Hoe kon China de armoede uitroeien?

Een Chinees professor legt uit welke strategie China volgde bij de succesvolle armoedebestrijding die eind 2020 de extreme armoede volledig elimineerde. Naast sociale steun aan mensen in problemen blijkt activering een sleutelfactor.

Yao Shujie is professor economie en vice-decaan van de faculteit sociale wetenschappen aan de universiteit van Chongqing. Hij kadert eerst de resultaten van de armoedebestrijding.

China heeft herhaaldelijk de drempel voor absolute armoede opgetrokken. De laatste keer was dat in 2010. De Chinese norm is nu ongeveer equivalent aan die van de Wereldbank. Volgens dat criterium waren er bij het begin van de economische hervormingen in 1978 liefst 770 miljoen armen, wat toen overeenkwam met 97,5% van de rurale bevolking. In 2012 bleven er nog 99 miljoen over, iets meer dan 10% van de rurale bevolking. Die leefden in 592 arme arrondissementen met 128.000 arme dorpen. Eind 2020 was zoals gepland de rurale extreme armoede uitgeroeid. Daarmee heeft China de eerste doelstelling van de VN agenda voor duurzame ontwikkeling tien jaar voor de deadline van 2030 gehaald.

Bij de verminderen van de armoede speelde de algemene vooruitgang van het land een grote rol. De toegenomen welvaart kwam veel arme bevolkingsgroepen ten goede. Zo steeg het bbp per hoofd van 156 dollar in 1978 tot 10.700 dollar in 2020. Het netto inkomen van de gemiddelde plattelandsbewoner werd 112 keer hoger.

35 jaar armoedebestrijding

Maar ondanks de algemene vooruitgang bleven sommige families arm, vooral in minder ontwikkelde dorpen in grensstreken. Dat kon komen door ziekte, gebrek aan onderwijs, een onherbergzame omgeving of te weinig persoonlijke motivatie. Ze slaagden er niet in zonder hulp van de overheid uit de armoede te klimmen.

In 1986 zette de regering een eerste comité voor de ontwikkeling van arme regio’s op. Dat ging in 1993 over in het Regeringsbureau voor het Nationaal Leiden van de Armoedebestrijding en de Ontwikkeling.

De aanpak was dubbel: zowel arme arrondissementen in hun geheel als individuele extreem arme gezinnen werden ondersteund. In 1994 werd het 8-7 programma gelanceerd: in zeven jaar tijd zouden 80 miljoen mensen uit de armoede getild worden.

In de 21ste eeuw zijn twee tienjarenplannen tegen de armoede uitgevoerd: 2001-2010 en 2011-2020. Deze programma’s richtten zich vooral op 14 arme regio’s, in het bijzonder de ‘drie regio’s en de vier prefecturen’. Deze drie arme regio’s waren Tibet, de delen van vier buurprovincies waar veel Tibetanen wonen, en het zuiden van Xinjiang waar de Oeigoeren wonen. De drie prefecturen (delen van een provincie) waren een prefectuur van de Li ethnische groep in Sichuan, een van de Lisu in Yunnan, en een van de Hui in Gansu.

De laatste loodjes wegen het zwaarst

Naarmate de armoede daalde werd de strijd ertegen ook moeilijker. Er doken fenomenen op als ‘ blijvende armoede’, ‘armoedeval’ en ‘generatie-armoede’. Blijvende armoede slaat op mensen die ook bij sterke economische vooruitgang in armoede blijven steken wegens gezondheidsproblemen, familiale toestand of gebrek aan opleiding. De armoedeval geldt voor mensen die langere tijd leven van een uitkering en niet meer gemotiveerd zijn. Generatiearmoede is het doorgeven van armoede van generatie tot generatie, door een lage scholingsgraad, lage intellectuele capaciteiten, of een omgeving die weinig kansen biedt.

Professor Yao heeft hier research naar gedaan.
Uit een enquête bij 813 arme gezinnen in een uithoek van zuidelijk Xinjiang bleek een derde te wachten op een uitkering eerder dan de ambitie te hebben zelf zijn situatie te verbeteren.
Uit een meerjarige gedetailleerde opvolging van 2.300 gezinnen in heel China bleek dat het scholingsniveau van ouders en grootouders een significante impact heeft op het inkomensniveau en het risico op armoede van de volgende generatie.
Uit het opvolgen van 2.000 andere gezinnen uit 100 dorpen in 10 provincies bleek dat de kwaliteit van de voeding van kleine kinderen een significante impact heeft op hun groei, hun opleiding en inkomensniveau als volwassene. Sommige ouders die weinig onderwijs genoten begrepen niet eens het belang van het afhalen van de voedselpakketten voor baby’s en jonge kinderen die de overheid ter beschikking stelde.
Uit alle studies kwamen banenverlies door ziekte, medische kosten, echtscheidingen, hoge kosten voor de scholing van de kinderen en een ongunstige productie-omgeving naar voor als belangrijke risicofactoren voor armoede.

Grote inzet van middelen, een waaier van maatregelen

Om de laatste extreme armoede uit te roeien heeft China een gericht en gediversifieerd systeem op touw gezet. Het begint met het vinden van de arme families in elk dorp en het vaststellen waarom ze arm zijn. Er wordt directe hulp geboden voor de noodzakelijke dingen zoals kleding, voedsel, basisgezondheidszorg, verplicht onderwijs en een woning. Dan komen gerichte maatregelen, zoals industriële ontwikkeling van de regio, compensatie voor een ongunstig leefmilieu, opleiding en sociale zekerheid, die gedifferentieerd zijn naargelang de oorzaak van de armoede.

Tegen armoede zijn veel mensen gemobiliseerd. Rijke provincies gingen arme helpen. Bedrijven zijn aangespoord om bij te dragen. Er zijn precieze verantwoordelijkheden vastgelegd op vijf administratieve niveaus, van provincies tot dorpen. De beschikbare middelen worden verdeeld van boven naar onder, tot op het niveau van dorpen, gezinnen en individuen. Lokale besturen hebben 200.000 kaders van afdelingen of bedrijven en evenveel universiteitsstudenten ingeschakeld om de leiding van arme dorpen bij te staan.

Armoedebestrijding gebeurt in vier stappen:
De eerste stap is het vastleggen van de criteria voor armoede. Sinds 2012 zijn die multidimensionaal. Naast het financieel inkomensniveau – waarop de Wereldbank zich baseert- kijkt men in China ook naar het niveau van de regio. Verder houdt men rekening met de liangbuchou – de twee zorgen, namelijk voor voedsel en kledij- en de sanbaozhang – de drie waarborgen voor onderwijs, gezondheidszorg en logement.

Dan komt de uitbouw van een kader voor armoedebestrijding. China is erin geslaagd een compleet systeem van opsporing van armoede, gerichte armoedebestrijding en opvolging van de resultaten op te zetten. Evident was dat niet. De aanwezigheid van partijcellen in de dorpen, een geolied samenwerken van de verschillende bestuursniveaus en de vooruitgang van de digitale technologie voor het opslaan en verwerken van grote hoeveelheden data waren bepalend.

Ten derde gebeurt de armoedebestrijding op verschillende manieren en op verschillende niveaus. Daardoor kan men specifieke situaties flexibel en gericht aanpakken en tegelijk grote middelen inzetten op meer algemene maatregelen.
Enkele voorbeelden: De bouw van rurale infrastructuur schept veel banen voor arme gezinnen. In het vorige vijfjarenplan zijn 10 miljoen armen uit onherbergzame gebieden hervestigd. Geld voor milieubescherming heeft mensen uit de armoede gehaald. Pensioenen werden gesubsidieerd. In de dorpen zijn coöperatieven voor gezondheidszorg opgericht, negen jaar verplicht onderwijs is gewaarborgd, er is vrijstelling van landbouwbelastingen, sommige landbouwproductie wordt gesubsidieerd, er zijn goedkope rurale kredieten en verzekeringen…

Een laatste stap is het motiveren van de armen om zelf hun situatie te verbeteren. Behalve maatregelen die men kan klasseren onder de noemer van sociale zekerheid vallen de meeste steunmaatregelen in de categorie bevordering van de tewerkstelling en verhoging van de productiviteit van de boeren.
China combineert steun, motivatie en opleiding om succesvol de armoede terug te dringen. Volgens professor Yao is dat fundamenteel verschillend van een Europees type ‘welvaartsstaat’. Die maakt armen teveel afhankelijk van uitkeringen. In China probeert men armen te veranderen van een kostenpost voor de maatschappij in een motor ervan door hen te helpen de armoede te overwinnen.

Bron: Think China

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *