Hervorming van Chinese energie-politiek zit in de pijplijn


Leggen aardgaspijplijn in Xinjiang

Leggen aardgaspijplijn in Xinjiang


China dat voor twee derde van zijn energieverbruik aangewezen is op vervuilende steenkool wil meer andere energiebronnen gebruiken. Het land dat sinds 1993 netto-importeur is van petroleum, gaat vreemd in zijn zoektocht naar olie. Zo trekt het buitenlandse oliegiganten aan om eigen olie- en aardgasbronnen te ontdekken en te ontginnen. De elektriciteitssector is eveneens aan een herstructurering toe. De opwekking zal gebeuren door onafhankelijke producenten maar de distributie blijft in handen van een staatsmonopolie. Ook wordt een regulerend Controlecomité in het leven geroepen.
 
China is de derde grootste energieproducent na de VS en Rusland en de tweede grootste energieconsument onmiddellijk na de VS. De totale productie van primaire energie steeg van 627 miljoen ton standaard kolen equivalent in 1978 tot 1,09 miljard ton in 2000 met een piek in 1996 rond 1,3 miljard. Het BNP verviervoudigde terwijl  de energieproductie enkel verdubbelde. We hebben het dan over de commerciële energie, want tientallen miljoenen plattelandsbewoners doen nog een beroep op stro, hout en mest voor hun energie. De energieconsumptie in China bedraagt per hoofd maar een zesde van het gemiddelde van de OESO-landen. Anderzijds bedraagt China’s energieverbruik per dollar van het BNP driemaal het wereldgemiddelde en meer dan zesmaal dat van Japan.
 

Tabel 1: China: % in de wereld

 

1971

1995

2010

2020

BNP in koopkracht

3

12

17

20

Bevolking

23

21

20

19

Vraag primaire energie

5

11

14

16

Steenkool

13

28

33

36

Petroleum

2

5

8

10

Elektriciteit

3

9

13

15

CO2-emissies

6

14

17

19

Bron: IEA World Energy Outlook 1998
 
 
 Het “Rijk van het Midden”  is ook de tweede grootste producent en de grootste consument van steenkool. Schattingen ramen de steenkoolreserves op 4.000 miljard ton, de derde belangrijkstena de VS en Rusland. De reserves bevinden zich in de noordelijke provincies rond Shanxi, nogal afgelegen van de consumentencentra in het oosten. In 2000 stond steenkool in voor twee derde in van de primaire energie en het “Internationaal Energie Agentschap” verwacht dat dit nog geruime tijd zo zal blijven. Zelfs als zou China nog al zijn krachtscentrales uitrusten met de meest geavanceerde schone steenkool technologie, dan nog zou elke 1000 MW-centrale volgens Hans Blix (jawel, dezelfde) jaarlijks 900 ton SO2, 4.500 ton NO, 400 ton aan zware metalen, 350.000 ton vaste afval en 6,5 miljoen ton CO2 uitstoten. 500 steden voldoen niet aan de normen qua luchtvervuiling van de Wereldgezondheidsorganisatie. Bovendien veroorzaakt de uitstoot van schadelijke gassen jaarlijks bovendien voor 14 miljard yuan economische schade aan bossen en gewassen.
Sinds 1993 importeert het land ook petroleum omdat de eigen olieproductie de vraag niet kon bijhouden. De tijd dat het olieveld van Daqing olie kon exporteren, behoort tot het verleden. Na meer dan 30 jaar petroleumproductie is het veld over het hoogtepunt heen.Jaarlijks wordt 1,5 miljoen ton minder bovengehaald zij het dat gehoopt wordt Daqings aardige 50 miljoen ton jaarproductie nog een aantal jaren te kunnen voortzetten. De nieuwe olievelden in het onherbergzame westen van het land vormen de hoop voor de toekomst, maar vooralsnog betreft het middelgrote of kleine velden die moeilijk exploiteerbaar zijn. Het land heeft overigens een beroep gedaan op buitenlandse multinationals om mee deze velden te helpen aanboren. Anderzijds is China ook actief op de internationale oliemarkt. De Chinese oliegiganten gaan in alle windrichtingen om contracten af te sluiten. De petroleumconsumptie bedroeg meer dan 200 miljoen ton in 2001 (dit zal naar verwachting groeien tot 300 miljoen in 2010), waardoor China na de VS en Japan komt. Het netto importvolume bedroeg dat jaar 65 miljoen of één derde van de vraag. Binnen 10 jaar zal China Japan voorbijsteken als grootste Aziatische olieimporteur.
 

Tabel 2 Percentage in de primaire energie consumptie

Jaar

Steenkool

Petroleum

Aardgas

Hydro

Nucleair

1990

76,2

16,6

2,10

5,10

 

1992

75,7

17,5

1,9

4,9

 

1994

75

17,4

1,9

4,7

 

1996

74,7

18,0

1,8

5,0

0,4

1998

69,6

21,5

2,2

6,2

0,4

2000

67

23,6

2,5

6,3

0,5

Bron: China Statistical Yearbook
 
 
Aardgas in China is een laatbloeier als energiebron.  Momenteel staat het maar in voor 2 à 3 % van de energiebehoefte, terwijl het wereldgemiddelde op 23 % ligt. China wil tegen 2010 deze schone en economische energiebron verdrievoudigd zien. Het heeft wel aanzienlijke voorraden maar deze bevinden zich ook in diepe lagen in het westen van het land, terwijl de vraag vooral in het oosten hoog is. De aanleg van lange en dus dure pijpleidingen kost eveneens tijd. Toch is China’s productie sedert 1995 jaarlijks met meer dan 8 % gestegen.
China heeft ’s werelds grootste potentieel aan waterkracht. Toch staat de waterkracht maar voor 6 % van China’s energiebehoeften in. De plannen willen dit tegen 2010 opdrijven tot een veelvoud. De helft van de waterkracht komt momenteel van vele centrales van minder dan 100 MW. Daartegenover staat de aanbouw (22 miljard US$) van “De drie engten dam” die ’s wereld grootste hydrocentrale-complex omvat met 26 afzonderlijke generatoren van 700 MW (het equivalent van 18 kernreactoren) dat stroom zal leveren aan zowel Noord-Centraal- als Zuid-China. Bijkomend behoedt de dam stroomafwaarts gelegen gebieden voor overstromingen en maakt de Yangtse stroomopwaarts bevaarbaar tot Chongqing voor schepen van 10.000 ton, 
Nucleaire energie startte in 1994 en blijft een marginaal gegeven met 1 % van de energieconsumptie. In het oosten van het land waar de behoefte groot is, maar de natuurlijke middelen gering zijn nieuwe centrales zijn in aanbouw of worden bestaande uitgebreid. De eerste centrale was van puur Chinese makelij, andere maakten gebruik van buitenlandse technologie. Deze vorm van energie is duurder dan het bouwen van steenkoolcentrales en er wordt naar gestreefd de bouwkost te drukken. Wind-en zonnenergie zijn nog marginaler, maar zullen in de toekomst kleine bevolkingsgroepen in ver afgelegen gebieden, afgesneden van het elektriciteitsnet, van stroom voorzien.
 
Reorganisatie
 
De elektriciteitssector was tot voort kort het laatste bolwerk van planning en staatsmonopolie.  Volgens prof Hu Angang heeft de sector met 800 miljard yuan (10 yuan is 1,2 US$) aan activa, één zesde van de staatsactiva. Alleen de Elektriciteitsmaatschappij van de Staat stond in voor de helft van het kapitaal en de centrales en controleerde 80 % van de markt. De sector wordt nu ook op het spoor van de socialistische markteconomie gezet. Minister Zeng Peiyan van de Plancommissie deelde begin 2003 mee dat de maatschappij opgesplitst wordt in 2 distributiecorporaties,  5 stroomproductiegroepen en 4 dienstverlenende groepen. De twee corporaties die het transport- en distributienetwerk -dat de laatste tijd verwaarloosd werd ten voordele van de opwekking- zullen beheren, zijn de “Nationale Elektriciteitsnetwerk Corporatie” die Noord-China zal bedienen en de ” Zuid-China Elektriciteitsnetwerk Corporatie” die Zuid-China krijgt. Zij  komen in de plaats van 15 regionale netbeheerders. De vier autonome groepen stroomproducenten zijn de “China Huaneng Group Corporation”, de “China Datang Group Corporation”, de “China Huadian Group Corporation” en de ” China Guodian Group Corporation”. Het is de bedoeling dat deze onafhankelijke producenten later onderling gaan concurreren om elektriciteit te leveren aan de grote verbruikers die zullen kunnen kiezen van wie ze stroom kopen.  Daarnaast komen als dienstverlenende groepen de “China Power Investment Group Corporation”, de ” China Electricity Engineering Advisory Group Corporation”, de “China Hydroelectricity Engineering Advisory Group Corporation”, de ” Chinese Water Conservancy and Hydroelectricity Construction Group Corporation” en  de “China Gezhouba Group Corporation”.
            Parallel met de opsplitsing in autonome en concurrerende eenheden wordt een Controlecomité opgericht dat de sector moet controleren. Dit comité telt enkel reeds op nationaal niveau een 200 leden en gaat een tiental taken vervullen zoals het formuleren van regels en standaarden, het opstellen van energieplannen, de regulering en supervisie van de elektriciteitsmarkt, de distributie , de veiligheids- en kwaliteitsnormen, het verlenen van licenties voor de markttoegang , het voorstellen van prijsregulering… De “Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie” (de vroegere Plancommissie) houdt zich van haar kant bezig met het huidig energietekort dat 10 miljoen Kwh bedraagt en de helft van de provincies treft. Tijdens de Aziatische crisis werd de bouw van nieuwe centrales wat afgeremd, maar nu piekt de behoefte weer. Dit jaar wordt een stijging van de elektriciteitsvraag met 9 à 10 % verwacht. De regering heeft reeds 13 grootschalige nieuwe centrales van 12 miljoen KwH goedgekeurd waarvan de bouw in 2005 wordt begonnen.
 
            Een analoge hervorming als in de elektriciteitssector valt ook waar te nemen in de petroleum- en petrochemische sector. In de petroleumsector werden de activa herschikt in drie autonome conglomeraten. Upstream activiteiten zoals de ontginning die zich vooral in het noorden en het westen voordoen, worden een specialiteit van de  China National Petroleum Corporation (CNPC). De CNPC heeft voor 474 miljard yuan activa en kan een van de tiende grootste petroleummaatschappijen in de wereld worden.  China Petrochemical Corp (Sinopec) concentreert zich op downstream petrochemische activiteiten vooral in het oosten en het zuiden. SINOPEC heeft voor 380 miljard activa en een inkomen dat vergelijkbaar met America’s 18-de grootste maatschappij. Tenslotte is er de China National Offshore Oil Corporation (CNOOC) voor offshore ontginning die voor 32 miljard yuan activa heeft. De conglomeraten mogen zowel binnenlandse- als buitenlandse handel drijven evenals productie en verkoop combineren. Elk van het trio heeft trouwens een beroep gedaan op de binnenlandse- of buitenlandse kapitaalmarkt, zij het dat de buitenlanders geen zitje kregen in hun bestuur. Oliegiganten zoals ExxonMobil, BP en Shell kochten aandelen omdat ze de binnenlandse markt willen binnentreden als partners van één of twee Chinese vlaggenschepen.
 
 
Steenkool
 
De zaken liggen wel enigszins anders in de steenkoolsector. Zo’n 100 grote staatsmijnen stelden in 1999 nog drie miljoen man tewerk die de helft van de nationale productie leverden. Twee miljoen kompels werkten in tienduizenden, meestal niet gemechaniseerde, kleine mijnen van lokale regeringen, townships of privé-ondernemers. Vooral in de jaren ’80 werden deze gepromoot als een middel om overtallige boeren lokaal aan werk te helpen. In die kleine mijnen, die zelfs de meest minimale veiligheidsvoorschriften niet naleven, gebeuren regelmatig ongelukken of zelfs rampen. De Chinese regering heeft de laatste jaren al tienduizenden mijnen (ook van de staat) gesloten. Meer dan een miljoen banen verdwenen in de staatsmijnen en de steenkoolproductie ging flink naar omlaag. Het goede nieuws was echter dat in 2001 voor het eerst zonder verlies gewerkt werd.  Voorts werden de staatsmijnen op één enkele uitzondering na overgedragen aan de provincies. Het is nu de bedoeling om minder, maar grotere steenkoolbedrijven te vormen. Verder wil de regering de productiviteit van de Chinese mijnen, die pover is vergeleken met het buitenland, verhogen. In China wordt jaarlijks maar tussen 100 en 1250 ton per mijnwerker opgedolven. Dit bedraagt in Polen en Duitsland respectievelijk 400 en 6000 ton per jaar, in Australië en de USA 7.600 en 10.600 ton per jaar. De regering wil het productiviteitsniveau optrekken tot 1.500 ton per persoon per jaar. De controle op de talrijke illegale mijnen zal in de toekomst vanuit satellieten via remote sensing gebeuren.
 

Tabel 3 Productie van ruwe steenkool (MTon)

Type

1996

1997

1999

Productie

Percentage

Productie

Percentage

Productie

Percentage

Centraal-Staat

537

39

529

39

512

49

Locaal-Staat

222

18

225

17

213

20

Stad-dorp

614

44

570

43

317

30

Totaal

1374

100

1325

100

1043

100

Bron: Yearbook of China Coal Industry,2000, The Publishing House of Coal Industry
 
 
Naast de productiviteit en de veiligheid is het milieu een belangrijk zorgenkind voor de sector. China is in zijn krachtcentrales hoofdzakelijk aangewezen op steenkool. Maar liefst 40 % van de steenkoolproductie is voor hen bestemd. De schadelijke effecten van deze situatie zijn enorm. Kolenverbranding is de hoofdoorzaak van de luchtvervuiling die volgens de Wereldbank in China elk jaar aan 178.000 mensen buitenshuis het leven kost (naast 110.000 doden door luchtvervuiling indoor). De  bank raamt de economische schade van luchtvervuiling en zure regen tussen 16 en 37 miljard US$ jaarlijks. Een Chinese studie becijfert het verlies op 2 % van het BNP
De meeste centrales zijn totaal verouderd en combineren een veel te lage productiecapaciteit met een gulzige consumptie van grondstoffen. De kleine centrales consumeren ongeveer een derde meer dan grotere eenheden. De lagere energie-efficiency in de Chinese centrales komt er op neer dat in China een vierde meer CO2 uitgestoten wordt dan in de OESO-landen. Het wassen van kolen dat de efficiency voor een vijfde kan opdrijven, gebeurt nog veel te weinig, maar de regering wil dit sterk gaan opdrijven. In de noordelijke regio’s ontbreekt bijvoorbeeld het nodige water. Een derde van de krachtcentrales recycleert dan weer zijn water niet. De high-techmethodes van de schone steenkooltechnologie worden nog niet toegepast ofwel verkeren ze in een experimenteel stadium.
 
Olie
 
De olieconsumptie groeide van 2,25 miljoen vaten/dag in 1990 tot 4,88 miljoen in 2001, een jaarlijkse stijging van 7,3 %. Het gaat vooral om de zuidelijke kustgebieden zoals Guangdong, Zhejiang en Fujian en de oostelijke regio met grote steden zoals Peking. Sedert 1991 is de eigen olieproductie jaarlijks maar met een bescheiden 1,6 % gestegen. Dit is voornamelijk te wijten aan het feit dat de traditionele olievelden zoals Daqing over hun hoogtepunt heen zijn en dat steeds meer water meekomt, wat het kostelijker maakt om tot een gelijke productie te komen. Er wordt uitgekeken naar de productie van de velden in Xinjiang maar deze lagen zijn eerder klein tot middelgroot en zitten tot 6000 meter onder de grond. Voeg daarbij nog de nodige dure pijpleidingen om deze olie uit het westen te transporteren. Energieagentschappen voorspellen dat China zijn productie licht zal kunnen verhogen tot 170 miljoen ton jaarlijks, maar dat de behoefte zal stijgen tot 300 miljoen ton.           
 
Tabel 4 Ramingen van toekomstige petroleum-import (miljoen ton)

 

2000

2010

2020

2050

Vraag

200

260

320

520

Eigen aanbod

155

165

180

80

Tekort

45

95

140

440

Tekort opgevuld met

 

 

 

 

-andere bronnen

10

51

280

-import petroleum

35

60-75

130

 

Bron: China Oil, Gas and Petrochemicals Newsletter, dec 1999
 
 
Gezien de almaar groeiende behoefte betekent dit dat het land in de toekomst steeds meer petroleum zal moeten invoeren. In 2001 was dit 60 miljoen ton waarvan meer dan de helft uit het Midden-Oosten kwam.  China gaat resoluut vreemd en werkt reeds samen met Argentinië, Bangladesh, Canada, Colombia, Ecuador, Indonesië, Kazakstan, Malaysië, Mexico, Mongolië, Nigeria, Pakistan, Papua Nieuw Guinea, Peru, Rusland, Thailand, Turkmenistan, Venezuela en de Verenigde Staten. Meer dan 8 miljard US$ ging naar olieconcessies in Soedan, Venezuela, Irak en Kazakstan. De plannen met Kazakstan waren het grootst. Als China olie kan betrekken uit dit buurland betekent dit minder afhankelijkheid van bevoorrading uit het Midden-Oosten, die kwetsbaar is gezien deze allemaal door de straat van Malaga verscheept wordt. In juni ’97 verwierf de CNPC 60 % van de belangen in een Kazakse maatschappij die 3 grote olievelden heeft in Noordwest Kazakstan. De CNPC slaagde er Texaco, Amoco en Ruslands Yujnimost te verslaan door de belofte van een  bonus van 320 millioen US$ voor de Kazakse regering. In september ’97 volgde een bisnummer doordat de CNPC Petronas, Unocal en Amoco versloeg in het verwerven van een controlebelang in Uzen, het tweede grootste Kazakse veld. Hier werd een bonus van 52 miljoen US$ betaald en een onmiddellijke investering van 400 miljoen US$ en 8 % van de winst voor de regering. Bij het bezoek in juni van president Hu aan Kazakstan werd bekend gemaakt dat na de afwerking van het eerste stuk van een pijplijn naar China nu ook het tweede deel zal worden aangevat.
 In mei werd eveneens bekend dat de Russische regering het licht op groen zet voor een 2.400‑kilometer lange oliepijplijn van Siberië naar Daqing ten nadele van een vertakking naar Japan die later volgt. De lijn kost 1,7 miljard US$ en zou jaarlijks 20 miljoen en tegen 2010 30 miljoen ton petroleum transporteren van Angarsk naar Daqing. Als dit door de Russische feasibility-studie die het Chinees tegenover het Japans alternatief bestudeert, in september bevestigd wordt, zou dit zowat de halvering betekenen van de olie-afhankelijkheid uit het Midden-oosten tegen 2006.  Opmerkelijk is ook  dat drie buitenlandse oliegroten meer dan 1,5 miljard US$ hebben gespendeerd voor de beursgang van de Chinese vlaggenschepen in de hoop op contracten en op samenwerking die effectief met de tijd groter wordt. Shell is daarbij de eerste en grootste investeerder. Dit belet niet dat Shell en Exxon-Mobil van hun voorkooprecht hebben gebruik gemaakt om te verhinderen dat 2 Chinese groten een aandeel kochten van British Gas in een veld in de Kaspische zee.  De Amerikaan Warren Buffett maakte dan weer van zijn kant bekend 520 miljoen US$ te investeren in CNPC-dochter PetroChina waarmee hij 13 % krijgt van de beursgenoteerde PetroChina-aandelen en 1,3 % van het totaal vermogen. 
De oorlog met Irak heeft in China nog het bewustzijn aangescherpt dat het land kwetsbaar wordt gezien zijn toenemende afhankelijkheid van buitenlandse olie. Nu reeds wordt een derde van de verbruikte olie geïmporteerd. De reeds bestaande plannen tot het aanleggen van een strategische oliereserve werden als nog dwingender aangevoeld. In een eerste fase wil China tegen 2005 een reserve aanleggen van 30 dagen netto import en voor 2010 moet dit groeien tot een reserve van 40 dagen.
 
 
Aardgas
 
Aardgas werd lange tijd ondergewaardeerd en nu nog behoort de consumptie per hoofd in China tot de laagste ter wereld. 1 % meer consumptie van aardgas kan de uitstoot van 200.000 ton SO², 120.000 ton NO, 25 miljoen ton CO en 1,14 miljoen ton soda vermijden. Nochtans heeft China ruime voorraden want die zijn goed voor minstens 70 jaar productie. De overigens kleine gasvelden liggen meestal in afgelegen streken en de lagen zitten 4000 meter onder de grond, dus in moeilijk te ontginnen omstandigheden. Het land streeft er naar de productie van 30 miljard m³ in zeven jaar op te drijven tot het driedubbele.  Gezien de gasvelden zich bevinden in westelijke en het Sichuanbassin zijn pijplijnen nodig om deze bij de consumenten te brengen. Peking wordt reeds in aardgas bevoorraad door een pijplijn uit Shaanxi.
Een internationaal consortium (waarin PetroChina 50 % heeft en Shell, Gazprom en ExxonMobil 45 %) besteedt 200 miljard yuan (24 miljard US$) aan het leggen van een 4000 km lange dubbele anderhalf meter dikke pijplijn uit het Tarim-bekken in Xinjiang naar Shanghai. Deze lijn zou dit jaar afgewerkt zijn. Volgens sommigen moet deze pijplijn gedurende 40 jaar gas kunnen leveren om rendabel te zijn, terwijl men maar zeker is van 20 jaar levering. Anderen vinden dan weer dat deze pijplijn later ook dienst kan doen voor leveringen uit Centraal Azië. Daarenboven komt er nog een aardgas-pijplijn van Chongqing naar Wuhan en Changsha met een prijskaartje van 800 miljoen US$. CNPC en Shell hebben dan weer een deal van 3 miljard US$ gesloten om samen aardgas te ontginnen in het noordwestelijke Ordos-bassin in de provincies Shaanxi en Binnen-Mongolië.  Hiermee zou ook dit jaar begonnen worden. Tussen “Rusia Petroleum” (waarin BP hoofdaandeelhouder is) en de CNPC wordt een project bestudeerd om een pijplijn aan te leggen van het Russische aardgas veld in Irkutsk naar China’s noordoostelijke provincies en dan naar Peking en de Bohai Rim.
De grote kost ligt echter niet in de verwezenlijking van de “pipe-dreams” maar in de omschakeling van het energiedistributiesysteem downstream. Volgens de Wereldbank energie-expert Noureddine Berrah lopen die kosten op tot vier maal  de bouwkost. Bij de eindgebruiker leeft ook nog de mening dat aardgas een dure energiebron is vergeleken met steenkool. De Chinezen zullen een aardgas markt moeten cultiveren. Marktstudies hebben uitgewezen dat aardgas zal gebruikt worden in elektriciteitscentrales, in de chemische nijverheid en in steden als verwarming en voor het koken. Bij de elektriciteitsproductie beheerst China nog niet de techniek tot het bouwen van grote gasturbines. Momenteel wordt 44 % van het aardgas gebruikt in de chemie, maar deze nijverheid doet maar voor 7 % een beroep op deze grondstof ten voordele van steenkool. Aardgas wordt in China bijvoorbeeld voor 17 % gebruikt bij de productie van ammoniak terwijl dit op wereldvlak 80 % bedraagt.  Bij de productie van methanol en acetyleen bedraagt het aardgasgebruik eveneens nauwelijks 18 %.
In veel steden wordt intussen wel overgeschakeld op stadsverwarming op basis van aardgas. Ook het openbaar vervoer en de taxi’s rijden er meer en meer op basis van aardgas. De CNOOC verwierf een aandeel in een Australische firma die gedurende de komende 25 jaar jaarlijks 3,5 miljoen vloeibaar aardgas zal leveren aan Zuid-China. Tegen 2005 wordt door CNOOC en BP bij Shenzhen een LNG-terminal operationeel gemaakt die per jaar 3 miljoen ton vloeibaar aardgas zal invoeren. Latere LNG-terminals zouden in Fujian en Shanghai komen.
 
Nucleair/Hydro
 
Kernenergie zit in China in dezelfde hoek als de alternatieve energiën.
China’s bestaande kernreactoren in Qinshan and Daya Bay produceren jaarlijks 14 miljard KWh of 1% van China’s elektriciteit.  Geografisch zijn ze in het oosten gesitueerd dichtbij grote consumentencentra zoals Hongkong. Met de bouw van zijn eerste centrales was China het zevende land dat dit aankon. Nadien werd met Pakistan een contract getekend voor de uitbouw van een kerncentrale aldaar. De Lingao kerncentrale in de provincie Guangdong die een capaciteit heeft van 1000 MW begon de productie in mei 2002. Uitbreidingen van bestaande eenheden zijn zo goed als af en nog een viertal projecten zijn in aanbouw. Dit met hulp van Russen, Fransen en Canadezen. Daarmee wordt gehoopt tegen 2005 in 2 % van de stroombehoefte te voorzien. De bouw van kerncentrales is nog altijd duurder dan steenkoolcentrales en er wordt gepoogd de kost met 20 % te drukken waardoor deze vorm van energie competitief zou worden. Het is eveneens de bedoeling dat binnen 5 jaar drie vierde van de nucleaire infrastructuur in het binnenland geproduceerd wordt. Dan komt er een volledig zelfgeproduceerde kerncentrale van 1000 MW. Overigens heeft de kernenergiesector ook een reorganisatie ondergaan met één corporatie die actief is op het vlak van mijnbouw, productie, behandeling van nucleair afval en de veiligheid. De andere corporatie houdt zich enkel bezig met de bouw van de centrales. Tot 2010 zou er elk jaar een kerncentrale bijkomen en tegen 2020 zou 5 % van de stroom door kernenergie geleverd worden.          
 
China heeft een groot potentieel aan waterkracht. In 2000 werd slechts een vijfde van dit potentieel benut terwijl dit het dubbele zou kunnen zijn. Nochtans kost waterkracht maar 0,15 yuan per kilowatt uur, terwijl de productieprijs van een thermische centrale tussen de 0,2 tot 0,3 yuan schommelt en nucleaire energie 0,6 yuan per kilowatt uur kost, vier maal de prijs van waterkracht. Bijna de helft van de waterkracht komt van 33 centrales van middelgrote of grote omvang met een capaciteit van 2000 MW of groter. Meer dan de helft van de waterkracht komt echter van centrales met minder dan 100 MW capaciteit. Tot het jaar 2010 moet deze sector met 6,5 % groeien zodat tegen 2010 30 % van de elektriciteit door waterkracht wordt opgewekt. Topper daarbij is de ” 3 Engten dam”  die sedert 1994 in aanbouw is en ’s werelds grootste dam wordt met 26 generatoren die 84 miljard Kwh aan elektriciteit kunnen produceren of één negende van het landelijk totaal. Dit jaar worden de eerste eenheden operationeel met een capaciteit van 5 miljard Kwh. De waterkracht van de dam laat toe China’s afhankelijkheid van steenkool met 40 à 50.000 miljoen ton per jaar te verminderen zodat de jaarlijkse uitstoot van 2 miljoen ton SO² en van 10.000 ton CO vermeden wordt.  Ook op de Lancang (Mekong-rivier) in Dachaoshan werd onlangs een vijfde eenheid van zes hydrocentrales open gesteld die samen één miljard US$ gekost hebben en 7 miljard Kwh/jaar kunnen produceren. Langs de Lancang zijn nog een 14-tal  andere centrales gepland. Daarnaast promoot China ook de bouw van kleinschalige waterkrachtcentrales om elektriciteit te brengen in afgelegen kantons waar de bevolking nog hout verbrandt als verwarmingsmiddel. Dit laat toe het boskappen met 130.000 ha per jaar te verminderen. Nog 782 kantons of 300 miljoen personen zijn aangewezen op kleine waterkracht-stations voor hun energiebevoorrading.
 
Alternatief
 
China heeft slechts een windenergie-capaciteit van 345 MW, terwijl Duitsland tot 6.100 MW gaat en Indië tot 1100 MW. Het Tiende Vijfjarenplan wil de capaciteit vervijfvoudigen tot 1.500 MW in 2005. De laatste 10 jaar groeide de windenergie snel, hoewel ze ver achter blijft op het doel.  Vooral kleinschalige windgeneratoren in een 11 tal varianten gaande van 50 watt tot 20 KW werden in massa geproduceerd. Van de 26 provincies en autonome regio’s hebben er 7 meer dan 1000 windgeneratoren. Elk jaar komen er 7000 bij. In Binnen-Mongolië hangen 600.000 herders of één vierde van het totaal herders af van kleine windgeneratoren. Tijdens de jaren negentig kwamen daarbij nog middelgrote tot grote generatoren van 120 KW tot 600 KW en 10 MW windparken. Toch is de windenergie kostelijker dan andere energievormen en in China nog voor meer dan de helft duurder dan in landen met een rijpe windenergiepolitiek.
            Zonne-energieproductie bedraagt een 15 MW maar enkel één procent is met het netwerk verbonden. De helft ervan wordt gebruikt in de telecommunicatie. Niettegenstaande de hogere prijs groeide zonne-energie de afgelopen jaren met 20 %. Chinese experten menen dat deze energievorm tegen 2010 zal competitief zijn met andere energiebronnen. In dat jaar zou de zonne-energie krachtopwekking 150 MW bedragen en tegen 2020 zou dit stijgen tot 4 à 8 GW. Hoewel nationaal 98 % van de dorpen en 97 % van de huisgezinnen toegang heeft tot elektriciteit besteedt China 240 miljoen US$ voor de elektrificatie van de “donkere” dorpen. In een eerste fase worden vooral in het westen één miljoen personen verbonden met het net. Het programma steunt op waterkracht (voor 90 % van de capaciteit, maar enkel in 1/3 van de projecten), maar omvat ook een betekenisvolle hoeveelheid zonne-energie (10 % van de capaciteit, maar 2/3 van de projecten). Een derde van de projecten worden gebouwd in Tibet, een vierde in Sichuan en 10 % in Xinjiang.
            De minst kostelijke hernieuwbare energiebron is biomassa waarvan de capaciteit op 700 miljoen ton steenkoolequivalent (Mtce)geraamd wordt. Dit omvat 120 Mtce aan gewasstengels, 90 Mtce brandhout ea. In 1998 werden suikerrietstengels gebruikt om 800 MW aan elektriciteit op te wekken. Methaangas halen uit stedelijk afval wordt nog niet toegepast en energie halen uit afvalverbranding is in China ook nogal experimenteel en werd onlangs door de grote stad Tianjin in het vooruitzicht gesteld.
Voor het pas opgerichte controleorgaan en de politieke en administratieve instellingen in het algemeen wordt het een reusachtig karwei om een gedegen beleid van energiebesparing en -efficiency uit te werken. Er zijn nu al wel steunmaatregelen die een schone energiepolitiek aanmoedigen en straffen voor hen die emissienormen overtreden, maar dit alles kan ongetwijfeld nog sterk worden verbeterd en uitgebreid. Bijvoorbeeld bevoordeligt het huidig prijzenbeleid de oude elektriciteitscentrales die vervuilend produceren ten nadele van recentere centrales die schoner zijn. Het installeren van ontzwavelingsinstallaties door steenkoolcentrales kan niet doorgerekend worden in de prijs, wat ontmoedigend werkt voor de producenten. De BTW op waterkracht is 4 % hoger dan bij steenkool en deze op windenergie nog hoger. De stad Peking heeft echter reeds het goede voorbeeld gegeven door de strafmaat op de zwaveldioxyde-uitstoot te verhogen van 200 yuan/ton tot 1200 yuan/ton. De scherpe verhoging zou door andere steden gevolgd worden en zal de competitiviteit van de schonere energievormen ongetwijfeld ten goede komen.
 
  
Selecte bibliografie
 
Li Peng on Energy Policy, FBIS‑97‑196, Xinhua , 15 Jul 1997
Future Energy Supply for Economic Development Discussed, FBIS‑98‑156, Guoji Maoyi ,1 Jan 98
Key Issues of Energy Development Strategy, FBIS‑98‑268, Guoji Shangbao,14 Jul 98
Petroleum Industry Reorganized, Beijing Review, No 44, 2‑8 Nov 98
Barrier to Natural Gas Development Noted, FBIS‑99‑008, Keji Ribao, 4 Nov 98
Strategy for Use of Clean Coal Technology, FBIS‑1999‑0416, Zhongguo Nengyuan, No 2, Feb 99
Commission Minister Addresses Meeting on Formation of Power Companies,FBIS‑2002‑1229, Xinhua, 29 Dec 2002
Expanding Natural Gas Use in China,  A Joint Sino‑U.S. Research Report, Prepared by the University of Petroleum‑Beijing and Pacific Northwest National Laboratory   April 2002
Oil Market in China: Current Situation and Future Prospects ‑   Dr. Ken Koyama General Manager Energy Strategy Department The Institute of Energy Economics, Japan   
Foreign Direct Investment and Importance of the “Go West” Strategy in China’s Energy Sector, Mehmet Ögütçü, OECD, Maart 2002
International Energy Agency, 19 74 -19 9 9 , Coal  in the Energy Supply  of China
International Energy Agency, China’s  Worldwide Quest for Energy Security
Strategies for China’s Electricity Reform and Renewable Development, Industrial Economics Research Department,  Development Research Center of the State Council of the P.R.C., China Sustainable Energy Program, The David and Lucile Packard Foundation in Partnership with The Energy Foundation
Renewable Energy Development in China: The Potential and the Challenges A report supported by the China Sustainable Energy Program, The David and Lucile Packard Foundation in partnership with The Energy Foundation

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *