Zhang Weiwei heeft een uitdagende visie en boodschap. Dat inspireert waarnemers zoals Haroon Sheikh en Rob Groenhuijzen. Vandaag de ‘andere kijk’ van politicoloog Groenhuijzen.
ChinaSquare publiceert deze longread als opiniestuk. Met andere woorden: de opvattingen zijn die van de auteur en geven niet noodzakelijk de visie van ChinaSquare weer.
Inleiding
Het is boeiend om te lezen hoe Chinese schrijvers en wetenschappers de opkomst van hun land in kaart brengen. Vroeg of laat beginnen zij te beseffen dat hun waarden iets specifieks Chinees hebben en zij gaan op zoek naar essentiële kenmerken. De achtergrond van deze ontwikkeling is de verandering in de economie. Vanaf 2012 is het beleid meer gericht op consumeren, richten producenten zich meer op de Chinese markt en consumenten krijgen het advies Chinese producten te kopen. De wereldeconomie stort in na 2008 en China herstelt het eeuwenoude proces van consumenten en producenten in één land. Europese grootmachten, Engeland en Frankrijk, hebben dit stadium voor het eerst in de 18e eeuw bereikt.
De overgangsperiode naar een nieuwe economische leider
Landen die in vroegere tijden als leiders van het Westen zijn opgekomen, zoals Italiaanse stadstaten, Spanje, Nederland en Engeland hebben een overgangsperiode meegemaakt waarin zij op zoek waren naar de eigen (vroegere) kenmerken en waarden. Met de eigen kenmerken voelt een bevolking zich het meest verwant. Vooral de VS heeft er lang over gedaan (1873-1945) voordat het land begreep wat zijn eigen waarden en tradities zijn en welke rol zij zijn gaan spelen in de wereld.
China heeft een veel langere bestaansgeschiedenis dan de VS en dus is het makkelijker om terug te grijpen naar ‘Chinese tradities’. Op de een of andere manier, vinden wetenschappers en nadenkers, moet je kunnen verklaren waarom je land opkomt en andere landen (Europa en de VS) neergaan. En dus was Europa destijds exceptioneel en in de 20e eeuw was dat het geval met de VS. Gelukkig is ‘exceptioneel’ onzin, zoals het ook onzin is dat het blanke ras iets superieurs zou hebben.
In de zoektocht naar het ‘bijzondere’ overdrijven schrijvers uit opkomende landen, omdat de ervaringen in hun land zo speciaal zijn. In Europa noemen we dat Eurocentrisme. Wanneer iemand een boek schrijft is het aantrekkelijker voor de verkoop wanneer hij vertelt dat Chinezen iets bijzonders hebben en dat China exceptioneel is. Het gaat er echter om te achterhalen welke harde feiten hun rol spelen en hoe die tot uitdrukking komen in zachte opvattingen van de inwoners. De 8 punten die Zhang Weiwei aanhaalt zijn voor een groot deel ‘zachte factoren’ waarvan de oorsprong in materiële ontwikkelingen (harde feiten) ligt. .
De Triangels
Op de twee eerste punten na (grote bevolking en groot gebied) spelen de punten van Zhang Weiwei een rol, maar zijn zij niet essentieel. China had in de 18e en 19e eeuw ook een groot gebied en een grote bevolking en in 1945 was het het armste land ter wereld. Er is iets speciaals aan de hand en dat zijn de handelsgebieden of zoals Andre Gunder Frank het formuleert: handelstriangels. Het zijn de belangrijkste handelsgebieden (in een gedeelte) van de wereld en een of meerdere landen vervullen er een centrale functie in. Daardoor komen producten en kapitaal naar dat centrale gebied en minder naar andere delen van de wereld.
Nederland regelde met geweld van 1650 tot 1820 een monopolie op graan uit de Oostzeelanden en op specerijen uit Oost-Azië. Het land begon met de slavenhandel naar Amerika en toen Nederland het niet meer kon redden nam een groter koninkrijk, Engeland, de leiding over. Dit land ontwikkelde de aanzetten in de wereld verder, wat Nederland niet meer kon. Daarbij was de Atlantische Oceaan het voornaamste handelsgebied en Engeland speelde daarin de centrale rol.
Na de aanzetten die Engeland uitvoert in Azië, Stille Oceaan en Latijns Amerika, gaat de VS, een veel groter en bevolkingsdichter gebied uitvoeren inrichten voor hun ondernemingen. Het handelsgebied wordt groter, Azië wordt weer belangrijker en de centrale rol gaat naar Washington en New York. De VS ontwikkelt Japan, Korea, Taiwan, Hong Kong en Singapore. Die spelen een belangrijke rol in de omsingeling van de Sovjet-Unie. De VS kan deze landen echter economisch niet verder ontwikkelen. Dat gaat China doen. Daardoor verplaatst het handelsgebied zich naar Oost-Azië en wordt Beijing de centrale stad in het nieuwe handelsgebied. Wanneer die verplaatsing van het handelsgebied (triangel) gebeurt vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw, kan een gebied in Azië opkomen. Om de taak te vervullen, die de VS niet aankan, moet het gebied groter zijn en een grotere bevolking hebben dan de vorige leider. China voldoet aan de voorwaarden.
Westerse en Chinese financiers
‘De VS kan na 1970 het Oost-Aziatisch gebied niet verder ontwikkelen. Zij kunnen het niet meer aan’. Wat is er gebeurd in de VS dat het land het laat afweten? In het kort is het als volgt gegaan:
Het toenemend verzet van bevolkingen in de Derde Wereld bij hun bevrijdingsoorlogen (Vietnam), de loonstijgingen en verzet van de eigen bevolkingen vanaf de jaren 60 leiden ertoe dat westerse financiers hun rendementen op hun investeringen zien teruglopen. Net als eerder vanaf 1740 in Nederland, vanaf 1873 in Engeland, gaan Amerikaanse financiers na 1973 over tot speculatie op beurzen en financiële dienstverleningen en bouwen zij hun investeringen in de materiële economie af. De VS begint na 1973 aan zijn financiële periode. Andere landen, vooral China en andere Oost-Aziatische landen, nemen in toenemende mate het vervaardigen van producten over. China wordt de workshop van de wereld, zoals de VS na 1873 de workshop van de wereld worden wanneer Engelse financiers zich terugtrekken uit de productiewereld. Deze analyse is in 1994 het eerst door Giovanni Arrighi geventileerd en geeft aan dat ontwikkelingen in elk land in de wereld een historische verklaring hebben, niet (opnieuw) uit de lucht komen vallen en we niet te maken hebben met iets exceptioneels.
Wanneer de economische uitdaging er in Oost-Azië is, zijn de eerste twee punten belangrijk. Alleen een groter land met een grotere bevolking (China) kan de uitdagingen aan die de Amerikaanse financiers niet willen vervullen. Alle andere gebieden in Azië zijn te klein voor deze taak en willen een deel van de buit. De VS wil op een gewelddadige manier zijn neergang in Azië tegenhouden en probeert landen in die regio met hen mee te laten vechten. Economisch is de VS daar niet meer toe in staat. Landen uit Oost-Azië die met de VS gaan samenwerken op oorlogsgebied, moeten beseffen dat zij op termijn de ‘Chinese boot’ missen en economisch achterop raken bij gebieden die met China meedoen. China is in tegenstelling tot westerse landen een economische gigant.
De Derde Laag
Voordat we verder gaan met Eigenschappen, zet ik eerst uiteen wat het verschil is tussen een samenleving met twee lagen (China) en de westerse met drie lagen in de bevolking.
Fernand Braudel, Frans historicus, 1902-1985, formuleert de lagen als volgt:
De onderste laag in het westers kapitalisme is die van het elementaire materiële leven. Meestal is deze zelfvoorzienend en de laag van de non-economie. Hier vinden alle dagelijkse aan- en verkopen plaats, de dagelijkse handelingen in het leven van mensen en dieren.
De tweede laag is die van de markteconomie met horizontale communicatie tussen de verschillende markten. Dit is de laag waar de prijzen tot stand komen. Hier bepalen aan- en verkopen hoeveel goederen er zijn en wat de verwachtingen zijn voor de toekomst.
“Bovenop de tweede laag komt de zone van de anti-markt, waar de grote roofdieren huizen en de wet van de jungle heerst”. Dit is het huis van de kapitalisten. De kapitalisten zitten in de centra waar het kapitaal komt en gaat. Zij krijgen door de grote hoeveelheid geld waarover zij beschikken bijna-monopolieposities en manipuleren daardoor de markt. Bij elke geldtransactie in een door financiers beheerste markt, hebben zij de mogelijkheid om daar een deel van de winsten toe te eigenen.
Nergens anders buiten Europa komt in de geschiedenis de samenleving van 3 lagen voor. Over de hele wereld hebben de adel, koningen, keizers en andere leiders de rijken binnen de eigen grenzen gehouden. Alleen in Europa konden deze rijken over de zee ontsnappen. Deze laag bestond vroeger uit de adel, daarna kooplieden en adel en in de periode van fabrieken komen de ondernemers. Zij hebben vroeger de wetten gemaakt en de belangrijkste daarvan was het particulier eigendom. De mensen met geld mogen daar alles mee doen wat zij willen. Zij kunnen hun kapitaal overal mee naar toenemen. Dat kon in de rest van de wereld niet. Mensen die hun geld in een land verdienen, investeren dat opnieuw in hun land van herkomst. Alleen het Westen kent de uitzondering van het particuliere kapitaal en overal waar het veroverden voerde het privé eigendom in. Behalve in China en dus gaat het daar anders. Geld verdienen in dit land betekent dat de winsten (voor een deel) in het land moeten blijven.
Europa is een eilandeneconomie: Het Land van Waas, omgeving Aalst, delen van Zeeland, Holland en Friesland, het Seine-bekken bij Parijs, Artois, Provence, Languedoc in Frankrijk, in Duitsland Elzas, Moeselgebied, Palts, Gulikse land, Erfurt, Würzburg, in Engeland ten Noorden van Londen (Kent, Essex, Suffolk, Norfolk), de Povlakte in Italië en Catalonië in Spanje. Dit zijn de plekken met een vruchtbare bodem en vanaf het begin vechten adel, Kerk en koningen om het kleine beetje surplus dat Europa levert. Om mee te doen in de wereld heeft Europa niets of heel weinig om te ruilen en kan het zich alleen met geweld een plaats veroveren en dat is in navolging van Grieken en Romeinen wat zich na 1200 opnieuw gaat afspelen. Op weg naar het land van overvloed: China, banen Europese landen zich tot nu toe met geweld en kapitaal een weg over de wereld.
De staat heeft geen greep op deze Derde Laag. Het omgekeerde is het geval. Financiers bepalen als de ‘onzichtbare hand’ wat westerse landen doen. Zolang deze financiers autonoom blijven, bepalen zij wanneer een land overstapt naar de financiële periode die westerse landen nu meemaken. Financiers doen dat wanneer hun rendementen op producten afnemen. Na verloop van tijd trekken zij hun geld uit de fabrieken terug en gaan zij speculeren op de beurs en verlenen zij financiële diensten. Sinds 1973 zit het Westen in een dergelijke, financiële periode en ontstaat de 1% die het geld weghaalt bij de overige 99%.
China is nooit kapitalistisch geweest. China heeft 2200 jaar lang geen financiële periode gehad, zoals het Westen dat al 4 keer heeft meegemaakt. Het heeft een vrije markt, waar iedereen aan kan meedoen.
De Eigenschappen
Vanaf punt 3 noemt Zhang Weiwei volgende Chinese eigenschappen:
– Superlange tradities en goed bestuur
– Superrijke cultuur
– Unieke taal, niet afgepakt door het Westen
– Politiek gericht op de harten en hoofden van de bevolking en selectie op basis van talent
– Familie-en groepsgeoriënteerde samenleving
– Humanistische economie, geen vrije markteconomie
– Superlange tradities en goed bestuur
Het derde punt van Zhang Weiwei zijn de superlange tradities en goed bestuur. De tradities helpen een bevolking bij de herkenning en kan China helpen eerder dan andere landen te ontdekken wat zijn waarden zijn. De oorzaak van deze langdurige tradities is het tweelagensysteem van een samenleving met een centrale overheid dat China vanaf het begin van zijn ontstaan hanteert. Voor Europeanen is dit een wonder. Hun financiers (de derde laag) eisen alles voor zich zelf op, terwijl Chinese ondernemers en de bevolking samenwerken in de Chinese samenleving. In China beschermt de overheid de consumenten en in mindere mate ondernemers, terwijl in het Westen de staat ondernemers steunt. Het Chinese uitgangspunt krijgt brede steun onder de bevolking en de inwoners weten dat het meeste rendement in hun samenleving ligt en niet erbuiten. Het betekent dat sommige verschijnselen bij een tweelagige samenleving horen: vrije markt, rijkdom binnen de samenleving, boeren verdedigen hun land, intelligentere mensen, terwijl een drielagige samenleving andere verschijnselen kent: belastingparadijzen, monopolies, koloniën, dwang, imperialisme, privébezit.
In het Westen zijn er drie lagen in de samenleving. De derde laag zijn autonome financiers. Zij kunnen met behulp van de staat het kapitaal op banken in belastingparadijzen zetten en bijvoorbeeld geen belasting betalen. Westerse financiers hebben overigens de belastingparadijzen zelf in het leven geroepen.
Het goede Chinese bestuur is een uitvloeisel van het tweelagensysteem. Iedereen kan tot in de hoogste posten opklimmen. Op die posten kunnen zij over alles in de samenleving beslissen. In de westerse samenleving kunnen inwoners niet opklimmen tot in de hoogste rangen. De financiële laag bepaalt zelf wie zij willen toelaten. Zij beslissen over de financiën in een land en laten mensen meedoen tot aan regeringspolitiek. Verder kunnen westerse mensen niet opklimmen. Tegenwoordig bepaalt 1% (of beter 0,01%) welke besluiten het Westen moet nemen. Dat is onhoudbaar. Er zijn te weinig intelligente mensen in de 0,01%. Een dergelijk systeem kan niet blijven bestaan.
– Superrijke cultuur
Wanneer je als land ieder andere bevolkingsgroep mee laat doen aan de vrije markt, ontstaat vanzelf een rijke culturele schakering. Het westers systeem sluit mensen uit omdat het monopolies nastreeft. Anderen mogen niet meedoen als gevolg van het private eigendom. De vrije markt in China sluit mensen in.
– Unieke taal
Het Westen is nooit in staat geweest China te veroveren. Het land is te groot en er zijn teveel vijandige inwoners die westerse acties kunnen saboteren. Dus is de kuststrook bezet en verder zijn de westerlingen niet gekomen.
Er is geen sprake van een opgelegd westers economisch systeem of van een opgelegde taal en cultuur. Het omgekeerde heeft plaats gevonden. Engeland en Amerika zijn Aziatische tribuutlanden geworden. Dat konden ze economisch niet volhouden, maar China dwong hen het Chinese systeem over te nemen. Die ontwikkeling is vanaf het begin van de Chinese staat (221 voor de westerse jaartelling) het kenmerk voor alle invallers geweest: ‘je kunt China niet veranderen, China verandert jou’.
– Politiek gericht op de harten en hoofden van de bevolking en selectie op basis van talent
Wanneer mensen wat te winnen hebben in een systeem zullen ze dat ook verdedigen. Arbeiders in het Westen hebben geen fabriek. Ondernemers zijn eigenaren en buiten hen uit. Westerse overheden moeten met allerlei leugens (vecht voor je vaderland, eigen mensen eerst, blanken zijn speciaal, democratie, oorlog voeren, etc.) hun bevolkingen in het gareel houden. Mensen geven hun leven voor westerse financiers en politici en zolang de eersten niet de staat overnemen, blijven bevolkingen pionnen, waar de 1% mee schaakt. Dat is het kenmerk van een drielagige samenleving met autonome financiers.
In de tweelagige samenleving is het in het belang van de bevolking om de situatie voort te laten bestaan. Het Westen kan nooit de harten en gedachten van andere bevolkingen winnen. Zij komen om te roven en verzetsstrijders te doden. Hun regeringen zijn handlangers van de financiers en westerse overheden sturen hun soldaten naar oorlogsgebieden met vreedzame leugens, zoals het brengen van westerse democratie. Dat zijn kenmerken van een drielagig systeem.
– Familie-en groepsgeoriënteerde samenleving
In een samenleving waar boeren de grond verdedigen, is elke steun van familie of anderen een welkome aanvulling. Vervolgens is de bodem zo vruchtbaar, dat anderen mee kunnen helpen en ervan kunnen leven. Daar liggen de oorzaken van een groepsgerichte bevolking. Europa heeft een zo arme grond dat boeren naar de steden trekken, omdat er onvoldoende voedsel beschikbaar is. Hoe mooi mensen een groepsgerichte samenleving ook kunnen vinden, wanneer de voorwaarden er niet zijn, ontstaat een individualistische cultuur en een continue concurrentiestrijd.
– Humanistische economie, geen vrije markteconomie
De omschrijving is mooi: humanistische markteconomie. Dat is een term voor de toekomst, wanneer mensen op deze Aarde met elkaar samenwerken. Omdat westerse economen praten over een vrije markteconomie is de term belast. Door het maken van monopolies is er nooit een vrije markt in het Westers systeem geweest. Incidenteel tijdens de Griekse beschaving was er korte tijd sprake van evenwicht in de markt en was de markt voor iedereen vrij om mee te doen. Na korte tijd zorgen grote ondernemingen dat er steeds minder bedrijven bijkomen en dat kleintjes kapot gaan. Dat proces is kenmerkend voor het westers systeem.
Voor China gold en geldt het niet. De huidige Chinese regering is erop uit elke markt vrij te maken. In een aantal sectoren kunnen Chinese bedrijven niet concurreren met westerse grootondernemingen. Dan helpt de Chinese overheid. Die maakt grotere Chinese ondernemingen, zodat zij de strijd met westerse multinationals aan kunnen gaan (en winnen). Omdat de markt een vrije toegang heeft en er geen monopolies komen, krijgt de markt een humanistisch karakter. Het is ‘gewoon’ een werkelijke vrije markt en geen westerse vrije markt.
Rob Groenhuijzen
Groenhuijzens boek ‘Het Westen voorbij’ vindt u in pdf op Chinasquare.
Van Zhang Weiwei’s ‘The China Wave’ hadden we eerder een recensie.