Het Chinese economische mirakel ontrafelen (2) en (3)

Prof. Efe Can Gürcan

Het tweede en derde deel van een dossier over het ‘Chinese economische mirakel’* opgesteld door de Turkse professor Efe Can Gürcan* (Istinye Universiteit van Istanboel). De inleiding publiceerden we op 10 augustus, deel 1 op 11 augustus. Dit is een studietekst uit Volume 3 deel 2 van het magazine Belt and Road Initiative Quarterly (BRIQ). Hij werd overgenomen door Friends of Socialist China. Deze studietekst is verkrijgbaar als PDF . Vanwege de opiniërende inhoud, merken wij op dat de stellingen niet noodzakelijk de mening van de redactie weergeven.

Op weg naar de Chinese droom van nationale verjonging

Van een evenwichtige en algehele ontwikkeling naar de Chinese droom van nationale verjonging: naar een hogere fase van het socialisme in het tijdperk van Hu Jintao en Xi Jinping

.. met Hu Jintao

Toen de regering Hu (2002-2012) aantrad, waren de productiekrachten al dermate gegroeid dat de strijd tegen uitbuiting en polarisatie hoog op de agenda kon geplaatst worden. Het bbp is een basisindicator voor het ontwikkelingsniveau van de productiekrachten, en de gegevens van het Chinese bbp getuigen van de aanzienlijke verwezenlijkingen in de jaren 2000 (zie figuur 1). Hu’s theorie van een “harmonieuze samenleving” die een antwoord moest bieden op de toenemende sociale onrust en profiteren van China’s toegenomen economische maturiteit, verschafte een beleidskader dat de onrust onder de bevolking moest temperen. Het Tiende Vijfjarenplan wilde dan ook in de eerste plaats het sociale zekerheidssysteem en de staatsbedrijven verbeteren. Het Twaalfde Vijfjarenplan richtte zich op milieubescherming als onderdeel van Hu’s harmonieuze ontwikkelingsproject, terwijl ook onderwijs, wetenschap en technologie verder werden ontwikkeld. (CGTN, 2020. Dat nieuwe beleidskader had een grote impact op de invoering van de wet op de arbeidsovereenkomst van 2008 en de doorvoering van merkbare verhogingen van het minimumloon door lokale overheden. De nieuwe wet zorgde voor geregistreerde werkgelegenheid en bood ook garanties voor contractverlenging, socialezekerheidsbijdragen en loonnormen. (Gürcan & Mete, 2017: 12-13)

figuur 1

Sociale harmonie essentieel

Volgens Hu is “sociale harmonie een essentiële eigenschap van het socialisme met Chinese kenmerken” (Hu, 2007). Zijn visie op sociale harmonie beperkte zich niet tot de bevordering van “sociale gelijkheid en rechtvaardigheid”. Ze komt het best tot uiting in “het in evenwicht brengen van stedelijke en plattelandsontwikkeling, ontwikkeling tussen regio’s, economische en sociale ontwikkeling, relaties tussen mens en natuur, en binnenlandse ontwikkeling en opening naar de buitenwereld” (Hu, 2007). Het is duidelijk dat zijn visie sterk aansluit bij de toespraak van Mao “Over de tien relaties”, waarin hij pleit voor een evenwichtige ontwikkeling in overeenstemming met de concrete realiteit van China. (Mao, 1974) In de zoektocht naar sociale harmonie stelt Hu bovendien de “Wetenschappelijke kijk op ontwikkeling” centraal: er moet ten volle gesteund worden op de wetenschap en het onderwijs om een evenwichtig, veelzijdig en duurzaam ontwikkelingsmodel uit te bouwen waarin de mens voorop staat. (Hu, 2007; Gürcan, 2021b) Vanuit zijn visie om een “in alle opzichten gematigd welvarende samenleving” op te bouwen, zei Hu dat de nadruk moest liggen op “een beleid in het belang van de mensen” en “de zoektocht naar harmonie binnen de verschillen” (Hu, 2007).

Nadruk op het sociale en op de overheidssector

In die context schakelde zijn regering naar een hogere versnelling in het sociale beleid, het door de staat gestuurde beleid en de grootschalige investeringen in infrastructuur, die later door de regering van Xi werden verdiept. In het Elfde Vijfjarenplan (2006-2010) werd nog meer de nadruk gelegd op de overheidssector. Het doel was dus “het overheidskapitaal te concentreren op de belangrijke industrieën en sleutelgebieden die cruciaal zijn voor de nationale veiligheid en de nationale economische slagaders, de economische spreiding van staatsondernemingen te optimaliseren, de controle, invloed en drijvende kracht van de staatseconomie te versterken en haar leidende functie uit te oefenen … grote ondernemingen en grote ondernemingsgroepen met een relatief sterke concurrentiekracht te ontwikkelen … de collectieve ondernemingen verder diepgaand te hervormen en een veelvormige collectieve economie te ontwikkelen”. (VRC, 2006) Dit plan legde ook de nadruk op de opbouw van een onafhankelijke basis van productie- en innovatiecapaciteiten. (VRC, 2006)

Vaste activa

Uitgaande van de hierboven geschetste context kunnen de bruto investeringen in vaste activa worden beschouwd als basisindicator voor de ontwikkeling van de infrastructuur. Dit slaat niet alleen op grondverbetering en de aankoop van fabrieken en installaties, machines en uitrusting, maar ook op de aanleg van wegen, spoorwegen en de bouw van scholen, kantoren, ziekenhuizen, privéwoningen en commerciële en industriële gebouwen. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de bruto investeringen in vaste activa in China in de periode 1989-2001 met ongeveer 7,85 procentpunten zijn toegenomen. Tussen 2002 en 2012 bedroeg de groei onder de regering Hu 9,19 procentpunten. Belangrijk hier is dat China dankzij het door de staat aangestuurde economische ontwikkelingsmodel meer bruto investeringen in vaste activa heeft gedaan dan sommige imperialistische landen uit het Westen als de VS, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk (zie figuur 2).

Sociale zekerheid, werkgelegenheid, gezondheidszorg

De uitbreiding van het sociaal beleid kan worden beoordeeld aan de hand van gegevens over “de overheidsuitgaven voor sociale zekerheid en werkgelegenheid”, “de overheidsuitgaven voor pensioenen en sociale voorzieningen”, en “de binnenlandse overheidsuitgaven voor gezondheidszorg als percentage van de lopende uitgaven voor gezondheidszorg”. De overheidsuitgaven voor de sociale zekerheid en de werkgelegenheid zijn aanzienlijk gestegen, namelijk met meer dan 328% (zie figuur 3). Dat geldt eveneens voor de uitgaven voor de pensioenen en sociale voorzieningen, die alleen al in de periode 1995-2006 met meer dan 686% zijn toegenomen (zie figuur 4). Het is dan ook geen verrassing dat dit weerspiegeld wordt in de stijging van het aandeel van arbeid in het bbp, die in 2010 nog versnelde en in 2017 naar 51,3% was geklommen (zie figuur 5). In onze onderzoeksgroep van imperialistische en ontwikkelingslanden haalde China in 2000 de op een na slechtste resultaten voor algemene overheidsuitgaven voor gezondheidszorg. In de daaropvolgende jaren is de verhouding tussen de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en de totale uitgaven voor gezondheidszorg echter gestegen met bijna 34,5 procentpunten, wat niet minder dan spectaculair kan genoemd worden.

GINI-coëfficiënt en Human Development Index laten het succes zien

Het lijkt er dus op dat China in onze onderzoeksgroep het hoogste stijgingspercentage vertoonde, dat overigens onder de regeringen van Hu en Xi nog is versneld. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg vanaf 2010 zijn toegenomen met meer dan 50% van de totale gezondheidsuitgaven (zie figuur 6). Hetzelfde kan gezegd worden van de overheidsuitgaven voor onderwijs (als percentage van het bbp): die klommen van 1,88% in 1999 naar meer dan 3,75% in 2010 (zie figuur 7). Ook de gemiddelde lonen in China vertonen een opwaartse trend: zij stegen met bijna 237% in een context van lage inflatie (zie figuur 8). Al die ontwikkelingen hadden invloed op de GINI-coëfficiënt, een maatstaf voor de inkomensongelijkheid in een land: vanaf 2010 begon die te dalen, voornamelijk dankzij de allround ontwikkelingsstrategie van Hu, en later ook de ijverige inspanningen van Xi. De GINI-coëfficiënt van China geeft overduidelijk de sociale vooruitgang weer die het land na de eeuwwisseling heeft geboekt (zie figuur 9). Hetzelfde verhaal voor de “Index van de menselijke ontwikkeling” van de VN (UN-Human Development Index, HDI) die de menselijke ontwikkeling op het gebied van gezondheid, onderwijs en levensstandaard meet. Over het geheel genomen is de ontwikkelingsindex van China in de periode 1990-2019 constant toegenomen, in totaal met 0,262 punten (zie figuur 10). De sociaal-economische verwezenlijkingen zijn dus een duidelijke indicator van het succes van het Chinese ontwikkelingsmodel.

economische mirakel
figuur 2
figuur 3

China’s overheidsuitgaven: sociale zekerheid en werkgelegenheid
Bron: https://www.ceicdata.com/en/china/government-revenu-and-expenditure/governmentexpenditure-social-security-and-employment

figuur 4

China’s overheidsuitgaven voor pensioenen en sociale voorzieningen (RMB)
Bron: https://www.ceicdata.com/en/china/government-expenditure-by-other-category/government-expenditure-pension-and-social-welfare-ps

figuur 5
figuur 6
figuur 7
figuur 8
economische mirakel

Vier ‘vertrouwenskwesties’ en de Chinese droom

De verschuiving naar een meer mensgericht economisch beleid is onder Xi nog aanzienlijk versneld. Zijn regering heeft de visie van Hu op de socialistische kernwaarden behouden en de strijd tegen corruptie en ongelijkheid verdiept. Zij is er ook opmerkelijk goed in geslaagd om in de voetsporen van Hu de pro-Amerikaanse elementen uit de staat te verwijderen. (Martin, et al., 2021; Dorfman, 2018) In een wereld die wordt gekenmerkt door de neergang van de Amerikaanse wereldhegemonie en de uitbouw van een multilaterale wereldpolitiek (Gürcan, 2019; Gürcan, 2021b) wil Xi het zelfvertrouwen en de rijkdom van China herstellen. Die doelstelling komt het best tot uiting in de doctrine van de “Vier vertrouwenskwesties” en de “Chinese droom”. De oorsprong van de “Vier vertrouwenskwesties” gaat terug op een toespraak van Hu op het 18e partijcongres van de CPC. Het was belangrijk, zo zei hij toen, te blijven vertrouwen in de toekomst van het socialisme, in het wetenschappelijk karakter van de theorie van het socialisme en de superioriteit van het socialistisch systeem. In 2014 voegde Xi hieraan een vierde component toe: het vertrouwen in de waarde en vitaliteit van de Chinese cultuur. Het groeiende zelfvertrouwen van China wordt gestimuleerd door de toenemende geopolitieke rivaliteit en het aanhoudende economische succes van het land en komt ook tot uiting in de “Chinese droom”. (Gürcan, 2021b; China Research Center, 2012)

Xi beschrijft de Chinese Droom als volgt:


    “Een droom die door het Chinese volk en de Chinese natie wordt gekoesterd en nagestreefd, een droom om China op alle gebied op te bouwen tot een welvarende samenleving en de Chinese natie te verjongen, een droom waarin iedereen zijn eigen droom kan waarmaken, een droom die een streefdoel is voor de hele natie, en een droom die de wereld toont dat China zich inzet om een grotere bijdrage te leveren aan de vrede en de ontwikkeling van de mensheid”. (Xi, 2014a: 179)

De Chinese Droom roept op om de Chinese natie te verjongen door Hu’s visie van rechtvaardigheid en duurzaamheid verder uit te diepen, zonder echter het moderniseringsplan van Deng uit het oog te verliezen:

    “Ontwikkeling blijft onze prioriteit; we zetten de mensen op de eerste plaats; we volharden in de hervorming en openstelling; we stimuleren de economische, politieke, culturele, sociale en ecologische vooruitgang; en we moedigen de gecoördineerde vooruitgang van elk aspect van de moderniseringsdrang aan.” (Xi, 2014b: 8-12)

Nu is dit bekend als de Gedachte Xi Jinping. De sleutels tot die verjonging zijn “beter onderwijs, stabielere banen, een meer voldoening gevend inkomen, meer sociale zekerheid, betere medische en gezondheidsvoorzieningen, comfortabelere leefomstandigheden en een mooier leefmilieu”. (Xi, 2014b: 16)

Xi en de arbeidersklasse

Bijzondere aandacht verdient in dit verband de manier waarop Xi de arbeidersklasse omschrijft: zij is “de belangrijkste kracht om de opbouw van een gematigd welvarende samenleving tot een goed einde te brengen”. (Xi, 2014b: 56; Gürcan, 2021b) Onder het bewind van Xi is het Chinese model van een door de staat geleide economische ontwikkeling – waarbij de staat de algemene koers van de economische ontwikkeling bepaalt op basis van langetermijnplannen en -strategieën – tot volle wasdom gekomen. In het besluit van het Centraal Comité van de Communistische Partij van China inzake “Enkele belangrijke kwesties in verband met de algehele verdieping van de hervorming” zien we daar de weerspiegeling van:
    “Het economische basissysteem waarin de overheid een dominante rol speelt en verschillende economische sectoren zich naast elkaar ontwikkelen, is een belangrijke pijler van het socialistisch systeem met Chinese kenmerken en vormt het fundament van de socialistische markteconomie.” “Zowel de overheidssector als de privésector zijn sleutelcomponenten van de socialistische markteconomie en zijn belangrijke fundamenten voor de economische en sociale ontwikkeling van China.” “Wij moeten vastberaden de overheidseconomie consolideren en ontwikkelen, vasthouden aan de dominante positie van het staatseigendom, de staatssector ten volle zijn leidende rol laten spelen en de vitaliteit, de controle en de invloed ervan voortdurend vergroten.” “We moeten resoluut de ontwikkeling van de niet-publieke sector aanmoedigen, ondersteunen en begeleiden, en de dynamiek en creativiteit ervan stimuleren.” (CPC, 2014)
Hieruit kunnen wij afleiden dat de overheid een overheersende rol speelt in China’s economisch ontwikkelingsmodel en tegelijk waakt over het evenwicht tussen economische en sociaal-ecologische ontwikkeling en de harmonie tussen de publieke en niet-publieke sector.

Belang van de staatsbedrijven

In die context is het geen toeval dat de Chinese economie en het succes ervan nog altijd erg afhankelijk zijn van de staatsbedrijven, die in 2020 goed waren voor 40% van het bbp. (Guluzade, 2020) De staatsbedrijven zijn de motor van de Chinese economie en moeten in de eerste plaats de kapitaalintensieve industrieën ondersteunen en de nodige middelen ophoesten voor grote projecten die de vrije-marktactoren alleen niet kunnen financieren. Ze moeten tevens bijdragen aan de totstandkoming en werking van publieke goederen zonder zich in de eerste plaats om de winst te bekommeren, en correcties aanbrengen daar waar de markt het laat afweten. (Tay, 2013, Lin, et al., 2020; Wu & Fan, 2014: 69) In het kader van de hervorming en openstelling werd meer autonomie toegekend aan de staatsbedrijven. Naast de externe bestuurders kregen nu ook de centrale en lokale overheden meer verantwoordelijkheden. In de jaren 2010 ging ook meer steun naar de commerciële staatsbedrijven die actief zijn in strategische sectoren die van belang zijn voor de nationale veiligheid. (Lin, et al., 2020) Hoewel de hervorming en openstelling leidden tot een daling van het aantal staatsbedrijven van 262.000 in 1997 tot 173.000 in 2016, stegen hun activa van ongeveer 12,5 biljoen RMB naar 155 biljoen RMB.

Verhouding met de privésector

Hun netto-inkomsten volgden dezelfde trend en stegen van bijna 79,12 miljard RMB tot 2,5 biljoen RMB. (Lin, et al., 2020: 4) Het overgrote deel van de inkomsten van de staatsbedrijven is afkomstig uit de strategische of topsectoren: defensie, elektriciteit, olie, gas, telecommunicatie, steenkool, scheepvaart, luchtvaart en de spoorwegen. Een aanzienlijk deel van die inkomsten wordt gegenereerd door de pijlerindustrieën (de middengroep), waaronder auto’s, chemicaliën, bouw, elektronica, machinebouw, non-ferrometalen, prospectie, staal en technologie. De laatste tijd worden ook biotechnologie en de productie van alternatieve energie tot die pijlerindustrieën gerekend. (Asia Society Policy Institute, 2021; Pearson, 2015) Vergeet bovendien niet dat “privébedrijven, of het nu gaat om individuele, kleine/middelgrote of hi-tech start-ups, niet ‘vrij’ zijn, aangezien ze sterk afhankelijk zijn van lokale partijleden”. (De Rambures, 2014: 4) Even belangrijk is hoe grote privébedrijven als Huawei aanzienlijke overheidssteun genieten en nauwe banden smeden met het Volksbevrijdingsleger. (De Rambures, 2014) Al die voorbeelden tonen aan dat het socialisme en de door de staat gestuurde ontwikkeling niet noodzakelijk in strijd zijn met de privésector.

“Behoud wat groot is, laat los wat klein is”

Ondanks de hervorming en openstelling is het duidelijk dat het belang van het door de staat gestuurde economische ontwikkelingsmodel blijft toenemen. In 1995 lanceerde de CPC een nieuw initiatief, genaamd “Behoud wat groot is, laat los wat klein is” (fangxiao) door middel van verkoop/fusies/overnames. Daardoor ontstond een beperkter aantal echte megabedrijven met meer economische en politieke macht. (Wu & Frazier, 2018: 132; Pearson, 2015) Grote staatsbedrijven zijn nog altijd dominant in de economie en zijn onder andere actief in “de productie van computers (Lenovo), aardolie (Petrochina, Sinopec), chemicaliën (Sinochem), openbare werken (Sandy), lucht- en ruimtevaart (AVIC), scheepswerven (Ronsheng), staal (Baosteel), apparaten (Haier)”. (De Rambures, 2014: 34) Bovendien zijn 19 van de 20 grootste Chinese ondernemingen eigendom van de staat of worden door de staat gecontroleerd. Zij bepalen dus de koers van de economie. Ze behoren tot de top 150 op de lijst van Fortune Global 500 en zijn vooral actief in de olie-, chemie-, nuts-, bank-, verzekerings-, bouw-, telecommunicatie- en automobielsector. (Wu & Frazier, 2018). De vier grootste banken ter wereld – de belangrijkste motor van de Chinese economische ontwikkeling – behoren tot de overheidssector (met name de Industrial & Commercial Bank of China, de China Construction Bank, de Agricultural Bank of China en de Bank of China). Daardoor oefenen zij een sterke invloed uit op de Chinese economie en de wereldwijde economische veranderingen. Belangrijk is overigens dat in de jaren 2000 het aantal staatsbedrijven in de Fortune Global 500 in stijgende lijn ging: hun aantal steeg van 49 in 2005 tot 102 in 2017. (Wu & Frazier, 2018)

