Gelovigen zijn niet welkom in de Partij

Leden van de Communisitische Partij van China (CPC) mogen statutair geen godsdienst belijden. Dat verbod wordt echter zowel binnen als buiten de partij in vraag gesteld. Zhu Weiqun,  onderminister en partijverantwoordelijke voor het Eenheidsfront (het front met de acht andere, niet communistische  partijen) verdedigt het verbod met klem in het theoretisch partijtijdschrift Qiushi (Zoeken naar waarheid).
Volgens Zhu zou toelaten van gelovigen tot de CPC erge gevolgen hebben. Hij verwijst in het bijzonder naar streken met ethnische minderheden waar separatistische groeperingen de godsdienst gebruiken om mensen te verdelen. Allicht denkt hij aan boeddhistische monniken in Tibet en moslimfundamentalisten in het Oeigoerse Xinjiang.
Hij klaagt aan dat een toenemend aantal partijleden deelneemt aan religieuze activiteiten, nauwe banden onderhoudt met religieuze figuren en de facto gelovig geworden is.  Sommige partijleden denken dat het voordelig zou zijn gelovigen tot de partij toe te laten. Anderen claimen zelfs dat het verbod ingaat tegen de Chinese grondwet die vrijheid van godsdienst voorziet.
Zhu schrijft dat hij deze voordelen niet ziet. De CPC is een Marxistische partij en het  Marxisme neemt het dialectisch materialism als grondslag. Gelovige partijleden toelaten zal de partij ideologisch en op theoretisch vlak verdelen, want het samengaan van idealistische (religieuze) en materialistische (Marxistische) opvattingen, van deisme en atheisme, kan alleen maar de leidende rol van het Marxisme verzwakken en de partij veranderen in een niet-Marxistische.  De partij zal ook organisatorisch verzwakken, want gelovige leden zouden dan tegelijk het leiderschap van de partij en van hun religieuze organisatie moeten respecteren. Zhu wijst erop dat niet toevallig in Xinjiang en Tibet , waar separatisme het grootste problem vormt, de partijcomités het meest overtuigd het verbod verdedigen. Tot slot is er ook de mogelijkheid dat sommige gelovige partijleden spreekbuis voor een bepaalde godsdienst zouden kunnen worden en de verschillende erkende godsdiensten in China niet meer op voet van gelijkheid zouden  behandelen.
Zwaaien met de grondwet vindt Zhu irrelevant. Elke Chinees heeft het recht een godsdienst te belijden, maar wie wil toetreden tot de CPC doet vrijwillig afstand van dat recht.
Zhu roept op om de partijleden beter te vormen in de Marxistische kijk op godsdienst en atheisme. Een partijlid dat aan religieuze activiteiten deelneemt, of erger nog, zijn invloed gebruikt om religieus fanatisme aan te wakkeren of buitensporige religieuze gebouwen te promoten, moet berispt worden, en eventueel gestraft indien hij zich niet wil beteren.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *