Het is vandaag duidelijk op welke manier Google China aan de ene kant wil verlaten maar aan de andere kant ook blijft om het internetbeleid op de korrel te kunnen nemen. Dit gebeurt door misbruik te maken van het principe ‘1 land met 2 systemen’ en in samenspraak met de Amerikaanse regering. Beijing zal daar weinig waardering voor kunnen opbrengen.
Deel twee van een commentaar over de discussie rond internet in China.
Internet, een core interest van China
“Het is onredelijk om van een land te zeggen dat het een harde lijn volgt, als het zijn wezenlijke belangen – core interests – en waardigheid verdedigt, zeker voor wie het blijkbaar zelf normaal vindt om de belangen van een ander land met de voeten te treden”, aldus de Chinese minister van Buitenlandse Zaken in de marge van de algemene vergadering van het Nationaal Volkscongres. Hij doelde op de wrijvingen tussen de VS en de Volksrepubliek. Internet werd niet genoemd, maar was wellicht niet ver weg.
Google en de Amerikaanse regering hebben van het hackincident gebruik gemaakt om het Chinese internetbeleid op de korrel te nemen, en dat beleid is onlosmakelijk verbonden met het politieke systeem zelf en met het concrete regeringsprogramma.
De agenda van de regering
In de koers die Hu Jintao en Wen Jiabao hebben uitgezet, speelt de wijze waarop het web vorm krijgt een hoofdrol. Soft power, een voortgezette ontwikkeling op wetenschappelijke basis, een democratisering geleid door de CPC: bij al die punten staat ook internet hoog op de agenda.
Met zijn tweeduizend kranten, tienduizend tijdschriften, honderden uitgeverijen van boeken, audiovisueel materiaal en webpublicaties mag China zich nu al een uitgeverssupermacht noemen. Het is de bedoeling van de overheidsdienst die hierover gaat, het ‘Algemene Administratieve Bestuur van de Pers en de Uitgeverswereld’, om dit terrein van de soft power nog uit te breiden. De mediasector moet zelfs sneller groeien dan de economie in haar geheel. Hij zal beter worden gespreid over het grondgebied en wil een mooie plaats veroveren op de wereldmarkt. Staats- en privéondernemingen (nu al goed voor 40 à 50 % van de verkoop) zullen op een correcte manier gaan samenwerken. De grootste nieuwe uitdaging voor de sector is uitgeven via digitale weg, het net en de mobiele telefoon.
Democratisering op zijn Chinees betekent in deze fase dat er eerst en vooral binnen de leidende partij zelf een meer democratische aanpak komt van besluitvorming en benoemingen en dat de strijd tegen corruptie wordt opgevoerd. Tezelfdertijd zoekt de partij echter steeds actiever naar wegen om de bevolking te raadplegen, de instemming van de burgers te krijgen en verantwoording af te leggen. Ook hier staat het internet centraal: allerlei websites van de overheid, maar ook forums die in verschillende mate onafhankelijk van die overheid opereren, hebben bij deze geleide democratisering een belangrijke functie. Er is echter een duidelijke grens: de politici in partijafdelingen en volkscongressen laten niet toe dat er ook initiatieven en uitvoeringsbesluiten worden genomen door organen van buiten de partij.
Het gevraagde en ongevraagde adviesrecht en de aansprakelijkheid gaan erop vooruit, maar om instemmingsrecht en reële invloed op de uitvoerende macht uit te oefenen, moet je nog steeds bij de CPC en bij de volkscongressen zijn. Een mooi voorbeeld van dit onderscheid is hoe er wordt omgegaan met de kwestie van de hukou. Dat is de registratie waardoor je ofwel als plattelands- ofwel als stadsbewoner te boek staat. De roep om dat systeem te hervormen of zelfs af te schaffen en zo de discriminaties van interne migranten te verminderen, klinkt steeds luider. In zijn veel besproken chatsessie met duizenden internetgebruikers had ook premier Wen Jiabao het erover en hij zei toen onder meer: “de ex-landbouwers die nu arbeider zijn, hebben op het land geen bestaansmiddelen meer, ze zijn vervreemd van de landbouw. Hun status is niet geregeld en dat levert moeilijkheden op bij een verloving, huwelijk, het onderwijs voor hun kinderen… . We moeten dat oplossen: het belangrijkste is om het registratiesysteem te hervormen zodat deze mensen kunnen integreren in de stad”. Toen echter 14 kranten tegelijk in een hoofdartikel om een afschaffing van de hukou vroegen, enkele dagen voor de algemene vergadering van het Nationaal Volkscongres, werd dat niet op prijs gesteld en het heeft een van de betrokkenen zijn baan gekost. Het wordt niet geaccepteerd dat een groep burgers de volksvertegenwoordigers tot handelen probeert te dwingen. Wie wil lobbyen, moet dat doen binnen de partij en de overheidsstructuren. De actie, die – pikant detail – juist niet via internet maar via een ouderwets medium gebeurde, had voor Beijing net iets te veel van een poging om een alternatieve politieke organisatie te vormen.
Het verschil tussen van invloed zijn op de politiek (advies en meningsuiting) en druk zetten op de besluitvorming (acties en initiatieven) wordt helder aangegeven en geaccepteerd door iemand als Wei Shouhua (onlinenaam Huazi). Huazi is de webmaster van tianya.cn, een populair onafhankelijk discussieforum waar soms zeer gevoelige, vooral sociale, thema’s aan bod komen. “Wij zien op de forums weinig discussies die de beleidsvorming van de staat kunnen beïnvloeden, maar de forums zijn voor de overheid zeker een kanaal geworden dat hun directe informatie geeft over wat er leeft in de publieke opinie. Persoonlijk denk ik dat de autoriteiten daar alleen maar bij kunnen winnen. Ik ben blij dat ze de laatste jaren op alle niveaus meer en meer belangstelling tonen voor wat er online geventileerd wordt. Tianya is van gewone mensen; nu een derde van de bevolking vertrouwd is met internet, is de inbreng van intellectuelen kleiner geworden. De surfers op onze website hebben het meestal over persoonlijke zaken en het gewone bestaan. Daarin uiten ze hun patriottisme, dat is voor hen het nationale belang. Het gaat op Tianya dus minder over grote staatszaken en meer over kritiek op wanbeheer en corruptie in hun directe omgeving. Het voordeel is dat de stemmen op onze website authentiek en vaak eerlijker zijn”.
De strijd om het internetdomein
Het internetbeleid dat een belangrijk onderdeel is geworden van het politieke landschap in China, heeft een component die aanstuurt op controle, beperking en een component gericht op ontwikkeling, uitbreiding. Aan de controlezijde zien we dat internet voor de CPC en de staat een te veroveren of te heroveren medium is. De waakzaamheid voor schadelijke invloeden en de maatregelen tegen verschijnselen die bepaalde limieten overschrijden, springen in het oog. Aan de ontwikkelingskant zien we een staat die de snelle, enorme groei van internetfuncties en van het aantal internetgebruikers ondersteunt en koestert. Ook China krijgt een kenniseconomie en e-onderwijs. Het is duidelijk dat de regering en de CPC een leerproces doormaken om internet te gebruiken als medium voor interactief beleid. Boeiende burgerinitiatieven worden getolereerd en soms aangemoedigd.
De meeste traditionele media zijn nog steeds van de staat, hoewel bijvoorbeeld een aantal in hoge mate onafhankelijke publicaties zich hebben kunnen opwerken tot belangrijke verschijnselen in het medialandschap: het financieel-economische blad Caijing of de pers in Hongkong die praktisch helemaal autonoom publiceert in het kader van ‘een land, twee systemen’, de 14 bovenvermelde kranten van het Hukou-artikel zijn allemaal commerciële d.w.z. niet partijgebonden kranten. Internet is echter vanaf het begin veel meer het domein van particuliere websites, forums en andere initiatieven geweest. Anonimiteit, schuilnamen e.d. maken internet aantrekkelijk voor al wie een persoonlijk, individueel of zelfs dissident geluid wil laten horen. Er bestaat een stroming die in het web een kans ziet om een ‘vrije pers’ te laten ontstaan.
Het heeft niet lang geduurd voor de officiële media online gingen en een groot deel van de Chinese internetcontent is tegenwoordig afkomstig van of goedgekeurd door de overheid. Voor het China Media Project (CMP) gaat dit te ver: “Ze gebruiken de financiële macht van staatsaandelen voor een nationale internettelevisie en voor de video’s van het persagentschap Xinhua… . Ze zullen zoekmachines, real-time communicatie (nvdr VoIP, videoconferenties, chatting) en games opzetten. Alle mediatieke kanten van internet zullen worden genationaliseerd en gemonopoliseerd”. CMP is een studiecentrum voor journalistiek in China verbonden aan de universiteit van Hongkong. Belangrijke medewerkers zijn opposanten van de regering en teleurgestelde of zeer kritische Chinese journalisten. Hun artikels getuigen van een grondig wantrouwen voor de politieke leiders van China. Hun project bepleit een commercieel medialandschap zonder staatsinmenging. Het is dan ook logisch dat CMP veel sympathie heeft voor de oproep van Charta 08 voor de afschaffing van het machtsmonopolie van de CPC.
Op de website van het China Media Project valt ook weinig positiefs te lezen over een andere tactiek die de overheid toepast om in te grijpen op het internet, de zogenaamde ‘commentatoren’.
Niet lang geleden plaatste de provinciale regering van Gansu een vacature voor 650 ‘medewerkers om de publieke opinie te begeleiden’ door opiniestukken en bijdragen aan onlinediscussies te plaatsen. Opeens bleek dat heel wat politici, gezagsdragers en organisaties dit soort ambtenaren in dienst hadden die vaak ook opdracht kregen om opzettelijk een ander standpunt in te nemen en zo een debat te creëren. Op het net en in de klassieke media ontspon zich inderdaad een debat, maar dan over het systeem van deze anonieme of onder een schuilnaam opererende ‘netizens’ in overheidsdienst. Vooral het feit dat het om betaalde krachten ging, zorgde voor veel sarcastische reacties en de commentatoren kregen de bijnaam ‘soldaten van 50 cent’ (5 mao dang) vanwege het loon dat ze voor hun stukken kregen. De commentatoren van westerse media en van groepen in Hongkong, zoals het China Media Project, deden gretig mee aan het gescheld.
Maar er waren ook verdedigers van de door de regeringen ingezette ‘opiniebegeleiders’. Zij voerden aan dat er onder de ambtenaren die dat werk deden wel degelijk overtuigde mensen zaten, dat het niet alleen maar povere broodschrijvers waren. De vergelijking werd ook gemaakt met de spin doctors van westerse regeringen en met de commerciële public relations die overal bestaat, ook in China en ook op het web. Een aantal opiniemakers zag er een gewenst tegengewicht in voor de soms wilde en onverantwoorde uitlatingen op vele internetforums (een verschijnsel dat trouwens ook over de hele wereld bekend is). Velen vonden echter dat de anonieme commentatoren uiteindelijk contraproductief zijn: ze wekken eerder weerstand op en zijn makkelijk te ontmaskeren door ‘een generatie van twitteraars’.
Een andere aanpak krijgt meer en meer de voorkeur. Wu Hao, een CPC-voorlichter uit Yunnan, staat erom bekend dat hij systematisch weigert om negatief nieuws in de doofpot te stoppen. “In plaats van pogingen te doen om heimelijk invloed uit te oefenen op de publieke opinie, moeten openbare ambtenaren in het openbaar antwoord geven op kritieken en met oplossingen komen”, zo is zijn standpunt. Volgens Southern Weekend (ook wel Southern Weekly), een veelgelezen commercieel weekblad uit Guangdong, wordt in een toenemend aantal provincies zijn voorbeeld gevolgd.
Eigenlijk sluiten de zogenaamde chatsessies van hooggeplaatste politici daar enigszins bij aan. In 2008 beantwoordde president Hu Jintao een aantal vragen dat hem online werd gesteld op het Qiangguo (‘maak China sterk’) Forum van de website van het Volksdagblad. Het jaar daarna deed premier Wen Jiabao dat nog eens over met een vervolg dit jaar op www.gov.cn, de regeringswebsite in samenwerking met www.xinhuanet.com het web van het officiële persagentschap. De sessie duurde 2 uur en er namen 300.000 burgers aan deel. Sommigen relativeren de betekenis hiervan en zeggen dat de gesprekken met een boogje om hete hangijzers heenliepen of dat de premier beter met ernstige en deskundige opiniemakers had kunnen praten dan met de willekeurige gewone surfers die wel zin hadden in een rechtstreeks contact met een topleider. Daar staat tegenover dat er veel onderwerpen ter tafel kwamen die wel degelijk de belangen van de gewone man raakten.
De twee topleiders hebben een trend gezet want net zoals Wen hebben leden van de Raadgevende Politieke Conferentie, de Chinese senaat, blogs geopend vlak voor hun jaarlijkse vergadering, om hun ideeën naar voren te brengen en om met internetgebruikers een dialoog aan te gaan over behoeften van de bevolking. Bovendien hebben de woorden en de vriendelijke en persoonlijke toon van Wen Jiabao wel impact gehad, vooral zijn “hoop dat de gewone mensen een waardiger leven zullen krijgen” of zijn stelling dat “een samenleving waarin de rijkdom geconcentreerd is in de handen van een minderheid wel onrechtvaardig en onstabiel moet zijn”. Zijn gesprekspartners hebben ook onthouden dat er streng en meedogenloos zal worden gestraft als er weer namaak en minderwaardige producten opduiken (dit in antwoord op een vraag over een nieuwe partij melaminemelk). Niet alleen de nogal regeringsvriendelijke waarnemers waren onder de indruk, zelfs een belangrijke redacteur van het hierboven genoemde China Media Project was ervan overtuigd dat Wen Jiabao het eerlijk meende.
Het is duidelijk dat er op het web een strijd woedt voor de harten en de geesten van de internetgebruikers. Hoe groot de kritische stroming is en hoe groot de vijandige richting waartegen de CPC en de overheid het moeten opnemen, is moeilijk precies in te schatten. Voorlopig lijkt het er op dat het publiek vrij positief reageert op de initiatieven vanuit de gevestigde orde. Zhan Sheng van Phoenix TV meent dat “de invloed van Chinese internetgebruikers China geleidelijk aan en in alle rust aan het bijsturen is. De vele en ingewikkelde problemen vragen om een positieve houding en open communicatie met het publiek. (…) Over de inspanningen van de regering op dit vlak moet niet cynisch worden gedaan”. (Phoenix is gevestigd in Hongkong, een niet-gouvernementele tv-zender die door zijn diplomatische houding soms programma’s mag maken over onderwerpen die normaal gesproken taboe zijn).
De grens…
De bereidheid om te luisteren en een dialoog te voeren, stopt echter bij bepaalde onderwerpen en verschijnselen.
Natuurlijk zijn er in alle landen grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. Denk maar aan het Britse ‘contempt of court’ waarmee, om de rechtsgang niet in gevaar te brengen, kranten kan verboden worden over bepaalde zaken te schrijven. In België kunnen de media ons nog altijd niet vertellen hoeveel kernraketten er in Kleine Brogel liggen. Het principe van een ‘dwingende maatschappelijke noodzaak’ geeft het Europees hof voor de Rechten van de Mens een middel om de persvrijheid te beperken.
Dat soort regulering wordt in China echter nog steeds heel ruim geïnterpreteerd en toegepast, volgens sommingen maar al te ruim. Beijing verrechtvaardigt dit met het argument van de noodzaak om eerst de economie en de instellingen op orde te brengen en met de individuele rechten wat voorzichtiger en trager te gaan, net zoals in andere Aziatische landen. Ook wordt aangevoerd dat de chaos van de Culturele Revolutie nog steeds niet vergeten is, dat China worstelt met de complexe problemen van een derdewereldland en vele achterstanden moet inhalen. De regering wijst op de kwetsbaarheid van de economie en van de instellingen.
Als Dai Bingguo, de hoogste regeringsadviseur, de core interests van China definieert, heeft hij het over “het vasthouden aan het fundamentele politieke systeem dat nu in China bestaat, een systeem van samenwerking en overleg tussen verschillende partijen onder de leiding van de CPC” en over “de nationale veiligheid, de soevereiniteit en territoriale onschendbaarheid, de duurzame en stabiele ontwikkeling van de economie en de maatschappij”. Stuk voor stuk zaken die volgens Beijing via het internet ofwel gediend worden ofwel in het gedrang kunnen komen. Wie van China eist dat het een fundamenteel ander internetbeleid gaat voeren (wat Hilary Clinton van plan lijkt te zijn), raakt aan die kernbelangen.
Wat wordt er dan als bedreigend gezien?
Pornografie: China wil geen toestanden zoals in het westen of in de buurlanden, de regering vindt dat ze de jeugd moet beschermen tegen bepaalde soorten content. Porno en prostitutie bestaan en zijn toegenomen sinds 1978. Ze worden min of meer oogluikend toegelaten, maar het is logisch dat een socialistisch systeem eerder dan een neoliberaal systeem grenzen trekt voor de mate waarin het lichaam van mensen (in de eerste plaats vrouwen en jongeren) als koopwaar kan worden behandeld. De strijd tegen de pornografie is zeker niet louter een voorwendsel om de censuur te verhullen.
De ‘grote taboeonderwerpen’ zijn Tibet, Xinjiang, Taiwan, zaken van territoriale integriteit en eenheid. Van de rellen in de buitenprovincies heeft Beijing geleerd dat inmenging uit en door het buitenland niet moet worden onderschat, dat de separatistische groepen gevaarlijk kunnen uithalen en internet als wapen kunnen inzetten bijv. de geruchten over etnische massamoord die via het net en via e-mail werden verspreid en olie op het vuur waren in Xinjiang.
Tiananmen, falungong, ‘mensenrechtenactivisten’ vormen voor de CPC een bedreiging van haar machtsmonopolie en van de sociale cohesie die broodnodig is in een land met zeer snelle ontwikkeling en waar alle vaste waarden dooreengeschud worden. Daarnaast zijn er ‘kleine onderwerpen’ die ook regelmatig worden weggefilterd: schandalen, rampen, rellen enz… . De overheid wil paniek op basis van valse geruchten vermijden en vindt dat, wanneer er eenmaal efficiënte remedies getroffen zijn, verdere discussie alleen maar tweedracht zaait. Vandaar dat de overheid de acties die Ai Weiwei hardnekkig blijft voeren rond de kwestie van de omgekomen schoolkinderen in de aardbeving van Sichuan net zo hardnekkig blijft blokkeren.
…en wie ze overschrijdt
Bepaalde websites en blogs over de hierboven genoemd thema’s en buitenlandse sociale netwerken waarop activisten zich kunnen organiseren, zoals Facebook, Twitter, …, worden gefilterd, geblokkeerd of verboden. Websites met een vergunning krijgen het verzoek om zelf de content in te gaten te houden en te filteren indien nodig en meestal geven ze daar (net zoals Google tot voor kort dus) ook aan toe. Li Yizhong, minister van Industrie en Informatietechnologie, heeft tegenover Phoenix TV verklaard dat er een zuivering bezig is, die nog wel een tijdje kan duren en waarbij 136.000 websites gesloten zijn omdat ze niet geregistreerd waren of schadelijke inhoud bevatten. Hij heeft toegegeven dat het zekere voor het onzekere wordt genomen, dat een aantal websites tijdelijk buiten werking zijn, dat persoonlijke of kleine websites een tijdlang collateral damage kunnen oplopen en dat er ook wel fouten worden gemaakt. Volgens de minister is het beslist niet de bedoeling om websites blijvend te blokkeren als ze schadelijke info bevatten maar verder legaal functioneren. Daarnaast zijn onlangs de regels verstrakt: je moet voor het oprichten van een website op papier en met persoonsbewijzen vergunning vragen.
Commentaar van een expat: “Facebook, Twitter, You Tube en de oorspronkelijke Danwei.org zijn dingen waar de buitenlanders zich aan ergeren. Dat ‘het soms niet meevalt’ is dus nog zeer zacht uitgedrukt. Je kunt het makkelijk omzeilen. Als je een betaald VPN (virtual private network) gebruikt, kun je erop. Dat kost 80 dollar per jaar. Maar welke Chinees doet dat? De gratis VPN’s zijn sinds kort geblokkeerd”.
Twitter zou echter tot op dit moment nog door veel Chinezen kunnen worden gebruikt. De ergernis zal natuurlijk niet tot de buitenlanders beperkt blijven. Toch mag je aannemen dat slechts een kleine groep er echt een punt van verzet van maakt, want zoals de beheerder van Tianya opmerkte (zie boven), de gegroeide en veranderde internetgemeenschap is vooral bezig met zaken die het dagelijkse leven aangaan: belastingen, huizenprijzen en huren, de geboortepolitiek en de gezondheidszorg. Of ze gebruiken internet voor e-shopping, e-business, voor ontspanning en persoonlijke contacten. Toch moeten partij en regering wellicht uitkijken dat ze hun inspanningen om de internetgeneratie de hand te reiken niet ondergraven door de teugels te strak aan te halen en door al te censurerend, of, zoals zij het noemen, regulerend te werk te gaan.
De censoren/regulatoren zijn soms overijverig. Zullen wij het erop wagen om af en toe op een andere manier naar Beijing te kijken? Dan kunnen we zien hoe de Chinese leiders een weg zoeken om datgene te beschermen wat voor hen de meest wezenlijke belangen van het land zijn. Met vallen en opstaan.
(wordt vervolgd)
Bronnen: Global Times, Xinhua, South China Morning Post, Guardian, Volkskrant (NL), China Media Project, Danwei.org, Le Monde
Eerder verscheen er een eerste commentaar op de internetdiscussie ‘Hacken of gehackt worden?’
Het derde deel zal vooral gaan over de vooruitgang op vele gebieden van het internet.