Kopenhagen Sprokkels (2)

Vorige week brachten we een eerste reeks Kopenhagen sprokkels
Deze week een nieuwe lading op de vooravond van de ontknoping:
Stand der besprekingen
Dit weekend zijn er twee ontwerpresoluties voorgelegd in Kopenhagen, één van elke werkgroep. De Chinese onderhandelaars hebben dit verwelkomd als een stap vooruit. Maar er blijven belangrijke witte plekken in de resoluties, bijv. hoeveel vermindering van de koolstofuitstoot tegen 2050 verwacht wordt van de ontwikkelde landen: cijfers gaan van ‘75%-85%’ tot ‘meer dan 95%’.
De eindonderhandelingen in Kopenhagen zullen waarschijnlijk toch vooral gaan tussen de Grote Drie: China, Verenigde Staten en Europa. Samen zijn zij ook verantwoordelijk voor meer dan 50 % van de uitstoot. Japan , Rusland en India volgen in een tweede peloton op een veel lager niveau, maar vooral India zou snel kunnen stijgen. In de derde groep, opnieuw veel lager, vinden we Brazilië, Canada, Australië, Zuid-Korea. Alle andere landen spelen individueel een verwaarloosbare rol.
Volgens het persbureau Xinhua (14 december) draait Kopenhagen rond vier principiële vragen:

  1. De historische verantwoordelijkheid. Aanvaarden de ontwikkelde landen dat het klimaatprobleem hun historische verantwoordelijkheid is en zijn ze bereid daar twee besluiten uit te trekken: de ontwikkelde landen moeten meer inspannigen doen dan de ontwikkelingslanden, én de ontwikkelde landen moeten betalen om de opwarming en haar gevolgen te bestrijden in de ontwikkelingslanden.
    Precies op dit punt ging de Amerikaanse onderhandelaar Todd Stern frontaal in tegen de wensen van de ontwikkelingslanden. Amerika is niet bereid op te draaien voor zijn historische verantwoordelijkheid en is niet van plan de ontwikkelingslanden daarvoor te betalen. Hoogstens kan er aan de allerarmsten gedacht worden, maar China moet op geen dollar rekenen. De Chinese onderhandelaar noemde deze uitspraak “totaal onverantwoord” en verklaarde “geschokt” te zijn. Hij benadrukte daarbij dat China aan het belang van alle ontwikkelingslanden denkt en niet noodzakelijk zelf het geld van de Verenigde Staten wil. Verder vergeleek hij het gedrag van de ontwikkelde landen als dat van rijkaards die genieten van een copieus banket, en dan van een arme sukkelaar die pas voor het dessert aankomt, eisen dat hij evenveel betaalt.
  2. Men moet de koolstofuitstoot vergelijken per persoon. Het gaat niet op China met de vinger te wijzen omdat het veel uitstoot. Per inwoner is de Chinese uitstoot veel lager dan die van de ontwikkelde wereld, dus het probleem ligt nog altijd daar. China engageert zich vrijwillig voor een vermindering met 40-45% van de uitstoot per eenheid BNP, en zal meer doen indien het dat kan. Maar het gaat niet op, zoals de Amerikaanse onderhandelaar doet, om vaste engagementen te vragen en een international meet- en controlemechanisme op de Chinese uitstoot; natuurlijk zal de uitstoot van China gecontroleerd worden, door een Chinees controleorgaan.
  3. Het wettelijk kader. Op dit ogenblik zijn er twee: Het VN-Kaderakkoord betreffende Klimaatverandering (UNFCCC) en het Kyoto-Protocol. Het UNFCCC legde het principe vast van ‘gemeenschappelijke maar verschillende verantwoordelijkheid’. Het Kyoto-Protocol legt verplichte uitstootverminderingen vast voor de ontwikkelde landen alleen. Deze akkoorden concretiseren dus de historische verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen. Ontwikkelingslanden moeten ook inspanningen doen, maar substantieel minder dan de ontwikkelde landen.
    De Verenigde Staten weigeren principieel binnen dit kader te werken en willen iets anders onderhandelen. De ontwikkelingslanden houden even principieel vast en zijn deze maandag zelfs collectief van de onderhandelingstafel weggelopen. De Soedanese voorzitter van de groep van 77 ontwikkelingslanden verklaarde dat de ontwikkelde landen, door Kyoto te laten vallen, het evenwicht tussen verplichtingen van de verschillende landen willen verbreken.
  4. De vraag van de volkeren van de wereld naar een akkoord. De Chinese onderhandelaar in Kopenhagen is viceminister He Yafei. Hij beloofde bij het begin van de conferentie dat China, als een groot land, inspanningen zou doen voor het success van de bijeenkomst. Hij waarschuwde deze week expliciet voor ‘trucs’ van sommige ontwikkelde landen om China de zwarte piet van een eventuele mislukking door te spelen. De Amerikaanse onderhandelaar heeft verklaard dat er zeker geen bindend akkoord komt, maar dat Kopenhagen een stap is in de onderhandelingen voor zo’n verdrag.

De kritiek van China en andere ontwikkelingslanden op de ontwikkelde wereld is dubbel:
– Volgens het IPCC moeten de rijke landen tegen 2020 hun uitstoot tegenover 1990 met 25-40% verminderen. Doch omgerekend komen ze in hun voorstellen maar aan 16-18%, dit vooral door de Verenigde Staten (Europa komt er met 30% dicht bij, maar wil dit alleen “als de anderen ook meedoen”).
– De VN heeft becijferd dat de ontwikkelde landen jaarlijks 100 miljard dollar klimaatsteun moeten geven aan de ontwikkelingslanden, maar tot nu toe is slechts 10 miljard gespreid over de volgende drie jaar aangeboden. Voor de daaropvolgende jaren zijn er helemaal geen engagementen. China noemde dit voorstel “belachelijk”.
Koolstoftaksen onder vuur?
Er komt reactie op de in sommige landen geplande koolstoftaksen. De Amerikaanse Wet op Schone energie en Energiezekerheid voorziet dat de president vanaf 2020 koolstoftaksen kan heffen op producten die ingevoerd worden. De redenering is eenvoudig: wanneer in de Verenigde Staten normen gelden voor koolstofarme producten, dan moeten ingevoerde producten daar ook aan voldoen, zoniet volgen er taksen. China argumenteert daartegen dat men niet kan eisen dat ontwikkelingslanden op korte termijn even ‘schoon’ produceren als ontwikkelde landen; dat zou de historische verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen ontkennen. Taksen heffen op uit de ontwikkelingslanden ingevoerde producten is protectionisme onder het mom van milieubescherming.  Frankrijk heeft zelfs aangekondigd dat het reeds in 2010 met dergelijke koolstoftaksen wil beginnen.
Een controversieel standpunt
Zheng Guogang publiceerde in het partijblad Quishi (De Waarheid Zoeken) een controversieel standpunt. Volgens hem is de opwarming al een feit, en moet China zijn geld bij voorrang besteden aan het bestrijden van de gevolgen die nu al zichtbaar of voorspelbaar zijn, met name in de landbouwsector, eerder dan alles te zetten op het afremmen van de opwarming. Zheng is directeur van de Chinese Meteorologische dienst, en lid van de centrale regeringswerkgroep die een strategie tegen de klimaatopwarming moet bepalen. Greenpeace China heeft verklaard dat het artikel onverantwoord en kortzichtig is en ingaat tegen de regeringspolitiek.
Volgens Zheng zal de Chinese landbouwopbrengst tegen 2030 al met 5-10% dalen, de tarwe vermindert met 31% . In de tweede helft van de eeuw kan de Chinese graanproductie in het algemeen met 37 % dalen. Door de strengere droogtes en grotere overstromingen zou bovendien de jaarlijkse opbrengst wel 30 % schommelen, met problemen van voedselonzekerheid. Als voorbeeld geeft hij de natuurrampen van 1928-30 en 1959-61 met bijbehorende hongersnoden. Het vergroten van de voedselimport is geen optie, want elders geraakt de landbouw ook in problemen, en er komt een daling van de productie van graangewassen in Zuid-Azië met 30 %. China moet nu al beginnen met zijn landbouw te heroriënteren naar gewassen die beter aangepast zijn aan het toekomstig klimaat, en de strategische voedselvoorraden uitbreiden.
Zie uitzending Dialogue over het dispuut in Kopenhagen
Alles op CCTV over Kopenhagen-conferentie

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *