Boekbespreking van “Blue Skies over Beijing, Economic Growth and the Environment in China”, van Kahn en Zheng.
“Blue skies over Beijing” is een optimistisch boek. Een Amerikaanse en een Chinese professor werken al tien jaar samen aan onderzoek naar het milieu in Chinese grootsteden. Ze putten uit eigen onderzoek en talrijke andere studies om een vlot leesbaar boek te schrijven. Het gaat over oorzaken van vervuiling, reacties bij het publiek en strategieën van de overheid. Hun besluit: de situatie is vandaag al beter dan tien jaar geleden. En in de komende decennia krijgen bijna alle grote Chinese steden een blauwe hemel.
De economische groei van China de voorbije 35 jaar is zonder voorgaande in de wereld. Maar de ecologische kosten zijn hoog: zware vervuiling van grond- en oppervlaktewater, grote bijdrage aan de klimaatsverandering en sterke luchtvervuiling in de steden. Er zijn zeker al sinds einde jaren 90 maatregelen genomen om daar iets aan te doen. In steden als Beijing en Shanghai is de gemiddelde hoeveelheid fijn stof in de lucht gedaald. De situatie is er beter dan in een aantal grootsteden van het Indische subcontinent. De auteurs vergelijken de zware smogpieken die Beijing sinds 2013 periodiek teisteren met de dodelijke smog in Londen in 1952: een katalysator die de reactie versnelt.
De auteurs behandelen het onderwerp in drie grote delen.
In het eerste deel onderzoeken ze de factoren die de luchtvervuiling beïnvloeden. De industrialisering met fabrieken in de steden was een belangrijke bron van vervuiling. Sinds de modernisering van de staatsbedrijven einde jaren 90 worden deze fabrieken systematisch afgebroken en verhuisd naar nieuwe industriegebieden in minder bewoonde gebieden. Zowel de industriële vervuiling als het aantal inwoners dat eraan wordt blootgesteld dalen. De migratie van het platteland met de bijhorende bouw van woningen en infrastructuur is een tweede bron van vervuiling. De auteurs gaan in op het verschil tussen Chinese en Westerse urbanisatie: meer planning en het monopolie op grondtransfers van de Chinese overheid. Chinese voorsteden hebben een hogere bevolkingsdichtheid, met positieve en negatieve gevolgen. En passant ontdekken we het atypische karakter van Beijing, met laagbouw in het centrum en hoogbouw in de voorsteden. Als derde factor speelt het vervoer. De Chinese urbanisatie brengt nieuwe vervoersstromen mee. De inspanningen voor openbaar vervoer zijn erg hoog maar tegelijk verhogen de sociale differentiatie en de hoge inkomens in de grootstad de vraag naar privévoertuigen. Halfslachtige beperkingen hebben weinig resultaat. De uitstoot per gereden kilometer blijft hoog: raffinaderijen produceren brandstof van lage kwaliteit omdat de overheid de prijs te laag vastlegt.
In het tweede deel gaan de auteurs uitvoerig in op het groeiend milieubewustzijn en de druk om het milieu beter te beschermen. De grootste slachtoffers van milieuvervuiling zijn de stedelingen, die doorgaans best opgeleid zijn en een hoger inkomen hebben. De uitgaven voor individuele bescherming tegen milieuvervuiling (maskers, filters in de woning, auto’s in plaats van fietsen) nemen sterk toe. Stadsbewoners stemmen ook met hun voeten. Ze kiezen meer en meer voor steden of voorsteden waar de luchtkwaliteit beter is. Dat heeft invloed op de markt van het vastgoed en op de reputatie van de overheid. Op de sociale media wordt de milieudiscussie volop en ongecensureerd gevoerd.
Dat leidt tot het derde deel. Hoe reageert de overheid? Er is een verschil tussen de nationale en de lokale overheden. Nationaal is er spanning tussen de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervormingen, een superministerie dat verantwoordelijk is voor economische groei, en het Ministerie van Milieubescherming. Milieubescherming heeft weinig macht en moet het vooral hebben van lobbywerk bij de commissie en andere ministeries. Toch is de ommezwaai duidelijk gemaakt. Milieudoelstellingen worden met een graad van prioriteit opgenomen in alle plannen. Verantwoordelijke ambtenaren werden tot voor kort beoordeeld op hun economische groeicijfers. Nu worden ze beoordeeld op groene groei.
Op lokaal vlak zijn er belangentegenstellingen. Industrie is vaak de enige hoop op vooruitgang voor een regio en voor de persoonlijke carrière van een kaderlid. Het is dan verleidelijk om een oogje dicht te knijpen voor milieuproblemen. Toch dringt ook hier de nationale lijn steeds meer door. En de druk van de publieke opinie helpt.
De auteurs stellen vast dat al veel maatregelen genomen zijn om de vervuiling tegen te gaan. Andere maatregelen worden overwogen of in enkele steden zelfs al uitgetest. In kritieke steden als Beijing en Shanghai is al vooruitgang. Ze gaan ervan uit dat de Chinese overheid verplicht is gehoor te geven aan de verzuchtingen van de burgers om legitiem te kunnen blijven. Ze besluiten met resultaten van eigen onderzoek: de overgrote meerderheid van grote Chinese steden zal in de komende 20-30 jaar erin slagen een aanvaardbaar leefmilieu te scheppen. Een beperkt aantal steden die nu nog volledig afhangen van vervuilende nijverheid zullen meer tijd nodig hebben.
De verdienste van het boek is dat het de complexiteit van de problematiek nuchter aantoont. Het geeft soms onverwachte verbanden tussen fenomenen aan. Zonder euforisch te zijn doorprikt het met wetenschappelijke argumenten het sombere beeld dat we nog te veel in onze media vinden. Tegelijk is het vlot toegankelijk voor de doorsnee lezer.
Blue skies over Beijing, Ec onomic Growth and Environment in China, Matthew E. Kahn and Siqi Zheng, Princeton University Press, 2016. ISBN 9780691169361. 269 blzn.