Het “Xinjiang Productie en Bouwkorps” is een meer dan 2 miljoen personen tellende, op quasi militaire leest geschoeide economische en politieke organisatie die in Noord Xinjiang woestijnen omtoverde tot vruchtbaar gebied en daarbij een allesomvattend imperium opzette met boerderijen, lichte industrie, textiel, ijzer en staal tot mijnbouw. Het Corps heeft zelfs zijn eigen gerechtelijke-, -orde en veiligheidsorganen. Op sociaal vlak beschikt het over 548 scholen, 200 uitzendstudio’s en 1300 ziekenhuizen.
Het “Xinjiang Productie en Bouwkorps” werd in 1954 opgericht door Mao en het Centraal Comité die de meer dan 170.000 overblijvende leden van het Volksleger opriepen om de brakke gronden in Xinjiang vruchtbaar te maken en de grenzen te bewaken. Het was oorspronkelijk de bedoeling in weinig bevolkte gebieden de onvruchtbare grond te verbouwen zonder in concurrentie te treden met de lokale bevolking. De troep kreeg in de jaren zestig gezelschap van menig afgezwaaide soldaat uit oostelijk China. In 1962 grepen in Yining etnische rellen plaats en 60.000 personen van de etnische minderheden vluchtten naar de Sovjet-Unie. Het Korps kreeg het bevel om de boerderijen van de gevluchten over te nemen. In 1966 telde het al anderhalf miljoen leden. De instelling werd na de Culturele revolutie ontbonden, maar na de Sovjet-inval in Afghanistan in 1981 opnieuw opgericht.
Tegen de jaren negentig was het aantal al opgelopen tot 2,28 miljoen die onderverdeeld werden in 11 divisies en 170 regiment-boerderijen met in totaal 256.000 km² aan gronden, 200 nieuw ontwikkelde steden en 700 ondernemingen. Over geheel Xinjiang werden wegen en spoorwegen aangelegd en 3200 irrigatiewerken en dit alles vaak in gebieden die maar 90 vorstvrije dagen kennen per jaar. Werken bij het Korps was gedurende de eerste tientallen jaren synoniem van hard en Spartaans leven. Tijdens het achtste vijfjarenplan(91-95) leverde het Korps aan Xinjiang een kwart van het graan, 40 % van het katoen en 36 % van de suikergewassen en het droeg 800 miljoen belastingen af aan de staat. De
productie van het Korps verhoogde tijdens het achtste vijfjarenplan van 4,66 naar 12.16 miljard yuan, een jaarlijkse aangroei van 7,4 %. 13 miljoen ha woestijn waren vruchtbaar gemaakt.
De economische hervormingen lieten ook hun sporen na bij het Korps dat 4000 zelfstandige ondernemingen ging opzetten die hun goederen op de markt verkochten en ook in het buitenland. In 2005 realiseerde het Korps een zakencijfer van 33 miljard yuan waarbij de verhouding primaire-, secondaire- en tertiaire sector: 40:25:35 was. Het beschikte over 7,4 miljoen ha gronden en 113 waterreservoirs met een totale capaciteit van meer dan 3 miljoen m³ en voor 42.600 km afwateringskanalen. In 2005 werd bijna voor 1 miljoen ton katoen vervaardigd, voor 600.000 ton tomatenproducten en 120.000 ton wijnen. 21.800 ha waren bebost, de veestapel bereikte 7,8 miljoen koppen en de waterproducten waren goed voor 20.000 ton. Machines bereikten een totale capaciteit van 2,4 miljoen KW.
Het “Xinjiang Productie en Bouwkorps” heeft tientallen leidende ondernemingen bij de industrialisering van de landbouw: dit gaat van tomaten over wijnen en likeur, katoen, meloenen over hop tot zuivel. In 2005 bedroeg het zakencijfer in de lichte nijverheid 9,2 miljard en 8,2 miljard in de zware. Springen in het oog: chemie, tekstiel, opwekking van elektriciteit en de bouw. In 2005 werden al voor 3000 soorten goederen verhandeld in 135 landen en regio’s, maar ook in het binnenland beschikt het Korps over een distributienetwerk met groothandelsmarkten, grootwarenhuizen winkels en markten. Alles bijeen had het Korps in 2005 meer dan 250.000 voertuigen en 3 hogescholen. Twee economische zones te Shiheze vormen deel van het Korps dat verder ook 548 scholen bezit, 200 Tv-stations, 30 persorganen waaronder een dagblad en 1300 klinieken of hospitalen.
De eerste focus voor de toekomst blijft echter landbouw. De strategie op lange termijn blijft een stabiele graanproductie, de katoenproductie en het verhogen van fruitplanten en veeteelt. Momenteel is de mechanisering in volle gang. In 2010 hadden alle landbouwmachines een kracht van 3,7 miljoen kilowatt. Bij het ploegen bedroeg de mechanisering 100 %, bij het oogsten 99% en bij het zaaien 55%, maar het vijfjarenplan voorziet verdere verhoging. Jaarlijks zou het inkomen van boeren en herders onder het Korps met 10 % moeten toenemen.
Het Korps heeft ook een fundamentele bijdrage geleverd tot de verstedelijking van Xinjiang. Het controleert vijf van de zes steden die het zelf
heeft gebouwd, maar de facto leverde het bijdragen tot het ontwikkelen van woon- en nijverheidscomplexen in 10 steden en 160 gemeenten plus 400 woongemeenschappen, de zogenaamde bedrijfsboerderijen. De steden Shihezi, Wujiaqu, Alar, en Tumushuke staan voorop. Volgens de plannen zou de helft van de door het Korps bestuurde oppervlakte verstedelijkt moeten zijn met banen voor de lokale bevolking. Momenteel worden ontwikkelingszones uitgebouwd, namelijk in Kashgar en Khorgos. Het rijk potentieel voor de productie van katoen en de export wordt voortgezet maar nog 6 andere bases voor de verwerking van landbouwproducten staan in de stijgers, namelijk voor groenten, fruit, melk en vlees. Deze moeten klaar zijn tegen 2015. Het Korps denkt zelfs al aan ontwikkelen van opkomende nijverheden als biotechnologie, nieuwe materialen, alternatieve energie en IT zodat haar ontwikkeling duurzaam blijft. Onnodig te vermelden dat de instelling niet weg te denken valt bij Xinjiangs ontwikkeling.
Het “Xinjiang Productie en Bouwkorps” wordt zowel bestuurd door de regering als door de Autonome Regio Xinjiang. Het Korps heeft dezelfde macht van sub-provinciale steden, maar de sociaaleconomische ontwikkeling staat los van Xinjiangs De onderverdeling in divisies en regimenten dateert nog uit de militaire periode: elke divisie correspondeert met een prefektuur-niveau. Zowel het Korps als elke divisie wordt geleid door 3 leiders: Een eerste politieke commissaris, de politieke commissaris en de commandant. De rol van de eerste wordt vervuld door de partijsecretaris van Xinjiang en de corresponderende persoon op prefektuur-niveau. De militaire rol werd al overgedragen aan het militair district Xinjiang en het overblijvende militair personeel betreffen reservisten en burgerwachten. Kwaadaardige bronnen bestempelen het Korps als een kolonialistisch instrument van de Chinezen. Feit is wel dat het overwegend uit Hannen bestaat, zij het dat ook 180.000 Oeigoeren er van deel uitmaken. In Shiheze bestaat zelfs -hoe kon het anders- een museum van het Korps dat wel niet kan weggedacht worden in Xinjiangs evolutie.
Bronnen: Wikipedia, China Daily, mofcom