussen de centrale Chinese regering en de factie van de dalai lama. Het feit dat hij vloeiend Mandarijns sprak na zijn middelbare studies in Nanjing, was daarbij een groot voordeel.

Een opmerkelijke prestatie was zijn ontmoeting in 1980 met de Chinese leider Deng Xiaoping. Dat contact legde de basis voor een reeks onderhandelingen met Beijing. Tijdens die besprekingen toonde China zich bereid Tibet een zekere autonomie te geven, maar Beijing wilde het Tibetaanse volk niet opnieuw uitleveren aan een religieus geïnspireerde feodale machtselite.

De besprekingen eindigden zonder akkoord in 1993; de Tibetaanse onderhandelaars beten zich nog te vast in hun eis voor onafhankelijkheid, later nauwelijks verhuld geherformuleerd als ‘verregaande autonomie’.

Volgens Robert Barnett, professoraal onderzoeker aan de SOAS Universiteit in Londen, was Gyalo Thondup hoe dan ook een Tibetaan die ‘China dichter bij een oplossing van het conflict over Tibet bracht dan ooit tevoren’.

Matiger en op een zijspoor

NGyalo Thondup was één van de meest invloedrijke figuren in de Tibetaanse gemeenschap in India, na zijn broer, de dalai lama. Van 1991 tot 1993 was hij zelfs voorzitter van de Tibetaanse regering in ballingschap in India.

Zijn inzichten evolueerden echter in de loop der jaren en in een interview uit 2003 met het door de VS opgerichte Radio Free Asia zei Gyalo Thondup onomwonden dat noch India noch de Verenigde Staten de Tibetaanse kwestie kunnen oplossen. Volgens hem kon er ‘enkel vooruitgang worden bereikt door rechtstreekse onderhandelingen met Beijing’.

Bovendien leek Gyalo Thondup in 2003 te hebben ingezien dat ‘er geen vooruitgang kon worden geboekt’ in de dialoog met Beijing zolang de ballingen volhielden dat ‘Tibet nooit deel heeft uitgemaakt van China.’

Voor die uitspraak veroordeelden belangrijke leiders van de Tibetaans diaspora hem en zetten ze hem op een zijspoor, aldus nog Sautman.

Einde van een tijdperk?

In zijn commentaar op de dood van Gyalo Thondup herhaalde het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken vorige week maandag verschillende voorwaarden voor een mogelijke hervatting van de dialoog over de persoonlijke toekomst van de dalai lama. Daaronder valt de noodzaak dat hij Tibet en Taiwan erkent als ‘een onlosmakelijk deel van China’ en dat hij zijn standpunt over Tibetaanse onafhankelijkheid of ‘verregaande autonomie’ laat varen. China blijft open staan voor onderhandelingen met de dalai lama en maakt geen principieel bezwaar tegen zijn eventuele terugkeer naar Lhasa als religieuze leider.

Om succesvol te kunnen zijn moet de dalai lama volgens Sautman echter zijn ‘fundamentele politieke oriëntatie’ veranderen. Hij zou moeten concluderen dat ‘de zaak van de emigranten (…) geen toekomst heeft’. ‘De Tibetaanse emigranten kunnen zich beter voorbereiden door met de Chinese regering tot een vergelijk te komen, dat op zijn minst “gematigde” mensen uit de emigrantengemeenschap toestaat om individueel in China te komen wonen (…) en kennis te maken met de politiek, de samenleving en de cultuur,’ voegde hij er nog aan toe.

Bronnen: The CIA’s Secret War in Tibet (2002, Kenneth Conboy en James Morrison); Freedom in Exile (1990, Dalai Lama); The Noodle Maker of Kalimpong (2015, Gyalo Thondup); CIA-archieven (vrijgegeven in de jaren 1990 en beschikbaar in het National Security Archive); New York Times; South China Morning Post; Radio Free Asia

Lees ook ons artikel over CIA in Tibet (1949-1973)

1 De Chinees-Indische Oorlog van 1962 (oktober – november) was een kort maar intens conflict tussen China en India. Er waren voorheen al aanslepende grensgeschillen tussen beide landen, vooral dan over het gebied Aksai Chin en de Noordoostelijke regio (nu Arunachal Pradesh). China had strategische belangen in Aksai Chin vanwege een weg die naar Tibet leidde. India steunde de separatistische bewegingen in Tibet en was begonnen zijn militaire aanwezigheid in het gebied te vergroten