De Chinese Centrale Bank heeft op kerstdag voor de tweede keer in twee maanden de basisrente verhoogd met een kwart procent. En dit jaar wordt het record buitenlandse handel van 2008 gebroken.
Wie voortaan van een grote Chinese bank wil lenen voor één jaar betaalt 5.1%. Op het spaarboekje krijgt men 2.75%
De verhoging was wel verwacht, maar niet vóór Nieuwjaar. Buitenlandse analisten denken dat de rente in 2011 in verscheidene stappen nog 1 procent hoger kan gaan.
Door de verhoging op Kerstmis aan te kondigen heeft China alvast de invloed ervan op de internationale markten van grondstoffen en op de beurzen getemperd; in de vereenvoudigde logica van beleggers betekent een hogere interest in China immers minder investeringen= minder omzet= lagere grondstoffenprijzen = minder winst= lagere beurskoersen.
De nieuwe renteverhoging houdt verband met de alarmerende stijging van de inflatie, 5,1% in november, terwijl voor dit jaar slechts 3% gepland was. Vooral de stijging van de voedselprijzen en de woningprijzen houdt gevaar voor sociale onrust in, want ze vormen een directe bedreiging voor de koopkracht van de modale en zeker de armere Chinees van het platteland die zijn kind(eren) wil laten studeren. De sterke inflatie van 1988 was een belangrijke onderliggende oorzaak van de onrust die in 1989 tot de Tian An Men gebeurtenissen zou leiden.
In antwoord op vragen die luisteraars hem op de nationale radio mochten stellen erkende premier Wen de ernst van het probleem en beloofde dat prioriteit zal gegeven worden aan inflatiebestrijding.
Er zijn maatregelen genomen om een betere verdeling van voedingswaren te verzekeren, ondermeer tegen speculanten. De nationale reserves worden aangesproken en er komen financiele aanmoedigingen om de productie te verhogen. Voedsel alleen is volgens Wen verantwoordelijk voor driekwart van de prijsstijgingen. En er zullen in 2011 tien miljoen koop- of huurwoningen gebouwd worden voor gezinnen met een laag inkomen.(in 2010 waren het er 3,7 miljoen)
De renteverhoging moet op de eerste plaats de speculatie in de vastgoedsector afremmen. Naast interestverhogingen decreteerde de regering in 2010 ook zes verhogingen van de verplichte reserves van de banken, tot 18,5-19%. In het algemeen zullen daardoor minder leningen verstrekt worden, waardoor minder geld in omloop komt en het evenwicht vraag vs aanbod moet verbeteren. Om het geld in omloop te beperken heeft de regering besloten haar geldpolitiek bij te sturen van ‘gematigd los’ naar ‘voorzichtig’. In 2010 zat men voor het totaal van nieuwe bankleningen na 11 maand al aan 7.450 miljard yuan, bijna de 7.500 die voor heel het jaar gepland waren. Tijd dus om op de rem te gaan staan. Over hoeveel er moet afgeremd worden en hoeveel volgend jaar mag geleend worden is echter niet iedereen het eens.
In 2009 was de Chinese uitvoer flink gedaald, en moest de economie draaiende gehouden worden door overheidsinvesteringen, en hoger binnenlands verbruik, ondermeer door loonsverhogingen en subsidies.. Massaal overheidsgeld in de economie pompen is één zaak, voldoende goederen produceren die de consument met meer koopkracht wenst is nog iets anders. Een toename van de inflatie door teveel vraag in de voedsel- en vastgoedsectoren is dus eigenlijk niet te verwonderen.
Gelukkig voor China is de uitvoer in 2010 opnieuw toegenomen en blijft het zwakke herstel in de rijke landen nog aanhouden. Daardoor krijgt de Chinese regering ademruimte om de geldkraan terug een beetje dicht te draaien en de inflatie af te remmen. Maar het blijft dansen op de slappe koord.
De uitvoer bereikte in november een nieuw record van 153,3 miljard dollar. Over heel 2010 wordt een totale buitenlandse handel van 2.900 miljard dollar verwacht,een record en 31% meer dan het dipjaar 2009.Het handelsoverschot blijft hoog, 170 miljard dollar voor 11 maanden. Dat is weliswaar voor het tweede jaar op rij een daling en we zitten al 30% onder het niveau van 2008. De daling is te danken aan de gestegen invoer in China. Vooral uit de USA, Japan en Zuid-Korea werd meer ingevoerd. De USA, Europa en Japan blijven nog altijd 45% van de Chinese exporten opnemen en dat percentage daalt nauwelijks. China blijft dus kwetsbaar voor een verslechterende economie in de rijke landen of voor handelsoorlogen wanneer het handelsoverschot niet sneller gaat dalen.
Door de goede uitvoercijfers is het verhogen van de binnenlandse vraag iets minder dringend, maar het heroriënteren van de economie weg van te veel exportafhankelijkheid blijft een strategische noodzaak. Maatregelen om minder geld in omloop te brengen moeten zo blijven samengaan met maatregelen om de koopkracht van de gewone Chinees te verhogen. Inkomensherverdeling dus. Het ziet er naar uit dat 2011 voor de Chinese planners en regeerders opnieuw een jaar van stevige uitdagingen wordt.