Markt en overheid

Het belangrijkste kenmerk van het Chinese model van economische ontwikkeling is dat “de markt wordt ‘aangestuurd’ door een sterke overheid, en de staatssector richting geeft aan de nationale economie”. (Wu & Fan, 2014: 69) Dankzij die beïnvloeding door de staat kon China grote hoeveelheden kapitaal vergaren en de geaccumuleerde rijkdom strategisch inzetten ter ondersteuning van de uitbreiding van een productieve economie. (Yongding, 2014) Zo staat China inzake bruto besparingen (als % van het bruto nationaal inkomen of bni) helemaal bovenaan de lijst van leidende imperialistische en ontwikkelingslanden zoals de BRICS-groep (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid(South)-Afrika) en Turkije. China realiseerde in de periode 2007-2010 meer dan 50% van zijn bni (zie figuur 11). Dit wordt ook weerspiegeld in de spectaculaire stijging van de kapitaalvoorraden van de overheid, de investeringen in het kader van publiek-private partnerschappen en de particuliere kapitaalvoorraden (zie figuren 12-14). Alleen al in de periode 2000-2015 zijn de kapitaalvoorraden van de overheid met meer dan 374,5% toegenomen (zie figuur 12). Hierdoor kon China binnen onze onderzoeksgroep de grootste industrie (als % van het bbp) ontwikkelen en scoorde onder de ontwikkelingslanden het best in de medium- en hightechindustrie (als % van de maakindustrie, toegevoegde waarde) (zie figuren 15-16).

Technologische ontwikkeling

De loutere groei van de kapitaalvoorraden dient niet automatisch de doelstellingen van een duurzame economische ontwikkeling op lange termijn, tenzij ze worden gemobiliseerd om technologische vooruitgang en innovatie op gang te brengen. Om gerichte vooruitgang te boeken in de ontwikkelingslanden moet zoveel kapitaal gemobiliseerd worden, dat een sterke sturing door de staat en strategische planning vereist zijn, aangezien de spontane werking van vrije markten niet aan zulke eisen kan voldoen. Dit geldt ook voor China en in 1978 werd op de door het Centraal Comité van de CCP bijeengeroepen Nationale Conferentie over Wetenschap en Technologie het nationale wetenschaps- en innovatiesysteem in het leven geroepen. Op die conferentie verklaarde Deng dat wetenschap en technologie deel uitmaken van de productiekrachten. In 1982 lanceerde China met het Zesde Vijfjarenplan zijn eerste Nationaal Programma voor Wetenschaps- en Technologieprojecten, dat de weg vrijmaakte voor het Nationaal Plan voor Technologische Transformatie in 1982, het Nationaal Plan voor Belangrijke Wetenschappelijke en Technologische Doorbraken in 1982, het Nationaal Plan voor de Bouw van een Hoofdlaboratorium in 1984, het Nationaal Plan voor Hoogtechnologische ontwikkeling in 1986, en het Spark-programma (voor de ontwikkeling van de plattelandseconomie). (Zheng, et al., 2020) In 1988 werden dan de nationale ontwikkelingszones voor nieuwe en hoogtechnologische industrieën afgebakend. Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van het nationale wetenschaps- en innovatiesysteem is de goedkeuring van de Wet op de Wetenschappelijke en Technologische Vooruitgang van 1993. Die wet bevordert de vooruitgang van wetenschap en technologie als fundamenten van economische opbouw en sociale ontwikkeling (Zheng, et al., 2020). Die juridische context gaf een nieuwe impuls aan de uitvoering van de Nationale Programma’s in de jaren 1990 en de vroege jaren 2000, o.a. het Nationaal Programma voor fundamenteel onderzoek, het Programma voor kennisinnovatie en het Nationaal Programma voor wetenschappelijke en technologische innovatie. Twee belangrijke mijlpalen aan het eind van de jaren 2000 en in de jaren 2010 waren de invoering van het Nationaal Plan voor de middellange tot lange termijn voor de ontwikkeling van wetenschap en technologie en de formulering van de Hoofdlijnen van de nationale innovatiegerichte ontwikkelingsstrategie. (Zheng, et al., 2020) Het eerste is een 15-jarenplan voor de periode 2006-2020, dat oproept tot “inheemse innovatie” (zizhu chuangxin) op basis van een sterke synergie tussen bedrijven, universiteiten en onderzoeksinstellingen. Het moedigt inheemse innovatie aan door middel van door de overheid gefinancierde onderzoek en ontwikkeling (O&O) en door de staat gestuurde megaprojecten in strategische industrieën. (Naughton, 2018) Het tweede biedt een strategische routekaart voor de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling in drie stappen:

    Stap 1: China zou tegen 2020 een innovatief land moeten worden om de opbouw van een in alle opzichten gematigd welvarende samenleving krachtig te ondersteunen;

    Stap 2: China zou tegen 2030 moeten behoren tot de kopgroep van innoverende landen om een solide basis te leggen voor de uitbouw van het land tot een belangrijke economische macht en een samenleving van gemeenschappelijke welvaart;

    Stap 3, China zou tegen 2050 een innovatiemacht moeten worden om de opbouw van een welvarend, sterk, democratisch, cultureel geavanceerd, harmonieus, modern socialistisch land en de verwezenlijking van de Chinese droom van nationale vernieuwing te ondersteunen. (Minister van Wetenschap en Technologie, 2016)

Volgende strategische gebieden worden geïdentificeerd: slimme en groene maak- en energietechnologieën, mensachtige machine-intelligentie, natuurlijke interactie en virtuele realiteit, micro-elektronica en opto-elektronica, mobiel breedbandinternet, cloud computing, het Internet der Dingen, Big Data, krachtige computers, mobiele intelligente terminals, onafhankelijke hardware- en softwareproducten en netwerkbeveiligingstechnologie, moderne landbouwtechnologie, en maritieme, ruimtevaart- en medische technologieën. (CSET, 2019)

Verhouding wetenschap & technologie met economie

Wetenschap en technologie zijn voor China een complementaire pijler van zijn economische ontwikkeling. Dat is de belangrijkste reden waarom de industriële strategieën ook een op wetenschap en technologie gebaseerde aanpak weerspiegelen. Een goed voorbeeld is Made in China 2025, het nationaal strategisch plan voor het industriebeleid in het kader van “Industrie 4.0”. Dit plan werd in 2015 gelanceerd en wil nieuwe technologieën integreren in de economie en een nationale industriële basis ontwikkelen die wordt geleid door inheemse innovatie. Het biedt dus een algemeen kader voor de mobilisatie van overheidssteun voor sleutelindustrieën zoals informatie, technologie, robotica, groene energie, duurzaam vervoer, lucht- en ruimtevaarttechnologie, oceaanengineering en hightechschepen, spoorweguitrusting, nieuwe materialen en baanbrekende medische en landbouwtechnologieën. Hightechbedrijven die in deze industrieën actief zijn, moeten worden ondersteund met belastingvoordelen, subsidies, laagrentende leningen, O&O-financiering en bijstand voor de overname van buitenlandse technologiebedrijven. (Huimin, et al. 2018; US Chamber of Commerce, 2017) In 2015 ging een ander actieplan van start onder de naam Internet Plus, dat tot doel heeft om via het fiscaal beleid, het belastingsysteem en overheidssubsidies de toepassing van mobiele en digitale technologieën in de economie aan te moedigen, vooral in de maakindustrie, de handel, de financiële sector, de medische sector, de overheidssector en de landbouw. In dit plan worden mobiel internet, cloud computing, Big Data en het Internet der Dingen aangewezen als de drijvende technologieën van de Chinese economie. (China Daily, 2015)

Onderzoek en Ontwikkeling

Binnen zulke beleidskaders heeft China inspanningen gedaan om zijn uitgaven voor O&O (als % van het bbp) op te schroeven van 0,56% in 1996 naar 2,14% in 2018. Dit maakt van China een van de best presterende landen ter wereld op het gebied van uitgaven voor O&O, hoofdzakelijk gefinancierd met overheidsmiddelen (zie figuur 17). Zheng, et al., 2020) Bovendien hebben de sterke sturing door de staat en de strategische planning aanzienlijke resultaten opgeleverd voor diverse belangrijke indicatoren, o.a. de publicatie van wetenschappelijke en technische artikelen, het aantal onderzoekers in O&O, en octrooien, handelsmerken en industriële toepassingen door Chinese inwoners. Ten eerste blijkt uit de beschikbare gegevens dat China wereldwijd de meeste wetenschappelijke artikelen publiceert en in 2016 de Verenigde Staten heeft ingehaald (zie figuur 18). Ook het aantal onderzoekers in O&O is met bijna 200% toegenomen, van ongeveer 437 miljoen personen in 1996 tot 1,3 miljard in 2018 (zie figuur 19). Daarnaast groeide het aantal octrooien, industriële ontwerpen en registraties van merknamen door Chinese inwoners spectaculair. Dit wijst op een toename van meer dan 12308% voor octrooiaanvragen en 9040% voor aanvragen voor industriële ontwerpen tussen 1992 en 2019. In de periode 2004-2019 bedroeg de toename van het aantal aanvragen voor de registratie van merknamen in China 1337%. Uit de gegevens voor 2019 blijkt dan ook dat China wereldleider is geworden op het gebied van aanvragen voor octrooien, industriële ontwerpen en de registratie van merknamen (zie bijvoorbeeld de figuren 19-21). Uiteindelijk heeft de mobilisatie van de kapitaalvoorraden ter ondersteuning van de technologische vooruitgang en innovatie onder de sterke leiding van de staat de Chinese internationale handel veranderd. Uit de gegevens van 2019 blijkt dat China nu wereldwijd het grootste aandeel heeft in de uitvoer van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de totale goederenexport en in de export van hightechproducten in de totale export van producten van de maakindustrie (zie figuur 22). ICT-goederen omvatten hier informatie- en technologiegoederen zoals computers, communicatieapparatuur, consumentenelektronica en elektronische componenten, terwijl de uitvoer van geavanceerde technologie een langere lijst van artikelen omvat die ICT-goederen aanvullen, o.a. lucht- en ruimtevaart, farmaceutica, wetenschappelijke instrumenten en elektrische machines.

Het Belt & Road Initiative (BRI) of de Nieuwe Zijderoute

            Tot slot willen we het nog hebben over de relatie tussen het Chinese economische mirakel en het Belt & Road Initiative (BRI) of de Nieuwe Zijderoute. Uiteindelijk heeft het land dankzij het succes van zijn economisch model de status van “agenda-setter” en “norm-maker” verworven in de internationale politiek met nieuwe, door China geleide initiatieven zoals de Nieuwe Zijderoute. Dat project richt zich op vijf primaire gebieden: intergouvernementele politieke samenwerking en consensusvorming, infrastructurele en technologische connectiviteit, commerciële connectiviteit, financiële integratie en intermenselijke uitwisseling voor culturele samenwerking. Terwijl de term “belt” in “Belt and Road Initiative” verwijst naar pijpleidingen, wegen en spoorwegen over land, wordt de term “road” gebruikt voor offshorelijnen, havens en andere maritieme faciliteiten. Het BRI werd in 2013 gelanceerd en heeft tot doel brede netwerken op te zetten voor infrastructuur, natuurlijke hulpbronnen en investeringen in meer dan 152 landen in Azië, Europa, Afrika, het Midden-Oosten en Noord- en Zuid-Amerika. Momenteel bestrijkt het BRI meer dan 70 landen, die samen goed zijn voor meer dan 65% van de wereldbevolking, een derde van het mondiale bbp en een kwart van de wereldhandel. Dit betekent dat het BRI is uitgegroeid tot het grootste samenwerkingsproject op het vlak van ontwikkeling en handel in de geschiedenis. (Gürcan, 2020)

Wij stellen twee cruciale zaken vast. Ten eerste weerspiegelt het BRI zelf China’s door de staat gestuurde economische aanpak. Zo vormen de Chinese staatsbanken en het Zijderoutefonds dat de banken samen hebben opgericht, de motor van de financiële integratie en de infrastructuurinvesteringen in het kader van het BRI. Ten tweede moedigt het BRI de deelnemende landen aan om een door de staat geleide economie in te voeren waarin infrastructuurontwikkeling en ecologische duurzaamheid centraal staan. Een goed voorbeeld is de Aziatische Investeringsbank voor Infrastructuur (AIIB) die de financiële locomotief is van het BRI en in 2016 op initiatief van China van start ging als “de eerste multilaterale ontwikkelingsbank ter wereld, gewijd aan infrastructuur”. (Wilson, 2017) Tijdens het tweede “Belt & Road Forum voor Internationale Samenwerking” heeft het BRI bovendien de beginselen voor groene investeringen bekendgemaakt. Die hebben later geleid tot de oprichting van verschillende initiatieven voor duurzaamheid zoals de Internationale Coalitie voor Groene Ontwikkeling, het Verbond van Duurzame Steden, het Samenwerkingsinitiatief voor Klimaatverandering, het Centrum voor de Uitwisseling en Overdracht van Milieutechnologie, het Platform voor Milieugerelateerde Big Data en het Groene Investeringsfonds. Het BRI is een onderdeel van het Groene Gordelproject en in die hoedanigheid bevordert het dus groene financiering, duurzame energie, groene landbouw, eco-urbanisatie en sociale duurzaamheid. (Gürcan, 2021a).

Conclusie: de mythes over het Chinese mirakel ontkrachten

Het discours van de “goedkope-arbeid”, d.w.z. de mythe dat China zijn economisch succes hoofdzakelijk te danken heeft aan het aanbod van goedkope arbeidskrachten, wordt vaak gebruikt om het historische succes van China te minimaliseren. In vele opzichten dient dit artikel om die mythe te ontkrachten. Aan de hand van empirisch bewijsmateriaal tonen wij aan dat China een economisch wonder heeft verricht en hoe dit tot stand is gekomen. Wij hopen dat de ontwikkelingslanden beter zullen begrijpen hoe geavanceerde niveaus van economische ontwikkeling kunnen worden bereikt door middel van een socialistische markteconomie, opgevat als een vroege fase in de opbouw van het socialisme. Die fase bestaat uit de opbouw van een door de staat gestuurde economie die de marktkrachten leidt, waarbij het staatseigendom wordt ingezet voor de stimulering van de techno-industriële ontwikkeling en een duurzame autocentrische economie, zij het nauw geïntegreerd in de wereldeconomie. Het leiderschap van een revolutionaire partij zorgt niet alleen voor strategische samenhang en langetermijnplanning, maar ook voor de nodige correctie wanneer de markten falen en voor de bescherming tegen buitenlandse politieke inmenging en economische manipulaties.

“Goedkope-arbeid” is niet de enige denigrerende uitlating waarmee vanuit westers-centrisch perspectief het Chinese economische mirakel wordt beschreven. Zulke vooringenomen benaderingen zijn overigens niet nieuw. Denk maar aan Mao’s zogenaamde “onmenselijke” erfenis, “de rol van buitenlandse investeringen en de integratie in het wereldkapitalisme”, China’s “technologiediefstal” en het “Chinees imperialisme”. Vooreerst blijkt uit de gegevens dat het succes van China op lange termijn in grote mate te danken is aan Mao’s “socialisme met Chinese kenmerken”, dat de grondslagen legde voor het menselijk en fysiek kapitaal dat nodig is voor de economische ontwikkeling. Buitenlandse investeringen kiezen immers niet voor bestemmingen waar de arbeid goedkoop is; om buitenlandse investeringen aan te trekken moet in de eerste plaats gezorgd worden voor een degelijke infrastructuur van fysiek en menselijk kapitaal. Dit gezegd zijnde zou het evenzeer misleidend zijn het economische succes van China te herleiden tot het louter aantrekken van buitenlandse investeringen. Integendeel, het Chinese mirakel wordt geponeerd op een autocentrisch model. Hieruit volgt dat het geheim van China ligt in het aantrekken van buitenlandse investeringen en het gebruik van de staatsmacht om de technologieoverdracht te maximaliseren en het socialistisch systeem te versterken. Bovendien beweren sommigen op basis van het argument van de buitenlandse investeringen dat het Chinese wonder grotendeels mogelijk is doordat China het socialisme heeft afgezworen en in het mondiale kapitalisme is geïntegreerd. Door zich aan te sluiten bij het zogenaamde “mondiale imperialisme” heeft China nu in hun ogen dezelfde belangen als de westerse kapitalisten. De intensivering van een nieuwe Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en China, dat koppig vasthoudt aan de verbetering van zijn socialistisch systeem, ontkracht veeleer zulke argumenten. (Gürcan, 2019)

China’s technologieoverdracht is evenmin hetzelfde als technologiediefstal. Het verwijt van diefstal van technologie wordt vaak gebruikt om China te denigreren en sinofobie te verspreiden. En vergeet hier vooral niet dat de Amerikaanse economie haar vroegere succes in grote mate te danken heeft aan de door de staat gesponsorde en systematische diefstal van technologie. In zijn boek Trade Secrets: Intellectual Piracy and the Origins of American Industrial Power (Handelsgeheimen: intellectuele piraterij en de oorsprong van de Amerikaanse industriële macht) beschrijft Doron S. Ben-Atar de belangrijke rol die spionnen hebben gespeeld: zij hielpen mee de Amerikaanse industriële revolutie op gang brengen “door zich op illegale wijze mechanische en wetenschappelijke innovaties uit Europa toe te eigenen”. (Macleod, 2005: XXI) Voor hem maakte de systematische technologiediefstal van de Amerikanen deel uit van “het beleid met betrekking tot de intellectuele eigendom door de toe-eigening van gesmokkelde technologie aan te moedigen, waardoor de Verenigde Staten de belangrijkste industriële macht in de wereld werd”. (Macleod, 2005: XXI)

Tot slot wordt de globalisering van de Chinese staatsbedrijven vaak verkeerd geïnterpreteerd als zou China een imperialistische macht aan het worden zijn. Kapitalisme en imperialistische politiek leiden onvermijdelijk tot oorlogen. Het westerse kapitalisme is sterk gebaseerd op systeemoorlogen zoals de Dertigjarige Oorlog, de Napoleontische Oorlogen, de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog. Bovendien is het zogenaamde westerse economische succes in grote mate te danken aan de gedwongen accumulatie van rijkdom door kolonialisme en slavernij en niet zozeer aan het mirakel van de vrije markt. (Wallerstein, 2002; Williams, 2021; Beckert, & Rockman,2016) In tegenstelling tot het westers kapitalisme is het Chinese economische wonder niet het gevolg van gedwongen accumulatie, oorlogen en kolonialisme. Integendeel, het komt voort uit vreedzame ontwikkeling en internationale samenwerking. In die zin is het Chinese model ook het levende bewijs dat het socialisme almaar relevanter wordt en superieur is aan het kapitalistisch systeem.

BRONNEN

References

Asia Society Policy Institute. (2021). State-Owned Enterprise: State-Owned Enterprise Policy Reform. Retrieved from https://chinadashboard.gist.asiasociety.org/winter-2021/page/state-owned-enterprise

Beckert, S., & Rockman, S. (Eds.). (2016). Slavery’s capitalism: A new history of American economic development. University of Pennsylvania Press.

CGTN. (2020). Five-Year Plans map out China’s future development. Retrieved from https://news.cgtn.com/news/2020-05-15/Five-Year-Plans-map-out-China-s-future-development-QvANs2JxVS/index.html

Chan, J. (2018). Economic growth and labor security. The SAGE Handbook on Contemporary China. Thousand Oaks, CA: SAGE, 166-188.

Chen, J., Dai, D., Pu, M., Hou, W., & Feng, Q. (2010). The trend of the Gini coefficient of China. Brooks World Poverty Institute Working Paper, (109).

China Daily. (2011). The 10th Five-Year Plan (2001-2005), Retrieved from http://www.chinadaily.com.cn/china/2013npc/2011-02/23/content_16261366.htm

China Daily. (2015). China Unveils ‘Internet Plus’ Action Plan to Fuel Growth. Retrieved from https://www.chinadaily.com.cn/business/tech/2015-07/04/content_21181256.htm

China Research Center. (2012). The 18th Party Congress: A Turning Point in Chinese Politics?, Retrieved from https://www.chinacenter.net/2012/china_currents/11-2/the-18th-party-congress-a-turningpoint-in-chinese-politics/

CPC, Communist Party of China. (1991). Major Documents of the People’s Republic of China (1978-1989). Peking: Foreign Languages Press.

CPC, Communist Party of China. (2014). Decision of the Central Committee of the Communist Party of China on Some Major Issues Concerning Comprehensively Deepening the Reform, 19 May 2016,  Retrieved from http://www.china.org.cn/china/third_plenary_session/2014-01/16/content_31212602_2.htm

CSET. (2019). Outline of the National Innovation-Driven Development Strategy, [中共中央 国务院印发《国家创新驱动发展战略纲要》], Xinhua News Agency.  Retrieved from https://cset.georgetown.edu/research/outline-of-the-national-innovation-driven-development-strategy/.

Currie-Alder, B., Kanbur, R., Malone, D. M., & Medhora, R. (Eds.). (2014). International development: ideas, experience, and prospects. Oxford: Oxford University Press.

De Rambures, D. (2014). The China development model: between the state and the market. Springer.

Deng, X. (1984). Selected Works Vol. III. Beijing: Foreign Languages Press.

Deng, X. (1987). Fundamental Issues in President Day China. Beijing: Foreign Languages Press.

Dollar, D., Huang, Y., & Yao, Y. (Eds.). (2020). China 2049: Economic challenges of a rising global power. Washington: Brookings Institution Press.

Dorfman, Z. (2018). Botched CIA communications system helped blow cover of Chinese agents. Foreign Policy. Retrieved from https://foreignpolicy.com/2018/08/15/botched-cia-communications-system-helped-blow-cover-chinese-agents-intelligence/

Gardner, D. K. (2018). Environmental Pollution in China: What Everyone Needs to Know. New York: Oxford University Press.

Guluzade, A. (2020). How reform has made China’s state-owned enterprises stronger. In World Economic Forum, May (Vol. 21). Retrieved from https://www.weforum.org/agenda/2020/05/how-reform-has-made-chinas-state-owned-enterprises-stronger/

Gürcan, E. C. (2008). Düşünce ve Eylemde Tarih Bilinci ile Tarih Bilimi. Bilim ve Ütopya, 14(168), 65-67.

Gürcan, E. C. (2019). Multipolarization, south-south cooperation and the rise of post-hegemonic governance. London: Routledge.

Gürcan, E. C. (2021a). On the development of China’s environmental policies towards an ecological civilization. Belt & Road Initiative Quarterly, 2(3): 7-25.

Gürcan, E. C. (2021b).  Towards a Cultural Political Economy: Contemporary Socialism with Chinese Characteristics. In (Ed. D. Pietzcker) Dragon Games: Historical and Contemporary Figurations in European-Chinese Relations (pp. 165-176). Würzburg: Ergon Verlag.

Gürcan, E. C. 2020. Uluslararası işbirliğinde yeni bir döneme doğru paylaşarak gelişme konsepti. Retrieved from http://www.medyatakip.com/medya_sistem/yb_kupurgoster.php?gnosif=AiQoEK-xZLimCVp7MJgTdw..&mnosif=4_8VEwskDKM.&st=2

Gürcan, E. C., & Mete, B. (2017). Neoliberalism and the changing face of unionism: the combined and uneven development of class capacities in Turkey. London: Springer.

Gürcan, E. C., Kahraman, Ö. E. & Yanmaz, S. (2021). COVID-19 and the Future of Capitalism: Postcapitalist Horizons Beyond Neo-Liberalism. Nova Scotia: Fernwood Publishing.

Harrison, G. (2020). Developmentalism: The Normative and Transformative Within Capitalism. Oxford: Oxford University Press.

Hu, J. (2007). Hu Jintao’s report at 17th Party Congress. Retrieved from https://www.chinadaily.com.cn/

Hu, X. (2020). Forecast of China’s Average Annual Economic Growth Rate Based on BP Neural Network. J. Phys.: Conf. Ser. 1629 (1): 2040.

Huimin, M., Wu, X., Yan, L., Huang, H., Wu, H., Xiong, J., & Zhang, J. (2018). Strategic Plan of “Made in China 2025” and Its Implementation. In Analyzing the Impacts of Industry 4.0 in Modern Business Environments (pp. 1-23). IGI Global.

Ikenberry, G. J., & Lim, D. J. (2017). China’s Emerging Institutional Statecraft: The Asian Infrastructure Investment Bank and the Prospects for Counter-Hegemony. Brookings.

Jiang, Z. (2002). On the” three Represents.”. Peking: Foreign Languages Press.

Kiely, R.(2015). The BRICs, US ‘Decline’and Global Transformations. London: Palgrave Macmillan.

KOF Globalisation Index: World Data, Retrieved from https://kof.ethz.ch/en/forecasts-and-indicators/indicators/kof-globalisation-index.html

Lin, K. J., Lu, X., Zhang, J., & Zheng, Y. (2020). State-owned enterprises in China: A review of 40 years of research and practice. China Journal of Accounting Research13(1), 31-55.

MacLeod, C. (2005). Trade Secrets: Intellectual Piracy and the Origins of American Industrial Power. Technology and Culture46(2), 443-444.

Mao, Z., (1961). Selected Works IV. Peking: Foreign Languages Press.

Mao, Z., (1967). On New Democracy. Peking: Foreign Languages Press.

Mao, Z., (1971). Selected Readings from the Works of Mao Tsetung. Peking: Foreign Languages Press.

Mao, Z., (1974). Mao Tse-tung Unrehearsed: Talks and Letters, 1956-71. Harmondsworth: Penguin.

Mao, Z., (1977). A Critique of Soviet Economics. New York: Monthly Review Press.

Marino, R. (2018). Chinese Trade: Trade Deficits, State Subsidies and the Rise of China. London: Routledge.

Martin, P., Jacobs, J. & Wadhams, N. (2021). China Is Evading U.S. Spies — and the White House Is Worried. Bloomberg. Retrieved fromhttps://www.bloomberg.com/news/articles/2021-11-10/china-under-xi-is-tough-target-for-cia-spies-hurting-biden-s-beijing-policy

Ministry of Science and Technology. (2016). Outline of the National Strategy of Innovation-Driven Development Background Briefing. Retrieved from http://www.china.com.cn/zhibo/zhuanti/ch-xinwen/2016-05/23/content_38515829.htm

Morton, K. (2006). International Aid and China’s Environment: Taming the Yellow Dragon. London: Routledge.

Naughton, B.J. (2018). The Chinese Economy: Adaptation and Growth (second edition). Cambridge: MIT Press.

Odell, J. S. (2001). Case study methods in international political economy. International studies perspectives2(2), 161-176.

Pearson, M. M. (2015). State-owned business and party-state regulation in China’s modern political economy. State capitalism, institutional adaptation, and the Chinese miracle, 27-45.

PRC, People’s Republic of China. (2006). 11th Five-Year Plan (2006-2010) for National Economic and Social Development. Retrieved from https://policy.asiapacificenergy.org/node/115

Tay, S. S. (2013). Asian model of development: from crises to transformation.  In International development: ideas, experience, and prospects. Currie-Alder, B., Kanbur, R., Malone, D. M., & Medhora, R. (Eds.). Oxford: Oxford University Press.

US Chamber of Commerce. (2017). Made in China 2025: Global Ambitions Build on Local Protections. Retrieved from https://www.uschamber.com/assets/archived/images/final_made_in_china_2025_report_full.pdf 

Wallerstein, I. (2002). The itinerary of world-systems analysis; Or, how to resist becoming a theory. New directions in contemporary sociological theory, 358-376.

Wang, Q. K. (2011). The Rise of Neoclassical Economics and China’s WTO Agreement with the United States in 1999. Journal of Contemporary China20(70), 449-465.

Williams, E. (2021). Capitalism and Slavery. UNC Press Books.

Wilson, J. D. 2017. What does China want from the Asian Infrastructure Investment Bank? (Report). USAsia Centre. https://researchrepository.murdoch.edu.au/id/eprint/37439/ Accessed 9 August 2021.

Wu, J. (1996). On Deng Xiaoping Thought. Peking: Foreign Languages Press.

Wu, J., & Fan, S. (2014). China’s Economic Reform–Processes, Issues, and Prospects (1978–2012). Routledge Handbook of the Chinese Economy, New York: Routledge, 55-75.

Wu, W., & Frazier, M. (Eds.). (2018). The SAGE Handbook of Contemporary China. London: SAGE.

Xi, J. (2014a). The governance of China. Peking: Foreign Languages Press.

Xi, J. (2014b). The Chinese Dream of the great rejuvenation of the Chinese nation. Peking: Foreign Languages Press.

Yongding, Y. (2014). Macroeconomic management of the Chinese economy since the 1990s. In Routledge handbook of the Chinese economy (pp. 158-176). London: Routledge.

Yueh, L. (2018). Evolution of market reforms. The SAGE Handbook of Contemporary China, 101.

Zakaria, F. (2011). The Post-American World: Release 2.0. New York: W. W. Norton & Company.

Zheng, S., Zhuang, Q., & Wang, Y. (2020). China’s Innovation Capacity in 2049. China 2049: Economic Challenges of a Rising Global Power, Brookings Institution Press, 235.

Zhu, R. (2001). Report on the Outline of the Tenth Five-Year Plan for National Economic and Social Development (2001). Retrieved from http://www.npc.gov.cn/zgrdw/englishnpc/Special_11_5/2010-03/03/content_1690620.htm Share on Facebook

Efe Can Gürcan*  is Associate Professor verbonden aan de Turkse Istinye Universiteit van Istanboel. Zijn artikel Het Chinese economische mirakel ontrafelen: lessen voor ontwikkelingslanden verscheen in het Engels op de website Friends of Socialist China. (FoSC) Wij nemen het over met toestemming van de auteur en van FoSC.

Met dank aan de ploeg die instond voor de coördinatie, vertaling en revisie: Pierre Braun, Erwin Carpentier, Lieve Copers, Nina Delaye en Marina Mommerency.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *