Handel, Investeringen, Macht en het discours over ‘China in Afrika’ (3/3)

Derde en laatste deel van een artikel van Barry Sautman en Yan Hairong
Originele Engelse tekst en voetnoten via
http://japanfocus.org/-Barry-Sautman/3278
Het eerste deel: inleiding en ontwikkeling van Afrika en wat China importeert uit Afrika.
www.chinasquare.be/wp-admin/post.php?action=edit&post=7615&message=1
Deel 2: ontwikkeling van Afrika en wat China exporteert naar Afrika
www.chinasquare.be/wp-admin/post.php?action=edit&post=7647

Ontwikkeling van Afrika en Chinese Investeringen

De grootste instroom van buitenlandse directe investeringen (BDI) in Afrikaanse landen komt uit Europa, Zuid-Afrika en de VS. Deze drie zijn samen goed voor meer dan de helft van het totaal. China investeerde in 1990 amper 49 miljoen dollar in Afrika en in 2003 was dat 600 miljoen. Het totaal aan Chinese investeringen in 2005 bedroeg 1,6 miljard, op 57 miljard dollar van alle Chinese BDI overal ter wereld. In 1979-2000, de meest recente jaren waarvoor er cijfers beschikbaar zijn, ging 46 % van de Chinese BDI in Afrika naar fabricage (15 % naar textiel alleen al), 28 % naar grondstoffenontginning, 18 % naar diensten (vooral in de bouw) en 7 % naar landbouw. De VRC heeft gezegd investeringen in Afrika te zullen aanmoedigen in ‘de industrieproductie, infrastructuur, landbouw en grondstoffen’.81
Gedane of beloofde investeringen van Chinese firma’s in Afrika stijgen zo snel dat die tegen eind 2006 al 11,7 miljard dollar zouden hebben bereikt en ze hebben betrekking op fabricage, handel, transport en landbouw. Het huidige kapitaal aan Chinese investeringen in Afrika bereikte 7,8 miljard dollar in 2008, met 5,5 miljard aan directe investeringen (gedaan of beloofd) in dat jaar. Directe investeringen in de eerste 9 maanden van 2009 zouden met 77 % gestegen zijn in vergelijking met dezelfde periode in 2008.82 China lijkt binnenkort de grootste BDI-bron voor Afrika te worden, vooral omdat Chinese regeringsinstanties belastingvoordelen, leningen, krediet en makkelijke toegang tot buitenlandse deviezen aanbieden voor ondernemingen die BDI-activiteiten aangaan in het buitenland.83
Investeringen zijn dus ook een thema in het discours over ‘China in Afrika’.84 Zelfs meer dan bij handel is de focus van het discours hier heel beperkt; het verhaal spreekt hier alleen over één investering door één Chinees staatsbedrijf, van de 800 grote Chinese ondernemingen(waaronder 100 grote staatsbedrijven) in Afrika.85 Westerse media hebben gigantisch onevenredig veel aandacht gewijd aan de Chambishikopermijn, de Non-Ferrous Company-Africa (NFCA).86 Al die verhalen komen erop neer is dat “de Chinezen” Afrika’s grootste uitbuiters zijn.
De vraag of de omstandigheden in Chambishi buitengewoon onderdrukkend zijn, werd aangeraakt maar niet volledig beantwoord in een rapport van 2 Zambiaanse ngo’s uit 2007. Het rapport stelt dat privatisering de grootste oorzaak is van de felle verslechtering van de omstandigheden in de Zambiaanse mijnen. Het geeft ook aan dat de NFCA algemeen beschouwd wordt als de slechtste investeerder in ’de ‘Copperbelt’ van Zambia, gevolgd door het Indische Vedanta, en dat “Zwitserse, Zuid-Afrikaanse, Britse, Canadese en andere typisch als ‘blank’ bestempelde investeerders” de beste zouden zijn. Het stelt ook dat “het debat duidelijk is gevoed door racistische veronderstellingen … en een flinke dosis frequent herhaalde stadsmythes.”87
NFCA’s aankoop van de platliggende Chambishimijn in 1998 herstelde de arbeidsgang en deed de tewerkstelling stijgen van 100 naar 2200 (op 39.000 mijnwerkers in Zambia).88 In april 2005 kwamen er echter 47 Zambiaanse arbeiders om het leven bij een dynamietexplosie. Bij een wilde staking in 2006 wegens loonachterstand werden twee stakers neergeschoten. Weinig Zambianen die in de mijn werken hebben permanente contracten die recht geven op pensioen, in tegenstelling tot de 180 Chinese werknemers. NFCA maakte het aanvankelijk moeilijk voor vakbonden om ’de contractarbeiders te vertegenwoordigen, maar werd later meer toegevend zodat nu meer dan 80 % van de arbeiders aangesloten zijn. Het betaalde in het begin ook de laagste lonen van de privémijnen in Zambia. Er zijn 11 Chinese senior managers tegenover slechts 1 Zambiaan. Mijnfamilies hadden gratis gezondheidszorg toen de mijn Zambiaans staatseigendom was, maar hebben nu moeite om gebruik te maken van mijnziekenhuizen.Hoewel veel mijnwerkers en hun verwanten HIV/AIDS hebben, is er weinig contraceptieve gezondheidszorg. De townships waar mijnwerkers leven hebben weinig voorzieningen.

Sign_Dr_Lis_clinic

Een kliniek in Zambia van de Chinese dokter Li. (voor Wife - Husband- Baby). Foto Yan Hairong


Tot voor kort negeerde de Zambiaanse regering grotendeels de omstandigheden in de mijnen. Onlangs echter dreigde ze met straffen voor de NFCA en andere eigenaars die zich “niet houden aan wat normaal is” en “de regering belachelijk maakten”.  In 2006 werden de laagste lonen verhoogd, maar ze lagen nog altijd rond het minimumloon.89 In elk geval vinden de Zambianen dat de toestand in alle mijnen veel slechter is dan voor de privatiseringen en ze nemen het de regering kwalijk dat ze ingegaan is op de vraag van de Wereldbank om de mijnen snel over te dragen aan multinationals. De WB en het IMF gaven inderdaad een half miljard dollar aan steun vrij op voorwaarde dat Zambia de privatisering snel afwerkte.90
Het rapport van de ngo’s stelt dat er bij de Zambiaanse mijnen “heel wat slechte praktijken [gebeuren], vooral bij Metorex”, een blanke Zuid-Afrikaanse firma die 90 % van de Chibulumamijn in handen heeft, die ze ontgint zoals in het rapport beschreven .91 Een Canadese firma, First Quantum Metals (eigenaar van de Kansanshimijn), en Metorex hebben zich verzet tegen de inspanningen van de Zambiaanse regering om de exploitatierechten op 2,5-3 % te brengen voor betere steun voor onderwijs en gezondheidsprogramma’s. De meeste buitenlandse mijnbedrijven betalen er nu de waarschijnlijk laagste exploitatierechten ter wereld.92 Metorex, dat de hoogste mijnwinst had in Zambia in 2006,93 First Quantum en Vendanta (eigenaar van de grote Konkolamijn) betalen allemaal 0,6 % aan exploitatierecht en 25 % bedrijfsbelasting. NFCA betaalt echter 2 % exploitatierechten en 35 % belasting.94 In 1992, toen koper 2280 dollar per ton waard was, droegen de staatsmijnen meer dan 200 miljoen dollar bij tot Zambia’s schatkist. In 2004, met een koperprijs van 2868 dollar en hetzelfde productieniveau, betaalden dezelfde mijnen, nu in buitenlandse handen, slechts 8 miljoen dollar. In tegenstelling tot de jaren voor de privatisering steunen deze mijnen meestal ook geen voorzieningen voor de lokale gemeenschappen. Slechts een minderheid van firma’s zorgt voor geneeskundige verzorging en onderwijs van de werknemers en hun gezinnen.95
De eigenaars van de Chambishikopermijn zijn ongenadige uitbuiters, maar een hiërarchie van relatief goede blanke bazen, slechtere Indische mijnexploitanten en superuitbuitende Chinezen is misleidend.96 Michael Sata, leider van het Patriotic Front (PF) en in 2006 meedingend voor het presidentschap, zei dat hij de Chinezen, Indiërs en Libanezen, die hij “parasieten” noemde, zou buitenjagen.97 Sata ontving fondsen van Taiwan, en zei dat hij het zou erkennen in plaats van de Volksrepubliek. Hij bezocht Taiwan nadat hij de verkiezingen verloor, terwijl sommige van zijn aanhangers Chinese winkels in Lusaka aanvielen.98
De Chambishimijn is zeker niet de grootste Chinese onderneming in Afrika. Een Chinees privé-conglomeraat in  Nigeria, dat een groot aantal Chinese staatsbedrijven als partner heeft in de industrie en de bouw, telt 20.000 werknemers, onder wie veel Nigeriaanse managers.99 Er zijn verscheidene Chinese fabrieken in Afrika, bijv.de textielfabriek Urifiki in Tanzania, met 2000 werknemers, en schoen- en textielfabrieken in Nigeria die 1000-2000 mensen tewerkstellen.100 Chambishi echter staat in het geheugen gegrift van mensen die vatbaar zijn voor het discours over ‘China in Afrika’.
Uit een vergelijkende studie zou waarschijnlijk blijken dat je zowel in Chinese als westerse bedrijven in Afrika onderdrukkende omstandigheden vindt. Er moet echter worden opgemerkt dat Chinese investeringen in Afrika veel minder winstgevend zijn dan westerse. 101 De Wereldbank heeft vastgesteld dat Afrika “de hoogste opbrengsten op buitenlands directe investeringen [geeft] van eender welke regio in de wereld”.102 In de jaren ’90 lagen die returns gemiddeld op 29 % en sindsdien zijn die nog gestegen. Ze liggen veel hoger dan returns van Amerikaanse buitenlandse filialen elders bijvoorbeeld.103 Toch zijn de opbrengsten van Chinese buitenlandse filialen in Afrika laag in vergelijking met de winsten van Chinese bedrijven in andere regio’s. In tegenstelling tot veel westerse investeerders in Afrika gebeuren de meeste Chinese investeringen in een joint venture met gelijkwaardig partnerschap met Afrikaanse ondernemingen, die delen in de winst. De meeste zijn kleine of middelgrote ondernemingen die produceren voor Afrikaanse markten.104 Chinese firma’s zijn vaak flexibel in hun reactie op Afrikaanse ontwikkelingsplannen. In 2007 bijvoorbeeld verbood de Democratische Republiek Congo (DRC) de export van kobaltconcentraat. Chinese firma’s die eerder concentraat kochten haastten zich om in Congo fabrieken op te zetten voor de productie van legeringen van koper en kobalt.105
Chinese investeringen lijken ook minder geconcentreerd in grondstoffenextractie en meer in infrastructuur en industrie dan westerse investeringen. Dit is deels omdat westerse landen “decennia geleden grote infrastructuur- en industrieondernemingen in Afrika bijna volledig opgegeven hadden, wegens niet-winstgevend of te risicovol”.106 Slechts 10 % van de 22 miljard dollar aan Amerikaanse BDI in Afrika in 2005 was in industrie.107 Ongeveer 83 % van Amerikaanse BDI gebeurt in vijf Afrikaanse staten. Met uitzondering van Zuid-Afrika zijn de Amerikaanse BDI in de andere vier landen merendeels in de oliewinning, en er bestaan verschillen tussen westerse oliebedrijven en Chinese parastatalen: Shell zit (zoals de andere ‘groten’) al een halve eeuw in Nigeria, maar die olieproducerende reus moet de meeste benzine die het gebruikt invoeren, terwijl Chinese firma’s in Soedan een structuur hebben gebouwd voor exploratie, productie, raffinage, transport en verkoop.108 De China National Petroleum Company zegt “banen voor meer dan 100.000 Soedanezen [te hebben gecreëerd] en tegelijkertijd [te hebben] bijgedragen tot andere tewerkstellingssectoren omdat de olie-industrie is gegroeid”. 109
Chinezen en Soedanezen werken aan de uitbreiding van een energiecentrale. (fot Yan Hairong 2008)

Chinezen en Soedanezen werken aan de uitbreiding van een energiecentrale. (fot Yan Hairong 2008)


Het discours over ‘China in Afrika’ in het Westen houdt grotendeels vol dat Chinezen zich bepaald wel hebben gepositioneerd om Afrika en de Afrikanen uit te buiten; bijvoorbeeld door autoritaire leiders in landen als Soedan en Zimbabwe te steunen.110 Verscheidene westerse staten steunen echter despoten direct via het geven van militaire assistentie en legitimering. Amerikaanse hulp aan Afrikaanse leiders voor de aankoop van Amerikaanse wapens en de opleiding van de strijdkrachten van Afrikaanse staten is onder Obama zelfs sterk gestegen.111 Als je een evaluatie zou maken van hoe buitenlandse investeringen een effect hebben op de ontwikkeling en mensenrechten in Afrika, zou China er dus waarschijnlijk niet slechter uitkomen dan het Westen.

Conclusie

Bij het onderzoek van de gevolgen die handel heeft voor ontwikkeling kijkt men gewoonlijk naar de import en export van goederen. Er is echter ook handel in geld en mensen. Westerse, maar geen Chinese, banken hebben geheimhouding en intresten verkocht aan de exporteurs van 40 % van Afrika’s privérijkdom.112 Westerse staten hebben de expertise van vooral dokters en verpleegsters gekocht voor een identiteitskaart. Dit zijn professionals, opgeleid in Afrika maar nu grotendeels verloren voor het continent.113 Deze vormen van handel beïnvloeden waarschijnlijk evenveel als de handel in goederen het recht van de Afrikanen op ontwikkeling.
Het grootste probleem in het discours over‘China in Afrika’ bestaat niet uit empirische onnauwkeurigheden over Chinese activiteiten in Afrika,114 maar uit het feit dat de kritieken om ideologische redenen uit hun context worden gehaald .
. Sommige analyses over Afrika stellen het Westen in een goed en China in een kwaad daglicht. .; andere geven hun beschrijving van de negatieve aspecten van China’s aanwezigheid, geen vergelijkend perspectief zodat diegenen die het verhaal kopen alleen de bomen zien, maar niet het hele bos. Dat soort analyse geeft de visie van de westerse elite weer op nationale belangen of morele superioriteit, begrippen die een rol spelen in de “strategische concurrentie” met China.115 Er zijn veel analisten die amper een vraagteken plaatsen bij de westerse retoriek over “Afrika helpen te ontwikkelen” en “de democratie in Afrika bevorderen”, maar die er als de kippen bij zijn om voorbeelden aan te halen van uitbuiting en onderdrukking door Chinese belanghebbenden.116
Chinese én westerse activiteiten in Afrika uitgebreid onderzoeken betekent een globaal systeem in vraag stellen dat Afrika op vele vlakken ‘on-ontwikkeld’ heeft en waarin China in toenemende mate geïntegreerd is. Bij gebrek hieraan blijft er niet veel meer over dan een eenvoudig zwart-witbeeld tussen een door het Westen gevoerde nieuwe “beschavingsmissie” ten bate van de Afrikanen, en de activiteiten van de “amorele” Chinezen, die weigeren om die missie volledig te onderschrijven door niet alle handels- en investeringspraktijken over te nemen die volledig in de pas lopen bij het neoliberalisme. China kan deze zwart-wit tegenstelling immers even goed terug voor de voeten gooien van de aanhangers door te beweren dat het Westen Afrika weer onder zijn voogdij wil plaatsen en dat China zich niet met Afrikaanse aangelegenheden wil bemoeien en liever zorgt voor ‘win-win’verhoudingen bij handel en investeringen. China zegt dit trouwens ook, net als veel Afrikanen.117 De populariteit van sommige facetten van China’s aanwezigheid in Afrika, tegenover de geliefdheid van de belangrijkste westerse staten, strekt zich verder uit dan tot de elites.118 De Pew Global Attitudes Survey van 2007 vroeg aan Afrikanen in tien landen om de invloed van China en de Verenigde Staten op hun eigen land te vergelijken. In negen van de tien landen, met percentages van 61 tot 91 %, zeiden Afrikaanse deelnemers dat de Chinese invloed goed was. Deze percentages liggen een pak hoger dan die voor de VS. 119 Een belangrijk gevolg van de Chinese aanwezigheid in Afrika is dan dat westerse staten en firma’s meer aan zelfreflectie zullen moeten doen over hun eigen aanwezigheid op het continent.
Er kan verwacht worden dat het discours over ‘China in Afrika’ steeds feller zal worden, vooral rond het thema van het effect dat de Chinese handel en investeringen heeft op ontwikkeling. Wie het debat volgt kan zien dat de beweringen scherp met elkaar in tegenspraak zijn. Wie kijkt naar hoe het discours in Afrika zelf overkomt, kan merken dat veel Afrikanen op hun hoede zijn voor pogingen om de zaak simplistisch in temen van goed en kwaad te stellen. Tegen 2009 viel er in de mainstream westerse pers ook al tenminste één voorbeeld te lezen van een meer evenwichtige kijk op Chinese activiteiten in Afrika.120 Veel Afrikanen verwerpen nu bovendien elke poging om het discours te gebruiken met het doel de aandacht af te leiden van de realiteit van Afrika’s blijvende onderwerping binnen een wereldsysteem dat onlosmakelijk verbonden is met uitbuiting en andere systematische rechtenschendingen.
Vertaling: B. Desplenter

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *