Uit een langetermijnstudie door de universiteit an Harvard blijkt dat het vertrouwen van de Chinese bevolking in hun regering en de communistische partij historisch hoog is. De studie gaat over de periode van 2003 tot 2016.
Het rapport werd vorige week bekend gemaakt. Een bevraging van 31.000 Chinezen tussen 2003 en 2016 toont een stijgende trend van het vertrouwen in de Chinese regering aan. Volgens de auteurs is het wel mogelijk dat de vertraging van de economische groei in combinatie met mogelijke bezuinigingsmaatregelen de tendens doet omslaan.
Het onderzoek weerlegt de bij ons verspreide theorie dat de communistische partij regeert op een sociale vulkaan van onderdrukte ontevredenheid.
Het vertrouwen van de Chinese bevolking staat op recordhoogte voor alle vier niveaus van bestuur van nationaal tot lokaal. Dat schrijven de auteurs van het rapport voor het Roy and Lila Ash Centre for Democratic Governance and Innovation.
Ze baseren zich op acht aparte enquêtes tussen 2003 en 2016. Er werden 31.000 personen uit de stad en van het platteland ondervraagd. De enquêtes waren ontworpen door het Centre samen met Harvard Kennedy School, en uitgevoerd door een Chinees enquêtebedrijf met een reputatie van betrouwbaarheid.
Het aantal personen dat tevreden was met het nationale bestuur steeg in de onderzochte periode van 86,1% naar 93,1%. In 2005 was er een dip naar ‘slechts’ 80,5%.
Over het laagste bestuursniveau, het kanton, steeg de tevredenheid van 43,6% naar 70,2%. In 2003 vond nog meer dan de helft van de ondervraagden dat hun lokale bestuurders alleen goed waren in ‘loze praat’. Bij de volgende bevragingen steeg het aantal mensen dat de bestuurders ‘vriendelijk, bekwaam en efficiënt’ noemde.
(Onder het kantonbestuur zijn er nog dorpsraden en wijkraden, die al sinds het keizerrijk buiten het gecentraliseerd piramidaal bestuurssysteem vallen. De studie heeft die besturen niet onderzocht)
Steun voor strijd tegen corruptie
De bevolking is ‘in het algemeen voorstander’ van de anticorruptie-campagne die president Xi lanceerde. In 2011, voor hij aan de macht kwam, was slechts 35,5% tevreden over de inspanningen om de corruptie te bestrijden. Vijf jaar later, toen de campagne volop bezig was, ging het om 71,5%.
Het aantal personen dat regeringsambtenaren in het algemeen als ‘onkreukbaar’ beschouwt steeg van 35,4% in 2011 naar 65,3% in 2016.
Alfred Wu, associate professor aan de Lee Kuan Yew School of Public Policy van de National University of Singapore, zei dat de trends in het Harvard onderzoek coherent zijn met zijn eigen onderzoek met het World Values Survey onderzoeksproject tussen 1995 en 2018. Uit zijn onderzoek blijkt een dalend vertrouwen tussen 2011 en 2013 (Xi jinping werd partijleider in 2012, president in 2013) en nadien een stijging tot 2018.
Gematigd milieu-optimisme
De Harvard studie ging ook in op milieuaspecten. In 2016 verwachtten 43% van de ondervraagden dat de luchtkwaliteit binnen de vijf jaar beter zou worden. 26% hadden de omgekeerde mening.
Het rapport besluit dat er geen concrete aanwijzing is voor ‘ontluikende ontevredenheid bij de belangrijkste Chinese demografische groepen, wat de mening onderuit haalt dat het land een crisis van politieke legitimiteit doormaakt’; het blijkt immers dat armere bevolkingslagen en mensen uit het diepe binnenland evenveel, zo niet meer vertrouwen uiten in de regering als hun meer welstellende landgenoten.
Deng Yuwen, een vroegere redacteur van het dagblad van de centrale partijschool, en nu zelfstandig analist in de VS, vindt dat de resultaten in de lijn van de verwachtingen liggen omdat de drie belangrijkste domeinen van de enquête – openbare dienstverlening, anticorruptie-maatregelen en milieu speerpunten zijn van de politiek onder president Xi.
De Harvard auteurs denken dat de houding van de bevolking vooral een antwoord is op de ‘reële materiële verbeteringen in hun leven’.
Bron: South China Morning Post, Landmark Chinese Public Opinion Study