Jenny Clegg analyseert de hervormingen in China sinds 2012. Zij wil klaarheid scheppen over de context en de richting van het ontwikkelde beleid.
China’s socialist market reforms: moving to a new model
van Jenny Clegg is gepubliceerd in Theory and Struggle 2016, het jaarboek van de Marx Memorial Library. De Nederlandse vertaling is van Chinasquare. Dit is deel 2. Deel 1 staat sinds 2 juni op ChSq.
5. Hervormingen van de staatsbedrijven
De hervorming van de staatsbedrijven staat centraal in de nieuwe richting die China inslaat. Er zijn ongeveer 110 staatsbedrijven die centraal bestuurd worden en ongeveer 100.000 kleinere die provinciaal bestuurd worden en die vaak filialen zijn van de centrale. De centrale staatsbedrijven beheersen strategische sectoren die van levensbelang zijn voor de nationale veiligheid of het levensonderhoud van de bevolking, zoals landsverdediging, energieopwekking, olie en petrochemie, telecom, transport. Deze bedrijven maken ook de grootste winsten dank zij hun monopoliepositie.
Met het oog op het Made in China 2025 project zal de hervorming van de staatsbedrijven een grootschalige rationalisatie inhouden qua aantallen en qua industrieën waarin ze actief zijn; door fusies zullen ze de industriële concentratie verhogen om zowel hun eigen concurrentiekracht als die van de gehele de economie te versterken. Monopoliesectoren zoals telecom en bankwezen zullen waarschijnlijk verder geopend worden om voor meer concurrentie te zorgen en de eigendomsstructuur van de staatsbedrijven zal drastisch veranderen door het invoeren van een gemengd aandeelhouderschap. Privékapitaal wordt aangemoedigd om hierop in te spelen op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de aankoop van aandelen of converteerbare obligaties bij de staatsbedrijven, of door aandelenruil.
Toch zullen alle staatsbedrijven niet op dezelfde manier behandeld worden. Er komen twee categorieën naargelang hun maatschappelijk doel: commerciële bedrijven die naar winst streven en bedrijven die werken voor het openbaar welzijn of die een sociale functie hebben. De eerste groep richt zich op de markt en streeft naar een vermeerdering van het kapitaal van de staat en het ondersteunen van de economische groei; de tweede groep moet de kwaliteit van het leven van de mensen verbeteren en publieke goederen en diensten verlenen en zal daarop beoordeeld worden.
De staatsbedrijven die instaan voor het openbaar welzijn zijn meestal centraal bestuurd en worden volledig of via een groot meerderheidsaandeel door de staat gecontroleerd; dat geldt ook voor bedrijven voor defensie of grondstoffen. Ze maken een belangrijk deel van de economie uit. Dit soort bedrijven blijft onder de rechtstreekse supervisie door de regering en als er externe aandeelhouders bij komen dan gebeurt het in een complexere structuur.
De commerciële staatsbedrijven worden omgevormd in volledig onafhankelijke op de markt gerichte bedrijven, zonder rechtstreekse band met de regering, en verantwoordelijk voor hun eigen beslissingen inzake O&O, tewerkstelling en investeringen. De directie krijgt als opdracht winst te maken en het bedrijf voor te bereiden op een beursintroductie. Deze bedrijven zullen onderworpen zijn aan de discipline van de concurrentie en aan de wet, eerder dan aan eisen gesteld door de Partij.
Ook hier zijn er verschillende stelsels. In strategische sectoren, die ‘van levensbelang voor de economie’ zijn, blijft de dominante rol van de staat overeind en moet staatskapitaal de ‘absolute zeggenschap’ hebben, ofwel door volledig staatseigendom of door de verkoop van slechts een minderheid van de aandelen en het behoud van meer dan 50% door de staat. In ‘sleutelsectoren’ moet de staat een belangrijk maar niet noodzakelijk een meerderheidsaandeel behouden, zodat hij een sterke invloed en controle kan uitoefenen. Op die manier wil de staat een dominante rol behouden in speerpuntsectoren terwijl China de leiding neemt in strategische opkomende sectoren.
In de andere staatsbedrijven, hoofdzakelijk die op provinciaal niveau, kan het staatsaandeel teruggebracht worden tot een minderheidsparticipatie of kan de staat zich volledig terugtrekken. Er is ook een mogelijkheid voor staatsbedrijven ‘om te experimenteren met de verkoop van aandelen aan hun personeel’.
6. Gemengd aandeelhouderschap en liberalisering van de markt: de staat versterken
Het doel van de hervormingen is niet om te komen tot ‘minder staat’, maar wel om het ontwikkelingspotentieel van de private sector ruim baan te geven en tegelijk de financiële slagkracht van de staat te versterken. Het is de bedoeling de waarde van de staatsactiva te verhogen en de verbetering van de nationale industriële structuur te stimuleren.
Staatsbedrijven zullen aansporingen krijgen om aandelen te verkopen aan andere staatsbedrijven en aan particuliere bedrijven of om ze op de beurs te verhandelen. Zo zal er een systeem ontstaan van gemengd aandeelhouderschap. De regering ziet dit als het belangrijkste middel om de staatssector efficiënter te maken, de corruptie in te dammen en om de praktijk tegen te gaan van het overeind houden van ‘zombiebedrijven’. Het is ook een manier om vers kapitaal aan te trekken en om particuliere investeerders te betrekken bij de besluitvorming en zo de prestaties van de bedrijven te verbeteren, door ze meer kostenbewust en winstgericht te laten functioneren. Dit zal zowel de staats- als de privé-activa in waarde laten toenemen. De redenering is dat ‘de economie van gemengd aandeelhouderschap niet dient om een deel van de taart af te nemen van de oorspronkelijke staatsactiva, maar om investeerders uit te nodigen om een grotere taart te bakken’.
De hervorming van het gemengd aandeelhouderschap is ingebed in een ruimere liberalisering van de prijzen en de rentevoeten, waardoor kapitaal en andere productiefactoren vrijer en efficiënter kunnen circuleren. (‘China’s transition – the Third Plenum one year on’, Bloomberg Brief, October 2014 PDF) De aanpak komt erop neer dat de markt de overcapaciteit zal wegwerken en tegelijk een steun in de rug zal zijn voor de ontwikkeling van de nieuwe groeipolen. Door de vertraging van de economie wordt de concurrentie heviger en dat zet druk op de bedrijven om verouderde productiecapaciteit te elimineren. De druk van de concurrentie heeft echter ook als effect dat er meer geld beschikbaar komt voor kapitaal waarvan de prijs door de markt is bepaald om de rationalisatie te laten leiden tot technologische upgrading.
Nieuwe strategische industrieën beginnen op te komen en bieden nieuwe investeringsmogelijkheden. Dat zorgt voor een snelle ontwikkeling van de beurs en de kredietmarkten. Zij bieden ook kansen aan staatsbedrijven en lokale besturen om hun schulden te ruilen voor aandelenparticipaties. Dat helpt dan weer om de risico’s die vandaag vooral bij de banken liggen te spreiden en de algemene financiële positie van de staat te verbeteren.
De invoering van marktgerichte rentevoeten wordt als een prioriteit gezien om een algemeen geldende correcte prijs voor kapitaal te bepalen. Als de banken rente mogen vragen tegen markttarieven, zal dit helpen om hun balans te versterken en het is ook goed voor de spaarders. Het is duidelijk een noodzakelijke voorwaarde om bankleningen toegankelijk te maken voor privébedrijven en dat is dan weer een voorwaarde om gemengd aandeelhouderschap te realiseren.
Commerciële staatsbedrijven zullen zonder voorrechten de concurrentie met privébedrijven moeten aangaan voor bankleningen; de verplichting om concurrerende rente te betalen zal hen stimuleren om goed te presteren, want goed gerunde bedrijven krijgen betere tarieven. Het stopzetten van goedkope leningen aan ‘zombiebedrijven’ zal het concurrentievermogen van de staatssector in zijn geheel verbeteren, aangezien dan de echt levenskrachtige sectoren van de economie meer financiële steun kunnen krijgen.
Hoe meer staatsbedrijven een beroep zullen doen op de aandelenmarkten om hun financieringsbehoeften te dekken, hoe meer de banken zullen kunnen focussen op het midden- en kleinbedrijf dat van levensbelang is voor het scheppen van banen; de banken zullen op die manier deze ondernemingen waarop het toezicht nu zo zwak is in het vizier krijgen en kapitaal weghalen uit het schaduwbankieren. Door de overschakeling op aandelenmarkten zullen banken ook de kans krijgen om het consumentenkrediet te ontwikkelen, wat dan weer belangrijk is om het belang van investeringen en van de export voor de groei van de economie te verminderen.
De hervormingen gaan echter gepaard met krachtige waarschuwingen dat ‘het toelaten van gemengde aandeelhouderschap niet mag uitmonden in een algemene privatisering’ en dat ‘weerstand geboden moet worden aan de afbraak van de staatsactiva’. Wanneer de staatsbedrijven overschakelen van goedkoop krediet naar financiering door aandelenverkoop dan is er een immens risico op verliezen. De prijszetting van de staatsactiva is feitelijk erg problematisch aangezien de Chinese beurzen niet echt een accurate graadmeter zijn voor de staat van de economie. Ze worden vooral gebruikt door staatsbedrijven om bijkomend fondsen op te halen bij kleine particuliere investeerders en spelen tot dusverre slechts een beperkte rol bij de toewijzing van kapitaal.
7. De staat op de markt
De uitdaging bestaat erin een evenwicht te vinden tussen de rol van de markt bij de toewijzing van productiefactoren en de controle door de staat over de vitale onderdelen van de economie.
Terwijl de regering zich verder terugtrekt uit het bestuur van bedrijven moet ze meer gaan focussen op het beheer en de controle van staatsactiva in de vorm van kapitaal, en op het structureren van de markt, in het bijzonder voor investeringen. Markten zijn nooit ‘vrij’: ze worden altijd bepaald door staatsinmenging, door het beleid, door wetten, regels en monetaire aanpassingen. In kapitalistische maatschappijen hebben die tot gevolg dat inkomen aan de top geconcentreerd wordt, of zoals Robert Wade het stelt: ‘rijkdom naar omhoog te versluizen’. (Robert Wade, ‘Progressives should be pro-market too’, Financial Times (brief op 13 januari 2014)
De Chinese financiële hervormingen willen een systeem creëren dat de reële economie vooruit helpt, een systeem dus, dat zorgt voor de ontwikkeling en de herstructurering van de productiekrachten. Dit verschilt nogal van het huidige mondiale financiële systeem dat vooral door de financiële instellingen van de VS wordt gedomineerd en een imperialistisch systeem van zelfbediening is waarin ‘financiers financiers financieren’.
Om te beginnen worden de Chinese kapitaalmarkten en het systeem van aandeelhouderschap in het oog gehouden door een aantal overheidsfirma’s voor kapitaalverrichtingen. Aan die firma’s zou in het kader van de hervormingen een deel van de aandelen van de staatsbedrijven kunnen worden overgedragen. Naar het model van het Singaporese Temasek zijn deze firma’s niet alleen opgericht voor investeringen, maar ook voor welzijnszorg en sociale zekerheid, en beheren ze daarvoor aandelenportefeuilles die dividenden opbrengen. De staat vindt deze firma’s van levensbelang voor de nationale veiligheid en zij zijn dan ook voor 100% staatseigendom.
Het model vermijdt het belangenconflict dat dikwijls publiek-private samenwerking onwerkbaar maakt. Hoe dat gebeurt zien we bijvoorbeeld in de provincie Shandong waar 30% van het kapitaal van drie staatsbedrijven – de luchthaven, een energiebedrijf en een zoutfabriek – overgedragen werd aan een provinciaal fonds voor sociale zekerheid. Het provinciebestuur was er voordien van beschuldigd zijn eigen belangen voorop te stellen bij het bestuur van deze staatsbedrijven maar nu is het een investeerder met stemrecht en een vertegenwoordiging in de raad van bestuur, hecht het meer belang aan het maximaliseren van de dividenden en aan efficiency dan aan politieke doelstellingen. Op die manier worden de hervormingen van de bedrijven zo georganiseerd dat ze concurrentiële staats- en privébedrijven met elkaar combineren om te zorgen voor een gezondheidszorg en een sociale zekerheid die toegankelijk zijn voor allen.
Gemengd aandeelhouderschap zal de industriële concentratie verhogen door de creatie van groepen met kruisparticipaties, door samenwerkingsverbanden tussen centrale staatsbedrijven, provinciale staatsbedrijven, collectieve plattelandsbedrijven en particuliere bedrijven te versterken. De staatsbedrijven zullen privékapitaal aantrekken, maar er zal ook staatskapitaal naar de privésector gaan. De provincie Guangdong bijvoorbeeld is de belangrijkste exportregio van China en de privésector heeft er een grote bloei gekend. De kostprijzen zijn echter opgelopen en de concurrentie wordt heviger, dus nu wenden deze bedrijven zich tot staatsbedrijven van andere provincies om met kapitaal bij te springen bij de vernieuwing van hun industriële uitrusting. Op die manier laat gemengd aandeelhouderschap de leidende rol van het staatskapitaal spelen en zet het de privésector in om het nationale ontwikkelingsplan te realiseren.
De regering behoudt de algemene controle over de financiële markten, want ze blijft de instantie die toestemming geeft voor beursintroducties en die de beursgang registreert. Het is ook de regering die gaat over de regelgeving en de wetgeving betreffende alle aspecten van kapitaalbewegingen en die een gestuurd beheer van aandelen voert, een strategische maatregel die de controle op de markt en op de structuur van de economie versterkt. De staatsinvesteringsfirma’s kunnen op strategische wijze aandelen en obligaties verkopen of kopen, respectievelijk als de markt te snel stijgt en als hij te snel daalt. Hun rol werd duidelijk gedurende de recente episodes van grote volatiliteit op de beurs: het ‘nationale team’ van staatsinvesteringsfirma’s kreeg opdracht een meltdown te verhinderen door de aandelenverkoop op te schorten en in plaats daarvan aandelen te kopen. Deze firma’s zijn langetermijninvesteerders en ze kunnen dan ook optreden als een stabiliserende factor tegen speculatieve tendensen.
De regering kan de investeringspatronen verder beïnvloeden door het niveau van de dividenden en van de rentevoeten te bepalen. Door hoge dividenden te eisen in sectoren waar overcapaciteit is kan ze het inefficiënt gebruik van kapitaal aan banden leggen. Door banken instructies te geven om alleen leningen toe te staan aan bedrijven die al overcapaciteit afgebouwd hebben kan ze schuldafbouw op gang brengen. Ze kan ook de ingehouden winst die weer geïnvesteerd wordt controleren door lage dividenden te vragen van sectoren waar veel groeipotentieel is. In startende innovatieve sectoren kan bij wijze van bescherming volledig afgezien worden van dividenden. (Hong Yu, ‘The Ascendancy of State-owned Enterprises in China: development, controversy, problems’ Journal of Contemporary China, Vol. 23, No. 85, jan. 2014, p. 172)
Tenslotte is het ook de bedoeling de interne en externe controle van de staatsbedrijven te intensiveren. Extern door inspectieteams van buitenaf, intern door de partijcellen in de bedrijven als een soort strijdmacht te laten optreden. In de ondernemingen voor openbare dienstverlening spelen die groepen een sleutelrol om te voorkomen dat ze uitsluitend als winstmachine gaan functioneren. In commerciële bedrijven hebben ze opdracht de markt en de staat met elkaar te vervlechten door zowel het probleem van slecht functionerende markten op te lossen als dat van overdreven staatsinmenging enerzijds of juist gebrek aan regelgeving anderzijds.
Zoals de Marxistische economist John Ross het uitdrukt: in China is de verhouding tussen markt en staat niet langer die van de ‘vogel in de kooi’ (John Ross, ‘SOE Reform in China’, interview for Dialogue, CCTV News, 22 nov. 2015). Tegenwoordig is de staat meer het skelet in het lichaam van de markt geworden. Zhang en Chang noemen de hervormingen een theoretische innovatie in de relatie tussen staat en markt die verder gaat dan het westerse economische denken met zijn nadruk op de korte in plaats van de lange termijn, op totale vraag en aanbod in plaats van structuren en op marktverstoringen in plaats van ontwikkeling. De Chinese benadering van macrocontrole overtreft het Keynesiaans macro-management van de kapitalistische hausses en baisses. Zij probeert de coördinatie van de monetaire en fiscale politiek met het industriebeleid te laten gelden en gebruikt het ene om de hoogten en laagten van de markt te beheersen en het andere om de nationale ontwikkelingsstrategie in de goede richting te sturen wanneer eenmaal de markten stabiel zijn. (Jie Li, ‘The essential goal of SOE reform is to fully guarantee their public property’, Tenth Forum of the World Association for Political Economy, Johannesburg, South Africa 19-21 June, 2015).
Aglietta noteert dat het sturen van de vraag overtollige capaciteit kan opvangen in tijden van laagconjunctuur, maar dat de Chinese aanpak ook naar de wortels gaat van de instabiliteit op de markten (Michel Aglietta, ‘China aims for a soft landing’, Le Monde Diplomatique, nov. 2015). China gebruikt zowel industriebeleid als marktwerking om de herstructurering van de ondernemingen te realiseren door consolidatie en fusies en door met injecties van privékapitaal de bedrijven te helpen moderniseren. Op die manier probeert China de staat en de marktmechanismen te combineren om tegelijk de economische groeivertraging te kunnen beheersen, de schuldgraad te verlichten en de industrie te herstructureren, terwijl het ook nog eens de levensomstandigheden van de werkende bevolking laat vooruitgaan, en dit alles zonder de economie in duigen te laten vallen.
8. Conclusie
De debatten in China gaan nooit over een direct op de arbeidersklasse gesteund collectivisme. De Partij is meer bezig met het evenwicht van de verschillende belangen binnen het systeem met zijn gemengde eigendomsvormen. De klassenstrijd blijft op een laag pitje staan. Volgens Jo Cottenier van de Belgische PVDA versterken de hervormingen in belangrijke mate de laag van kapitaalbezitters, bestuurders en managers die geen boodschap meer hebben aan het marxisme. De financiële dienstverlening is de snelst groeiende sector, dus hij heeft niet helemaal ongelijk.
Het is echter nodig om rekening te houden met het feit dat de industrialisering van China nog een lange weg te gaan heeft. Ze is nog maar halverwege een hervorming op lange termijn waarmee in 1979 is begonnen. Toen pas zag de CPC de werkelijkheid onder ogen: de omvang en de aard van de problemen van het land en zijn lage ontwikkelingsniveau en aanvaardde ze dat in de eerste fase van het socialisme voorrang moet worden gegeven aan de ontwikkeling van de productiekrachten eerder dan aan klassenstrijd.
Vooral sinds de jaren 90 is een nieuwe burgerij in opkomst. Het is meer een ‘klasse op zich’ dan een ‘klasse voor zich’, want ze is in wezen afhankelijk van de staat en over het algemeen trouw aan de Partij. Marxisten erkennen de progressieve rol van het kapitalisme bij de ontwikkeling van de productiekrachten en de socialisering van de arbeid. Nu China de ontwikkeling van zijn binnenlandse markt aanpakt, krijgen de ondernemers een zelfs nog grotere rol toebedeeld. Het nieuwe evenwicht tussen staat en markt is uiteindelijk een compromis tussen verschillende belangengroepen, waarbij verschillende eigendomsvormen voorkomen en de groepen toezicht op elkaar uitoefenen, ‘elkaars macht beperken’ en ze toch werken aan een gezamenlijke ontwikkeling’. Tegelijk met de versterking van de privésector wordt ook de Chinese staat sterker en wanneer het nodig is neemt hij zowel de eigen miljardairs als de tycoons uit Hongkong onder handen en zelfs de grote multinationals die hij zo zorgzaam heeft omringd om hun investeringen te winnen. Een sterk voorbeeld is het strafrechtelijk onderzoek tegen GSK voor het omkopen van ziekenhuisdokters.
Veel van de details van de hervormingen moeten nog uitgewerkt worden: hoe precies de verschillende industrietakken te classificeren? Hoe managers te selecteren? Wie gaat dat doen en voor welk salaris? Hoe ver mag je gaan in de beperking van gunstige leningen voor staatsbedrijven en hoeveel invloed moet je de markt toestaan op de structuur van de industrie?
Heeft de beroering op de beurs het enthousiasme voor hervormingen van de Chinese leiders laten afnemen? President Xi Jinping heeft opnieuw bevestigd dat staatsbedrijven een belangrijke kracht blijven om ‘de modernisering vooruit te stuwen en de gemeenschappelijke belangen van de bevolking te behartigen’ (Xinhua, juli 2015). Invloedrijke analisten hebben verklaard dat de beste en meest duurzame hervorming van staatsbedrijven de fusie van centrale ondernemingen is (geciteerd in Gabriel Wildau, ‘China state-owned groups in ‘tidal wave’ rally’, Financial Times, 11 aug. 2015).
Er is geen tijdschema vastgelegd maar de suggestie is gewekt dat men tegen 2020 ‘beslissende resultaten’ verwacht. Het is typisch dat China nog altijd bezig is om, met de woorden van Deng Xiaoping, ‘de rivier over te steken door op de tast van stapsteen naar stapsteen onder het wateroppervlak te gaan’. Het is onwaarschijnlijk dat de regering haar strikte controle over en betrokkenheid bij een groot aantal centrale staatsbedrijven zal opgeven. Je kunt er anderzijds evenzeer op rekenen dat er een geleidelijke liberalisering en een herstructurering van de bedrijven komt, met ondersteunende maatregelen, zodat het surplus van de overcapaciteit kan worden gespreid. De verhouding tussen staat en markt is voortdurend in beweging en de meningsverschillen binnen de Communistische Partij van China zullen intens blijven. De partij zal doorgaan met zoeken naar een evenwicht tussen de dominante, regulerende rol van de staat en de beslissende functie die de markt moet krijgen in het toewijzen van productiefactoren. De regering heeft heel wat mogelijkheden om de vraag van de consumenten te stimuleren, de groene groei, de dienstensector, inclusief gezondheidszorg en sociale zekerheid, regionale infrastructuurprojecten en rekening te houden met de toename van de stedelijke bevolking. Nieuwe terreinen van innovatie zoals mobiele apps, hernieuwbare energie en consumentenelektronica komen supersnel op. Maar op ieder ogenblik blijft het in een snel veranderende markt een moeilijke afweging om te kiezen voor stimuleren of afremmen met het oog op de versnelde herstructurering en de schuldenafbouw.
Er gaan banen verloren en onteigende boeren blijven strijden voor een correcte vergoeding van lokale overheden in geldnood. Maar het doel is de levensomstandigheden van de hele bevolking te verbeteren, niet ze af te breken. De invoering van een betrouwbare en verplaatsbare sociale zekerheid zal een einde maken aan het huidige systeem met rechten gebaseerd op de hukou (het domicilie) waardoor migranten van het platteland geen volledige toegang kunnen krijgen tot alles waar stedelingen recht op hebben. Dit is een belangrijke stap naar het afschaffing van de tweedeling tussen stad en platteland en het betekent een massale sociale omvorming.
De komende 5 tot 20 jaar zullen pijnlijk zijn want de economie moet de problemen van te veel schulden en overcapaciteit verwerken in een context van tragere groei en daling van de uitvoer. Maar een sterke, efficiënte en concurrentiële staatssector zou een grote vooruitgang zijn voor het socialisme in China. Met een relatief succesvolle anti-corruptiecampagne, een engagement om de ‘rechtsstaat’ verder uit te bouwen en de milieuvervuiling aan te pakken kan men brede lagen van de bevolking aan boord houden. De fractiestrijd van 2012 is bedwongen en de Partij heeft de leiding gecentraliseerd en de discipline verscherpt om de uitdagingen aan te kunnen. De CPC vaart vandaag haar eigen koers om China te transformeren van een productie-economie en een lagelonenland in een mogendheid die voorop loopt in wetenschap en innovatie. De Partij heeft duidelijk de bakens uitgezet voor de eindfase van de hervormingen, met als doel een modern socialistisch China tegen 2049.
Heeft China een weg gevonden om winst aan te wenden ten dienste van het volk en de privésector in te zetten om de financiële positie van de staat te versterken? Kan het de staat en de markt, billijkheid en efficiëntie, publiek en privé in evenwicht houden?
Zal China erin slagen de politieke economie van de middenklasse, met ander woorden de markt, te bedwingen met de sociale planning die volgens Marx de kenmerkende politieke economie is van de arbeidersklasse, de georganiseerde arbeid?
China heeft het voornemen zich een plaats te veroveren op de wereldmarkt en een einde te maken aan de westerse overheersing. Het bereidt al zijn ondernemingen voor op een grote rol bij het succes van het ‘One Belt; One Road’ (OBOR) initiatief, dat de oude zijderoute tussen Azië en Europa nieuw leven wil inblazen. De verwezenlijking van deze plannen zal wereldwijd de grote doorbraak in de 21ste eeuw worden (wordt vervolgd) .
Het Engelse origineel van de bovenstaande tekst kan besteld worden via http://www.marxlibrary.org.uk/
Het is mogelijk de tekst te downloaden via http://amadlandawonye.wikispaces.com/Theory+and+Struggle
De auteur Jenny Clegg heeft Internationale Politiek gedoceerd aan de universiteit van Lancashire. Zij is een gerespecteerd Chinakenner met een opmerkelijk boek over China’s mondiale strategie: China’s Global Strategy, Towards a Multipolar World. Jenny Clegg is ondervoorzitter van de Society for Anglo-Chinese understanding (SACU).