Andrew Murray (OPINIE)*
Een mijlpaal in de geschiedenis van het socialisme ging deze maand grotendeels onopgemerkt voorbij. De Volksrepubliek China bestaat nu langer dan de Sovjet-Unie.
Dat is het geval als je de levensduur van de Sovjet-Unie, zoals redelijkerwijs zou moeten, rekent vanaf de Oktoberrevolutie van 1917 in plaats van te beginnen met de officiële stichting van die staat in 1922.
Wereld en socialisme
Zulke mijlpalen betekenen op zichzelf misschien weinig. Maar deze heeft een diepgaande historische betekenis. Hij staat symbool voor de verschuiving van de voorhoede in de menselijke ontwikkeling van Europa en Noord-Amerika naar Azië en de Stille Oceaan, nu de plunderingen van 300 jaar imperialisme geleidelijk ongedaan worden gemaakt.
Maar dat is slechts één kant van de zaak. De opkomst van China, na een eeuw van gewelddadige onderbreking door westerse agressie, zou zelfs van belang zijn als de Volksrepubliek China een volledig kapitalistisch project was, wat critici denken, maar wat de huidige Chinese regering zelf nadrukkelijk ontkent.
Het heeft een bijkomend en groter belang voor de wereld omdat de Volksrepubliek China zijn opmars plaatst binnen het kader van de mondiale beweging voor het socialisme en van China’s heftige geschiedenis. De twee revoluties waren nauw met elkaar verbonden. De Chinese communisten zeggen graag dat de salvo’s van de Oktoberrevolutie het marxisme naar China brachten. Dat is inderdaad waar – voordat Lenin en de Communistische Internationale bestonden kende China het marxisme niet en was er daar geen marxistische partij, in tegenstelling tot Europa waar marxistische tradities al floreerden voor de eerste wereldoorlog.
Het was het sovjetmarxisme dat de Communistische Partij van China (CPC) aanvankelijk vorm gaf. En zonder de CPC zou de strijd om China te bevrijden van het imperialisme in de corrupte en gecompromitteerde handen van de Kuomintang zijn gebleven. Het is twijfelachtig of China, mocht de geschiedenis die wending genomen hebben, ooit een echte eenheid, onafhankelijk van buitenlandse overheersing tot stand had kunnen brengen, en dus de voorwaarden had kunnen creëren voor de enorme economische vooruitgang die er vooral de afgelopen 45 jaar geboekt is. In die zin is de Chinese revolutie misschien wel de meest bestendige erfenis die de Russische revolutie aan de wereld heeft nagelaten.
Debat en praktijk
Waarom en hoe het socialistische China het langer heeft volgehouden dan zijn Sovjet-voorganger – dat is een zeer ingewikkelde vraag. Over de redenen voor de ineenstorting van de Sovjet-Unie in de jaren 1980 is eindeloos gediscussieerd. Maar er is waarschijnlijk een consensus over de stelling dat een kardinale factor de onophoudelijke druk van het Westerse imperialisme op de Sovjetstaat was, een druk die uiteindelijk te sterk bleek voor het economische systeem.
Dat probleem lijkt China te hebben opgelost. Door zijn in hoog tempo toenemende economische kracht heeft het niet alleen zijn onafhankelijkheid veiliggesteld – dat heeft het Sovjet-socialisme ook kunnen doen – maar van die economie is gebleken dat zij zichzelf op een meer geavanceerd niveau kan reproduceren tot een punt waarop het zo goed als onmogelijk lijkt dat China nog kan worden tegengehouden door middel van economische dwang, in de vorm van een wapenwedloop of anderszins.
Andere bronnen
De verbanden tussen de twee grote revoluties van de 20e eeuw mogen ons echter niet beletten de verschillen tussen beide te onderkennen. De Communistische Partij van China mag dan het marxisme-leninisme van de Komintern als basis hebben genomen, vanaf 1935 kent ze in haar werking een centrale plaats toe aan de integratie van de marxistisch-leninistische principes met een werkelijkheid die heel anders is dan die waaruit het marxisme oorspronkelijk voortkwam. Lenin vertelde de zegevierende Russische communisten bijvoorbeeld dat ze op de schouders stonden van de ervaring van de Parijse Commune en de Duitse sociaaldemocratie van voor 1914. Dat soort van referentiepunten betekenden weinig in China. De CPC was eerder de erfgenaam van de eigen inheemse revolutionaire tradities, zoals de 19e-eeuwse Taipingopstand, een tien jaar durende rebellie die werd bezield door een soort bijna christelijk, utopisch boerencommunisme waarbij de Parijse Commune qua duur en bloedvergieten verbleekt.
De geschiedenis van het Chinese socialisme moet evenzeer of meer vanuit deze achtergrond worden geïnterpreteerd dan vanuit de context die, althans in het Westen, meer bekend is: het verhaal over de internationale communistische beweging van Lenin, Stalin en alles wat daarna kwam. De CPC beschrijft haar lange strijd om de marxistische politiek geschikt te maken voor de wisselende omstandigheden in China als ‘socialisme met Chinese kenmerken’. Ze zette echter ook een dialectische stap in de universalisering van het marxisme, een doctrine die voor het eerst werd ontwikkeld in het industrialiserende West-Europa op basis van bronnen waaronder de Hegeliaanse filosofie en Franse opvattingen over socialisme.
Dat zo’n doctrine hetzelfde kan blijven terwijl ze haar bereik uitbreidt over de hele wereld, naar landen met zeer verschillende beschavingswortels, filosofische tradities en specifieke geschiedenissen van klassenstrijd is van een enorme onwaarschijnlijkheid. Het zou niet verrassend of verontrustend moeten zijn dat het Chinese marxisme zich heeft versterkt door te drinken uit een verscheidenheid aan bronnen waarvan Marx en Engels weinig of niets afwisten. Dat is de onvermijdelijke kruisbestuiving bij de ontwikkeling van een methodologie die de totaliteit van sociale ervaringen over de hele wereld wil omvatten.
Andere tijden en plaatsen
En dat zou moeten worden meegenomen in het debat over de vraag of de Volksrepubliek China vandaag de dag authentiek socialistisch is of niet. Socialisme en kapitalisme zijn termen die universeel toepasbaar zijn, maar wie verwacht dat ze door de eeuwen heen en over de hele wereld dezelfde precieze definitie behouden, ontkent in zekere zin het marxisme zelf.
Anders dan de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU) gedurende het grootste deel van haar geschiedenis, beweert de CPC niet een model te hebben ontwikkeld dat alle landen kunnen volgen, noch het laatste woord over het marxisme te hebben gesproken. Andere volkeren en bewegingen zullen ook bijdragen aan de gemeenschappelijke zaak.
Het Chinese socialisme verschilt dus sterk van het Sovjet-socialisme, in goede en slechte opzichten. Aan de positieve kant heeft het standgehouden, met verbazingwekkende voordelen voor het Chinese volk door aanhoudende economische groei. En met China is ook het Zuiden in opstand gekomen en heeft het een pool van verzet tegen het imperialisme gevormd, los van samenhang en in een vorm die anders is dan tijdens de 20e eeuw. China heeft dat gedaan door gebruik te maken van een veelheid aan economische mechanismen, waarvan sommige duidelijk het risico in zich dragen dat ze uiteindelijk het klassenkarakter van de Volksrepubliek China zullen ondermijnen. Enorme inkomensongelijkheid en hardnekkige werkloosheid moeten aan de negatieve kant van het grootboek worden gezet – geen van beide zijn te verenigen met een serieuze definitie van socialisme.
De Chinese communisten zijn echter heel consequent geweest in hun argumentatie dat de overgang naar een socialistische samenleving een werk is van eeuwen en niet de relatief snelle sprint die men zich in de Sovjettijd voorstelde. De CPC huldigde dit standpunt zelfs onder Mao’s soms linkse leiderschap en ook onder latere leiders.
Langetermijnperspectief
Dat is misschien een gedachte die moeilijk kan enthousiasmeren. Socialisten zouden immers graag zien dat hun inspanningen voor een betere samenleving al tijdens hun eigen leven met het eindresultaat zouden worden beloond. Bovendien maken de dreiging van klimaatverandering en catastrofale oorlogen een perspectief op zulke langdurige vooruitgang misschien een onbetaalbare luxe. Toch is het perspectief niet onrealistisch, het bewijsmateriaal in acht genomen.
En hoewel we het kunnen betreuren dat de CPC zichzelf niet, zoals de CPSU vroeger, als het hart van de revolutionaire wereldbeweging ziet, is het onbetwistbaar dat de hoop op het socialisme in de wereld van vandaag zwaar op de Chinese schouders rust. Er is een, waarschijnlijk apocrief, verhaal dat Lenin in Moskou in de sneeuw danste op de dag dat zijn Sovjetregering het langer had volgehouden dan het eerste arbeidersbewind, de Commune van Parijs.
Wij kunnen ons moeilijk Xi Jinping voorstellen die een dansje uitvoert om iets te vieren, maar dat mag de rest van ons er niet van weerhouden om de enorme prestatie van de CPC en het Chinese volk te onderkennen.
Vertaling: Dirk Nimmegeers
Het bovenstaande opiniestuk (waarin de opinies die van de auteur zijn, niet noodzakelijk van de hele redactie) verscheen
oorspronkelijk in The Morning Star als
Rejoice: China has now outlasted the USSR
Andrew Murray is een bekend Brits vakbonds- en vredesactivist. Samen met Jeremy Corbyn is Murray ondervoorzitter van de Stop the War Coalition. Eerder publiceerden wij zijn recensie van ‘China’s economic dialectic’, een boek van Cheng Enfu
ChinaSquare zal het stuk toevoegen aan het dossier ‘debat over het socialistische karakter van de Volksrepubliek China’.