Hoe privé is China’s economie?

 

Een derde van de Chinese industriële productie komt van de staatssector, een derde wordt gegenereerd door de privé-sector -van binnenlandse of “buitenlandse” oorsprong (vaak overzeese Chinezen)- en een derde is afkomstig van mengvormen. Voor westerse ogen is merkwaardig dat een derde van de privé-ondernemers is lid van de Communistische partij, sommigen spelen reeds op politiek vlak een rol, maar het overgrote merendeel van de privé-ondernemers ondersteunt het socialisme.

 

            Een bericht van het persbureau Nieuw China daterend van 2/11/05: van de 7,8 miljoen geregistreerde ondernemingen zijn er 3,9 miljoen privé-ondernemingen, waarvan het totaal voor de eerste maal de cumulatieve som van de staats-, collectieve- en ondernemingen met buitenlandse kapitaalinbreng overschrijdt. Nog geen 2 weken eerder had dezelfde bron op 21/10/05 een bericht met als kop dat de ondernemingen gecontroleerd door de staat 57 procent uitmaken van China’s 2154 grote ondernemingen (waarbij als criterium een combinatie van de 3 factoren inkomen, activa en tewerkstelling wordt gehanteerd). Van grote aandelenvennootschappen zijn er verder 1109, ondernemingen van overzeese Chinezen 476 en 80 grote bedrijven zijn pure privé-ondernemingen. Hoe vallen beide berichten van dezelfde bron die een schijnbaar tegenstrijdige boodschap overbrengen, te combineren?

Een tweede onduidelijkheid heeft te maken met de classificatie van de diverse soorten bedrijven. Zowel ondernemingen met aandelen als vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (VBA) kunnen zowel overheidskapitaal als privé-kapitaal bevatten. Na nauwkeurige weging en studie kan vereenvoudigd worden besloten dat in het China van 2001 31 pct van de industriële productie kwam van de staatssectoren en 12 pct van de collectieve sector. Langs de privé-zijde wordt 36 pct gegenereerd: 17 pct van binnenlandse privé-bedrijven; 9 pct van overzeese Chinezen (huaqiao) en 10 pct van buitenlandse investeerders (zie tabel).Het saldo betreft mengvormen waarvan moeilijk te bepalen valt of ze van privé of overheid zijn : zo bevat het succesvolle bedrijf TCL dat huishoudstellen produceert zowel kapitaal van de lokale overheid, het management, werknemers, buitenlands én beurskapitaal

 

Nijverheidsproductie per types van kapitaal

 

 

Gemeenschapseigendom

Privé-eigendom

 

Staat

Collectief

Individueel

Huaqiao

Buitenl

Percentage

31

12

17

9

10

Totaal

43

36

 

Sinds het midden van de jaren negentig wordt de politiek gevolgd om gemeenschapseigendom (staats- en collectieve eigendom samen, waaronder ook werknemerscoöperatieven gerekend worden) te laten domineren, maar aangevuld door privé-initiatief zodat de diverse eigendomsvormen op voet van gelijkheid kunnen concurreren. Bij de staatsondernemingen is de lijn “zhua da, fang xiao” (de grote controleren en de kleine loslaten). Deze politiek houdt vooreerst in dat de grote staatsondernemingen in handen blijven van de staatsholding SASAC. De conglomeraten die de SASAC kontroleert maken de levenslijn van de economie uit en worden verzelfstandigd en verlevendigd zodat ze concurrentieel zijn op internationaal vlak. Voorbeelden van industriële sleutelsectoren met overwegend staatsactoren zijn energie, telecommunicatie, defensie, mijnen, metaal en nutsvoorzieningen. De kleine staatsondernemingen die halfweg de negentiger jaren hopeloos in het rood zaten, zijn ondertussen ook meestal hervormd, vaak tot coöperaties met aandeelhouderschap van werknemers, managers en soms lagere overheid. De collectieve rurale ondernemingen ondergingen eveneens een hervorming. De kleinere werden verkocht aan managers of anderen; de grotere werden omgevormd tot aandeelhoudersvennootschappen met participatie van lokale overheid, managers,werkers en outsiders. Tenslotte is er de volbloed privé-sector die eveneens uit verschillende componenten bestaat. Deze bijna 2 miljoen Chinese bedrijven stellen 25 miljoen personen te werk, maar betreffen meestal kleine familiebedrijven. Slechts 259 ervan zijn grote bedrijven met meer dan 1000 werknemers. De privé-bedrijven werden in het verleden vaak gediscrimineerd inzake toegang tot krediet, maar hierin zal verandering komen.

 

Privé-varianten

 

De privé-sector omvat vooreerst de zelfstandigen (getihu): dit zijn 26 miljoen zelfstandige ondernemingen die 50 miljoen personen tewerkstellen. Wie meer dan 8 personen tewerkstelt, heeft een privé-bedrijf (siying qiye). De groei van deze privé-bedrijven nam aanzienlijk toe na 1993. Zij stonden in 2001 reeds in voor 14 pct van de industriële productie en voor 22 % van de tewerkstelling in de nijverheid. Het gemiddeld aantal werknemers in de Chinese privé-bedrijfjes is 14 personen. Het gaat dus om familiebedrijven. Daarnaast zijn er ook bedrijven met kapitaalinbreng van overzeese Chinezen uit Hongkong, Macao,Taiwan e.a.: als de pure huaqiao-bedrijven opgeteld worden met de dito joint-ventures, zijn bedrijven van deze categorie verantwoordelijk voor 12 % van de nijverheidsproductie en 10 % van de tewerkstelling. Bij de bedrijven met buitenlandse inbreng kunnen we ook de zuiver buitenlandse ondernemingen samentellen met de joint-ventures en bekomen we 14,3 % van de nijverheidsproductie en 6 % van de tewerkstelling. Als we deze drie componenten van de privé-sector optellen, komen we aan 36 % van de globale industriële productie. Daarbij dient wel vermeld dat het huaqiao kapitaal meer als “patriottisch” kapitaal kan bestempeld worden dat het socialisme beter genegen is trouwens dan de bedrijven met westers kapitaal.

 

Kapitaalstructuur in types ondernemingen per eigendomstype (2001)

 

Type/Eigenaar

Staat

Collectief

Organismen

Individueel

Huaqiao

Buitenl.

Staat

81,61

0,46

16,70

0,77

0,03

0,26

Collectief

3,17

78,89

10,21

6,38

0,98

0,38

Coöperatie

6,73

18,75

24,79

48,85

0,46

0,41

VBA

30,56

7,71

44,55

16,48

0,21

0,49

Aandelen

47,38

3,46

31,05

16,24

1,34

0,53

Privé

0,53

1,80

20,04

77,33

0,22

0,09

Huaqiao-JV

14,24

8,36

21,09

3,32

52,64

0,36

Huaqiao-zuiver

2,07

0,22

2,54

0,94

94,08

0,15

Buitenl-JV

15,00

4,15

21,83

1,99

1,77

55,25

Buitenl-zuiver

1,49

0,11

4,81

0,61

1,12

91,87

Andere

28,31

22,51

32,85

14,50

1,27

0,56

 

 

Rurale ondernemingen

 

De rurale ondernemingen (RO) maakten vooral furore in de jaren tachtig Ze gingen uit van lokale overheden als hervormde communebedrijven. In 2002 kende deze sector 133 miljoen werknemers, wat meer dan een kwart uitmaakte van de rurale tewerkstelling. Nochtans is hun aandeel in de nationale nijverheidsproductie en –winst, die tijdens de periode 1995-2000 30 % bedroeg, afgekalfd.  De rurale ondernemingen ondergingen tijdens de jaren negentig een eigendomsherstructurering die gemakshalve “privatisering” wordt genoemd. Er worden drie RO soorten onderscheiden. Vooreerst zijn er de RO die grotendeels collectief gebleven zijn en slechts gedeeltelijk een privé-deelname kennen. Daarin werken 38 miljoen personen: deze 731.000 bedrijven staan in voor 28 % van de RO-tewerkstelling en 37 % van de RO-toegevoegde waarde met 52 personen gemiddeld per bedrijf. Ten tweede werken in de 2,2 miljoen privé-RO 35 miljoen personen en zij staan in voor 26 % van de tewerkstelling en voor 27 % van de toegevoegde waarde: zij hebben gemiddeld 15 personen per bedrijf en zijn dus ook familiebedrijven. Tenslotte bestaan er nog 18 miljoen RO-gezinsbedrijven waarin 59 miljoen personen werken: zij stellen 45 % van de personen in deze ondernemingen te werk en produceren 35 % van de RO-toegevoegde waarde.

Vereenvoudigd kan worden gesteld dat de grotere rurale ondernemingen eerder in handen van de lokale overheden gebleven zijn, maar dat middelgrote RO-bedrijven hervormd werden via aandeelhouderscoöperatieven. Deze worden door de Chinese overheid ook tot de gemeenschapseigendom gerekend omdat de werknemers zowel als eigenaar als manager fungeren. Waar er na 1995 geprivatiseerd werd -het jaar waarin hun schuld/activa ratio in de RO 68 % bedroeg, nog meer dan in de staatsondernemingen- werd volgens onderzoek ofwel een dure prijs betaald en kunnen de nieuwe eigenaars hun winst volledig houden ofwel was de prijs iets minder duur, maar moeten de nieuwe eigenaars aan de voormalige overheden-eigenaars een prijs betalen worden als hun ondernemingen het goed doen. Dit wordt de privatisering met een staart geheten.

 

Bedrijven met staatsinbreng

 

Sinds een tiental jaren wordt inzake staatsbedrijven de lijn gevolgd om zich te concentreren op de grote en de kleine “los te laten”. Voor een goed begrip is het zo dat in 1997 26.000 staatsondernemingen (SO) afhingen van de nationale overheid en 236.000 onder de locale overheden vielen. Deze aantallen daalden tegen 2001 tot respectievelijk 17.000 en 174.000. In 1993 vooraleer de hervormingen startten, stonden 4,7 % grote staatsondernemingen in voor 56 % van de totale SO-productie , voor 43 % van de tewerkstelling en 66 % van de winsten en belastingen. Het zijn vooral de overige –de kleine en middelgrote staatsondernemingen – die het voorwerp hebben uitgemaakt van hervormingen in de zin van meer deelname door andere actoren. Het aantal grote en middelgrote staatsondernemingen werd tussen 1994 en 2004 sterk gereduceerd. Tussen haakjes ook het aantal dito collectieve bedrijven verminderde tijdens die periode drastisch. (zie tabel)

 

 Grote – en middelgrote ondernemingen: aantal en percentage

 

Types

1994

2001

Staatsond

15.533  (67,9)

6.675   (37,9)

Collectief

4.068     (17,8)

2.465    (18,8)

Huaqiao

957        (4,2)

2.271    (9,9)

Buitenlands

1.041      (4,6)

2675      (11,7)

Aandelen

961         (4,2)

5.659     (24,7)

Privaat

7             (0,0)

984        (4,3)

Ander

293         (1,3)

149         (0,7)

Totaal

22.870    (100)

22.878    (100)

 

Waar de staatsondernemingen in 1990 nog instonden voor 60 % van de totale stedelijke tewerkstelling, daalde dit percentage in 2002 tot 28,9 %. Tijdens dezelfde periode verminderde het aandeel van de SO in de totale bedrijfsinvesteringen van 66 % tot 43 %. Bij de collectieve bedrijven steeg het evenwel van 11,7 naar 13,7 %. Naar toegevoegde waarde blijven de grote en middelgrote SO instaan voor 57 % van de toegevoegde waarde. Eigenlijk blijft dit vrij stabiel. Daarnaast staan aandelenvennootschappen in voor 30 % van de toegevoegde waarde en VBA voor 10 pct. Als men weet dat deze ondernemingen voor de helft uit overheidskapitaal bestaan (zie tabel hoger), mag gezegd dat gemeenschapseigendom dominant blijft bij de groten. Niet onbelangrijk is voorts dat terwijl het aantal grote staatsondernemingen met een derde gehalveerd werd, dat hun winsten stegen van 74.300 miljard yuan naar 263.000 miljard yuan, of 2,5 maal meer.

Ondertussen werd de SASAC opgericht, een organisme die de SO bestuurt en controleert. Het is niet de bedoeling dat dit organisme een orgie van privatiseringen tot stand brengt zoals de Treuhandanstalt in Oost-Duitsland, maar wel dat het de staatsparticipaties optimaliseert waarbij ook verkoop kan horen. Staatskapitaal kan een andere bestemming krijgen via daartoe erkende verhandelingscentra. Met de SASAC wil de centrale regering echter vooreerst controle blijven uitoefenen over de 196 grootste conglomeraten. De top drie ondernemingen in elke economische sector moeten staatsondernemingen zijn en tenslotte moeten 30 à 50 SO nationale kampioenen zijn die op internationaal vlak competitief zijn. De SASAC is onder meer al opgetreden om “managements buyouts” te regelen en ook per provincie heeft de SASAC reeds filialen.

Wat is er dan geworden van de kleine SO? Volgens een regeringsbevraging uit 2001 bij 4371 SO ondergingen bijna twee op drie SO hervormingen: op 100 hervormde SO kozen 38 van hen voor de formule van werknemersaandelen; 31 % ging naar “promotors” (zeg maar privatisering) en in 28 % werden aandelen van of in andere bedrijven gedeeld. Een onderzoek door de Wereldbank dat eind 1998 42.681 firma’s in de provincie Sichuan onderzocht, besloot eveneens dat 69 % van de staatsondernemingen werden hervormd: 45 % met werknemersaandelen, 13 % werknemerscoöperaties, 14 % werd verkocht, 7 % uitgecontracteerd aan individuen, 8,5 % uitgeleast,7 % ging falliet en 5 % werd door andere firma’s geabsorbeerd. Een westerse studie in 11 steden bij 683 stedelijke SO tenslotte maakte uit dat het in 23 % om interne hervormingen ging (zonder eigendomsverandering); 27 % betrof een uitverkoop aan insiders; open verkoop vond plaats in 11 %; een beursgang bij 6 % en failliet in 16 %. Ook hier valt te melden dat sinds 1998 het aantal kleine SO dat in de rode cijfers werkte met 86.000 daalde tot 74.000 in 2003. 

 

 

Andere sectoren

 

De beurs is in westerse landen de tempel van het kapitalisme. In China ligt dat duidelijk anders. Na tien jaar Chinese beurs stel je vast dat in China de staat in 81 % van de gevallen de ultieme eigenaar is van de genoteerde bedrijven. Overigens zijn de meeste aandelen ‘niet-verhandelbaar’, wat dan weer niet betekent ‘niet-overdraagbaar’. Immers de staatsaandelen en deze van “wettelijke organismen” kunnen wel overgedragen aan instituties die de goedkeuring verkregen van de regering. Het is wel zo dat in de toekomst naar meer liquiditeit zal worden gestreefd in het beurssysteem.

Volgens een officiële publicatie van de Chinese regering tot het bekomen van de marktstatus voor haar economie is het zo dat tijdens het jaar 2001 in de handel de SO verantwoordelijk waren voor 57 % van het aantal ondernemingen in de groothandel; in de detailhandel bedroeg dit aantal 37 % en in de catering nauwelijks 18,7 %.

De dienstensector neemt reeds een derde in van China’s economie en is een groeisector naar de toekomst. De OESO beklaagt er zich in haar rapporten over dat het overwicht van de staatsactoren verpletterend is in de diensten (vooral in financiën, verzekeringen, telecom…). Zo is 90 % van het financiewezen in handen van staatsbanken. Volgens de OESO is in transport, post en telecom één zesde in privé-handen; in de vastgoedsector is het de helft en in de horeca twee derden. Nu is het wel zo dat China in het kader van de toetreding tot de WTO heeft toegezegd dat het meer concurrentie en buitenlandse investeringen in de dienstensector zal toelaten.

In de landbouw waar nog altijd het merendeel van de bevolking werkt, is de grond collectief (van het dorp), maar is het uitbatingsysteem per gezin. De rurale financies zijn in handen van kredietcoöperatieven of banken die van de staat of overheid uitgaan. Zowel het aanleveren van kunstmest, pesticiden, tractoren enerzijds als het verkopen van de producten anderzijds geschiedt grotendeels door coöperatieven, hoewel de individuele boer wel zijn waren op de markt kan verkopen. Volgens Chinese bronnen zou de staatsector 78 à 80 % van het graan verhandelen.

 

Partij-privé

 

In westerse media wordt sedert medio 2001 in de verf gezet dat privé-ondernemers kunnen lid worden van de Communistische partij. Volgens Li Liangdong, het hoofd van de politieke en juridische afdeling van de Centrale partijschool, beoogt het aantrekken van geavanceerde elementen uit andere strata in de partij niet enkel privé-ondernemers. Deze elementen omvatten ook ondernemers en technici van high-tech bedrijven, managers en technici in joint-ventures, stafpersoneel van intermediaire organismen en andere professionals. Immers het onderzoekscentrum van de regering heeft uitgemaakt dat high-tech bedrijven 12 % uitmaken van de privé-bedrijven en het is duidelijk de bedoeling deze vertegenwoordigers van de nieuwe technologische golf te vriend te houden en hen te integreren in het socialisme. Dit lijkt aardig te lukken. Een onderzoek van de Communistische partij wees uit dat 17 %  van de privé-ondernemers afgevaardigden zijn in de lokale parlementen; 35 % zijn lid van de lokale CCPCC (ook een soort raad) en 30 % zijn partijleden. Op het laatste partijcongres echter waren er echter op de 2120 afgevaardigden maar 7 die eigenaars waren van privé-ondernemingen. De Amerikaanse professor Dickson die bij Chinese privé-ondernemers een onderzoek deed over hun houding tegenover de CCP kwam tot de voor hem verrassende vaststelling dat 75 % van de Chinese rode kapitalisten het machtsmonopolie van de Communistische partij steunt en helemaal geen herstel van het kapitalisme wil zoals de professor verhoopt had. Zijn besluit is dat deze privé-ondernemers opnemen in de partij eerder het systeem zal versterken dan het tegendeel.

Welke zijn de toekomstverwachtingen?  Voor de supergrote SO wordt verwacht dat het aantal van 200 dat reeds verlaagde tot 175 nog zal verminderen –misschien tot 100-, maar steeds in de optiek van een optimalisatie van deze groten die strategisch belangrijk zijn. De kleinere staatsondernemingen zouden nog met enkele duizenden afnemen en verder omgevormd worden in vennootschappen met aandelen. Dat deze kwantitatieve vermindering geen afbouw hoeft te betekenen, bewijzen de cijfers van de SASAC die sinds haar ontstaan in 2003 haar activa zag verhogen van 7.000 miljard tot 9.000 miljard yuan in 2005. Ook de winsten stegen de laatste jaren aardig. Toch behoort een grootschalige verkoop ook tot de mogelijkheden, bijvoorbeeld in de energiesector waar zelfs na reductie van het staatsaandeel deze eigendomsvorm nog dominant zal blijven. Met de opbrengst zou de kas voor de pensioenen of sociale zekerheid gestijfd worden. Ook wordt verwacht dat de sector van de mengvormen met kruisbestuiving door diverse actoren verder zal toenemen. Om terug te komen tot de twee eerste vaststellingen: het feit dat er meer en meer privé-ondernemingen zijn, staat niet in tegenstelling met het feit dat de diverse andere eigendomsvormen ook vooruitgang maken en gemeenschapseigendom dominant blijft. Misschien is dit wellicht de verklaring van het succes van de Chinese economie: zoals de plaatjes van Escher ziet iedereen er trouwens zijn gading in. Je kan het bekijken vanuit het privé-initiatief of vanuit het gemeenschapsinitiatief: de vooruitgang is gegarandeerd.

 

Selecte bibliografie

 

Exit the Dragon?, Privatization and State Control in China, S.Green & G.S.Liu, Blackwell, Oxford 2005

Uit dit boek komen de tabellen

China’s Ownership Transformation Process, Outcomes, Prostects, R.Garnaut ea, IFC/World Bank, Washington 2005

Red Capitalists in China, The party, entrepreneurs, and prospects for political change, Bruce J. Dickson, Cambridge, 2003

The Three Types of Capitalists in China and Their Relations with the Government, Bai Shazhou in China Strategy, Center for Strategic and International Studies, 30/01/2004 p 21

Article on Viewing Capitalism, Socialism in Dialectical Way, FBIS‑2002‑0223, Renmin Ribao, 23/02/02

Article Examines Maintaining “Mostly Public” Ownership, FBIS‑97‑272, Dangdai Sichao 20/08/97

Commentary on Ownership Restructuring 1,2,3; Renmin Ribao 11 Nov/12 nov/14 nov 1997

CPC Admittance of People From All Social Strata, Business  Sector Discussed, FBIS‑2002‑0906,06 Sep 2002, Ta Kung Pao

Survey Shows China’s Private Entrepreneurs Joining Communist Party, Xinhua ,13 Nov 03

Xinhua Examines Increasing Political Participation Among  Entrepreneurs, FBIS‑2003‑0122,  22/01/03

Report on the Development of China’s Market Economy, http://www.china.com.cn/english/2003chinamarket/79411.htm

OECD, Economic Surveys, China, Sep 2005

    China Vandaag   1/01/2006

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *