Mag men iemand terechtstellen wegens zuiver economische misdaden? Enkele recente rechtszaken wakkeren deze en aanverwante discussies bij het publiek aan. De zaak Wu Ying is typisch.
Het Hooggerechtshof van de provincie Zhejiang heeft in januari in beroep het doodsvonnis tegen zakenvrouw Wu Ying wegens grootschalige afzetterij met illegaal verzamelde spaarcenten bevestigd.Ze ging echter in cassatie bij het Opperste Gerechtshof in Beijing en die gelastten een nieuw proces in Zhejiang. Dat nieuwe proces heeft nu geleid tot een herziening van het vonnis: Wu Ying krijgt nog wel de doodstraf, maar met twee jaar uitstel; in de praktijk betekent dit dat haar straf na twee jaar goed gedrag omgezet wordt in levenslang. Het vonnis wordt in China druk becommentarieerd.
Wu bedroog haar klanten voor honderden miljoenen yuan. Afkomstig uit een boerengezin slaagde ze erin op te klimmen tot China’s zesde rijkste vrouw in 2006. Ze zou 3,6 miljard yuan in bezit gehad hebben, maar reeds in 2007 volgde de aanhouding en einde 2009 werd ze door de rechtbank van Jinhua ter dood veroordeeld .Om een minder streng vonnis te bekomen werkte beschuldigde goed mee met het onderzoek, en gaf zij 17 officiëlen en bankdirecteuren aan, waarvan er intussen ook al enkele veroordeeld zijn. De rechtbank hield daar echter geen rekening mee want was van oordeel dat de 17 hoe dan ook zouden ontdekt zijn, ook zonder de hulp van Wu. De zaak van Wu Ying moet nu nog behandeld worden door het Opperste Gerechtshof in Beijing.
Er is hierover een brede discussie ontstaan: is de doodstraf te rechtvaardigen voor zuiver economische misdrijven? Tegenstanders zeggen dat men iemand’s leven niet mag afnemen voor misdaden die niet tegen het leven van iemand gericht waren. Maar voorstanders wijzen erop dat dergelijke fraudezaken grote schade toebrengen aan de Chinese maatschappij, dat vele mensen hun spaarcenten kwijtspeelden en dat er weinig te herstellen valt. Meestal is de publieke opinie overwegend voor de doodstraf; dat bleek uit debatten rond de zaak van een student die een ongeval met vluchtmisdrijf pleegde en daarna een jonge moeder doodstak om de zaak te verbergen; een ander voorbeeld van doodstraf waar het publiek vierkant achter stond was die van een verkrachter die daarna zijn jonge slachtoffer en haar drie jaar oude broertje vermoordde. In het geval van Wu Ying speelt haar jeugdige leeftijd –ze is nu pas 31- allicht in haar voordeel. De voormalige vice-burgemeester van Hangzhou die in 2011 de doodstraf kreeg wegens corruptie, kon op niet veel tegenstanders van de doodstraf rekenen.
Naast het opleven van de discussie over de doodstraf stelt de zaak ook de vraag naar de onafhankelijkheid van de justitie. Het gerecht is in China geen ‘derde macht’, zoals bij ons, maar hangt af van het parlement dat de rechters benoemt en beoordeelt.Maar in hoeverre moet het gerecht rekening houden met de publieke opinie?
Tenslotte is er ook discussie over het illegaal verzamelen van spaargeld. Sommigen pleiten ervoor het verzamelen van spaargelden door particulieren in plaats van door banken niet langer als misdrijf te beschouwen. In Wenzhou werden op experimentele basis intussen particuliere financiële instellingen toegelaten. Anderen willen dat officiële banken gemakkelijker leningen verstrekken aan Kmo’s en zo de particuliere uitleners het gras voor de voeten maaien. En in Anyang betoogden op 1 januari 30.000 mensen voor strengere maatregelen nadat een illegaal fondsenverzamelaar naar verluidt met 40 miljard yuan spoorloos verdween .
Het spaargeld van burgers afnemen door bedrog zou hier ook met de doodstraf mogen bestraft worden.