Met de regelmaat van een klok waarschuwen onze media voor een mogelijke financiële crisis die in China zou uitbreken. De hoge schuldgraad van overheid, bedrijven en gezinnen samen is de bron van de bezorgdheid. In de Financial Times klinkt nu toch eens een andere klok.
Chen Zao, chief global strategist bij Alpine Macro stelt dat de bezorgdheid over de toenemende schuldgraad overroepen is.
De schuldgraad van de Chinese overheden, gezinnen en bedrijven samen is hoog voor een ontwikkelingsland, maar niet hoger dan die van ontwikkelde landen zoals de VS of de EU, en lager dan die van Japan. Men gaat ervan uit dat een ontwikkelde economie een hogere schuldenlast kan dragen. Toch gaan voor China alarmbellen af, omdat die schuldgraad sinds 2009 snel aan het stijgen is. Voeg daarbij een oververhitte vastgoedmarkt, met speculanten die woningen op krediet kopen, en de vergelijking met de Amerikaanse subprime crisis die in 2008 de hele wereld in de problemen bracht, is aanlokkelijk.
Zao argumenteert dat het gebruik van de schuldgraad (de totale schuld als percentage van het bnp) om de financiële kwetsbaarheid van een land te meten, misleidend is.
Neem nu Japan. Toen de schuldgraad van de overheid alleen daar in de jaren 90 al steeg tot 120% van het bnp, voorspelde men een crisis, het instorten van de obligatiemarkten, devaluatie van de yen en hyperinflatie. Niets daarvan is gebeurd. Vandaag bedraagt de schuldgraad van de overheid er 250%, maar de interest op staatsleningen bedraagt 0%. Eigenlijk ziet men in de wereld dat de landen met het meeste schulden juist de laagste rentes betalen; als voorbeeld zijn er Japan, China en Singapore. Landen met minder schulden zoals Brazilië, Rusland en Indonesië betalen dan weer een hoge rente.
Een gedeeltelijke verklaring daarvoor ligt in de spaarquote. Die duidt aan hoeveel gezinnen sparen van hun inkomen. In landen waar veel gespaard wordt staat veel geld op de bank en kunnen/moeten banken dus ook meer leningen verstrekken. De schuldgraad neemt toe maar de rente daalt door de overvloed aan geld.
Beperkt beeld
De totale schuldgraad van een land geeft overigens slechts een beperkt beeld van de financiële gezondheid. Het toont hoeveel van het gespaarde geld is via schulden geïnvesteerd is. Het zegt ons niets over het netto vermogen van het land. Het zegt niets over de rente, de kost van de leningen . En het zegt niets over de verhouding binnenlandse/buitenlandse schuld. Samengevat: de schuldgraad zegt ons helemaal niet of het land een dergelijke schuld aankan.
De Chinese spaarquote is 48%. Chinezen sparen jaarlijks bijna 6.000 miljard dollar. Dat spaargeld gaat voor het grootste deel naar staatsbanken. Die lenen het uit aan investeerders. Uiteraard krijgen we zo een hoge schuldgraad.
Onrechtstreekse overheidsschuld
Zeer belangrijk: De Chinese schuld is feitelijk overwegend staatsschuld, ook al gaat het om leningen aan bedrijven of zelfs gezinnen. Om de economie te stimuleren geeft de Chinese overheid toelating aan de staatsbanken om meer leningen te verstrekken. In westerse landen daarentegen komt staatssteun rechtstreeks op het overheidsbudget . Zo werd in China in 2009 , in volle financiële wereldcrisis, een ondersteuningsprogramma voor de economie ter waarde van 600 miljard dollar gelanceerd. Het waren de banken die dat grotendeels moesten financieren. In dezelfde periode liep in de VS het Troubled Asset Relief Program, waarbij de overheid rommelobligaties opkocht rechtstreeks op kosten van de belastingbetaler. In China gebeurde de relance door de spaarder via kredieten van de staatsbanken, maar het blijft impliciet en de facto door de staat gewaarborgde schuld.
Wanneer de schuld vooral onrechtstreekse overheidsschuld is, hoe groot is dan het risico? De schulden van de nationale Chinese overheid bedragen ongeveer 4.000 miljard dollar. Maar het totale netto vermogen van alle Chinese overheden is vele malen groter dan die schuld. En het land heeft al 15 jaar een overschot op de lopende rekening met het buitenland en zit op een berg van meer dan 3.000 miljard dollar deviezen. Het risico van bankroet van de Chinese overheid is dus extreem laag. En de balansen van de Chinese staatsbanken, van de nationale bank ( People’s Bank of China) en van de Chinese overheid zijn verbonden. In die omstandigheden lijkt een grote schuldencrisis uitgesloten.
Slechts 5-9% van bedrijfsschulden bij zombiebedrijven
De redenering van Zao is vrij theoretisch maar klopt wel. Er zijn ook concrete elementen die zijn stelling ondersteunen.
Een eerste element is de politiek van de Chinese regering. Die is bezig de economie te heroriënteren, naar minder investeringen en meer consumptie. Dat betekent minder sparen en ook minder krediet voor investeringen. De regering volgt momenteel een strategie om de verdere stijging van het krediet tegen te gaan. Recentelijk zijn een aantal drastische maatregelen genomen , onder meer tegen het schaduwbankieren dat moeilijk onder controle te krijgen is. Vrees voor het ontsporen van de schuldgraad lijkt dus ongegrond.
Een ander feit ondergraaft de alarmistische stelling dat veel staatsbedrijven het slecht doen en hun schulden nooit gaan kunnen terug betalen. Een nieuw working paper van het IMF stelt dat slechts 5 à 9% van de totale Chinese bedrijfsschulden bij dit soort zombiebedrijven zitten. Bij bedrijven die mogelijks in de problemen kunnen komen – in sectoren met overcapaciteit zoals staal, aluminium,steenkool, vlakglas en cement- zit 16% van de totale bedrijfsschuld. De reserves van de banken moeten volstaan omdat risico op te vangen.
Bron: Financial Times, 5 december 2017, p. 9;