Kleine Chinese mijnen in het buitenland

De Financial Times bracht in januari een interessant artikel over kleine Chinese mijnbedrijven in het buitenland.  

Afbeelding1De Chinese grondstoffenreserves zijn klein in verhouding tot de behoeften van de industrie; er is vooral tekort aan ijzer, koper, aluminium en nikkel. Interessante nog te ontginnen ertsen bevinden zich in moeilijk toegankelijke en onherbergzame streken zoals Tibet of Xinjiang. Het ligt voor de hand grondstoffen te zoeken in het buitenland. In tegenstelling tot wat men verwacht op basis van onze media, worden die grondstoffen niet massaal gewonnen door Chinese bedrijven in het buitenland. 92% wordt gekocht van niet-Chinese firma’s. China zou graag die afhankelijkheid zien verminderen. Een aantal grote bedrijven hebben belangrijke mijncontracten afgesloten. Chinalco investeerde in 2008 in één van de grootste mijnbedrijven ter wereld, Rio Tinto. Met de Congolese overheid werd een groot mijncontract voor koper afgesloten. Citic Pacific heeft in Australië een grote ijzermijn. Deze inbraak in de gevestigde grote mijnen stuit wel op obstructie door concurrerende multinationals, zoals de saga van het Congo-contract laat zien.

Risicovolle mijnen uit noodzaak

China volgt noodgedwongen een alternatieve weg: investeringen van kleine bedrijven in kleine en risicovolle mijnen waar de multinationals geen brood in zien. Die bedrijven zijn meestal spin-offs van de mijnbureaus van lokale overheden. Het kaartje hierbij toont hoeveel van deze kleine bedrijven actief zijn in verschillende landen.
Deze kleine Chinese bedrijven zijn bereid in moeilijke omstandigheden te werken. Aanvankelijk botsten ze op problemen maar ze leerden snel. Zo was er in sommige landen onverwacht oppositie van de plaatselijke bevolking of waren er conflicten over landrechten; de Chinese bedrijven waren ervan uitgegaan dat zoals in hun eigen land de overheid dit soort problemen zou oplossen. Sommige Chinezen klagen over discriminatie. Zo zegt een Chinees die in Zimbabwe werkt: “Westerse journalisten stigmatiseren ons als opkopers van ivoor, maar we zijn lang niet de enigen. En we doen ook veel goede dingen die die journalisten nooit zien”. De directeur van een Chinees mijnbedrijf in Brazilië vermeldt aanvankelijke problemen door taalbarrières, cultuurverschillen en arbeidsverhoudingen. “Maar die zijn nu achter de rug. De Brazilianen zijn goed en vriendelijk voor ons”. Chinezen hielden vooraf ook niet altijd rekening met verplichtingen om lokaal personeel aan te werven. Dat overkwam het mijnbureau van de provincie Sichuan in Australië, maar ook het grote Citic Pacific ging zo 8 miljard dollar boven zijn budget om de ijzermijn in Australië te openen.

Anders dan Westerse bedrijven

De kleine Chinese mijnbedrijven verschillen van Westerse kleine mijnbedrijven. Door hun band met de overheid kunnen ze relatief gemakkelijk aan bankkrediet komen. Slechts één bedrijf, Huakan Group, heeft een filiaal dat genoteerd is op de beurs in Canada om extra middelen te vergaren. Als spin-offs van een mijnbureau zijn ze goed in exploratie, het onderzoeken welke voorraden ertsen er in de bodem van een mijnconcessie zitten. Niet allemaal hebben ze ervaring met het uitbaten van een mijn, zodat sommigen in consortium met een ervaren privépartner  moeten werken. Volgens Westerse bronnen zouden ze door hun band met de overheid soms bereid zijn mijnen te ontginnen waaraan niet-Chinese bedrijven niet willen beginnen omdat ze geen zekerheid hebben over een goede winstvoet. Hun rekeningen zouden weinig transparant zijn, sommigen zijn zelfs niet geregistreerd als bedrijf maar nog steeds als overheidsbureau.
Recente moeilijkheden van Westerse mijnfirma’s om via de beurs aan kapitaal te geraken zouden er kunnen voor zorgen dat de kleine Chinese mijnfirma’s toch gemakkelijker toegang krijgen tot grotere en minder risicovolle mijnconcessies.

Bron: Financial Times

Lees het oorspronkelijke artikel hier

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *