Neem gas terug op het gebied van de mensenrechten in China. Dat adviseren hoogleraar Alfred van Staden en generaal Marcel Urlings. Want het is van groot belang Peking op het politieke wereldtoneel mee te krijgen. In de Volkskrant (NL) van vorig weekend nam Fokke Obbema* van beide experts een interview af.
ChinaSquare neemt het artikel over van www.volkskrant.nl, met toestemming van de auteur en de krant, als opiniestuk. Het geeft dus niet noodzakelijk de mening van de redactie weer (zie ook OVER).
Als er één land een uitdaging voor de westerse wereldorde vormt dan is het wel China, de tweede economie ter wereld met zijn groeiende zelfbewustzijn. Sommigen spreken van arrogantie. In ieder geval vertaalt de toenemende macht zich in oplopende spanningen met een reeks buurlanden, Japan voorop.
Ook voor Nederland is dat riskant, zo stellen Alfred van Staden, emeritus hoogleraar internationale betrekkingen aan de universiteit van Leiden, en generaal Marcel Urlings, voormalig opperbevelhebber van de landmacht. Het afgelopen half jaar debatteerden zij over de rol van China met twaalf andere experts in een commissie van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV). Zij deden dat op verzoek van de ministers Frans Timmermans (PvdA, Buitenlandse Zaken) en Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD, Defensie) die wilden weten wat de grotere machtspositie van het land voor ons betekent. Westerse landen moeten ruimte maken voor de opkomende macht China, zo luidt hun pleidooi, want alleen zo kan worden voorkomen dat de wereld in machtsblokken uiteenvalt.
China wordt volgens u in de komende decennia wel een economische, maar niet een politieke supermacht zoals de VS. Kunt u dat uitleggen?
Van Staden: ‘Dat China tussen nu en 2030 op enig moment een grotere economie dan de VS zal hebben, wordt door vrijwel niemand betwijfeld. Maar de welvaartskloof blijft dan nog altijd enorm – de gemiddelde Chinees zal een veel lagere koopkracht hebben dan de gemiddelde Amerikaan. Dat maakt dat de Chinese leiders hun hoogste prioriteit bij het verbeteren van welvaart zullen houden, dus bij het eigen land. Je hoort Chinezen vaak zeggen: ‘We zijn nog maar een ontwikkelingsland’. Wij vatten dat dan op als een manier om zich aan hun internationale verantwoordelijkheid te onttrekken. Maar het is natuurlijk wel zo. Dat houdt ze ervan af een rol als supermacht op te eisen.
‘Bovendien heeft China historisch geen missiedrang. Anders dan de VS die het als hun opdracht zagen hun universele waarden uit te dragen, zijn de Chinese leiders daar niet op uit. En ten slotte moet je niet vergeten dat het altijd lang duurt voordat economische macht zich in politieke macht vertaalt. Bij de VS nam dat minstens zestig jaar in beslag. Daarom denken we dat China in 2030 wel in zijn eigen regio een grootmacht zal zijn, maar niet in de hele wereld een rol als ‘wereldpolitieagent’ en bewaker van de internationale orde zal spelen, zoals de VS nu.’
Toch tonen ze op defensievlak enorme ambitie – sinds 1989 is de defensiebegroting jaarlijks met 12 procent verhoogd, nog meer dan hun economische groei.
Urlings: ‘Dat is waar, maar de voorspellingen over hun militaire macht geven aan dat ze ook in 2025 nog niet in staat zullen zijn om een met de Amerikanen vergelijkbare, wereldwijde rol te spelen. Dat duurt naar verwachting nog tot 2050, als ze hun groei kunnen vasthouden. En dat is een grote ‘als’. Maar dat neemt niet weg dat ze nu hun macht willen doen gelden in de eerste eilandenring, zeg maar het gebied van Japan via Taiwan en de Filipijnen tot Borneo, en daar het liefst de Amerikanen weg zouden willen hebben. Dat botst.’
Van Staden: ‘China toont twee gezichten. Aan de ene kant zijn ze helemaal niet uit op het veranderen van de internationale status quo, omdat ze daar bij uitstek van hebben geprofiteerd en nog steeds van profiteren, denk aan de vrijhandel. Amerikaanse auteurs laten niet na dat te benadrukken. Maar kijk je naar Oost-Azië dan manifesteert China zich als een klassieke, grote mogendheid die zijn eigen invloedssfeer claimt en dus allerlei territoriale aanspraken doet. ‘Alle grote landen hebben zo’n sfeer, dus waarom wij niet?’, is hun gedachte. Begrijpelijk, zo redeneerden de VS ook, toen ze als wereldmacht opkwamen.’
U vindt dat de politieke status van China in de wereld moet worden vergroot om die in overeenstemming te brengen met de economische status. Wat moet ik me daarbij concreet voorstellen? Ze hebben toch al een veto in de Veiligheidsraad, meer stemrecht bij het IMF en de Wereldbank en maken ook deel uit van de G20.
Van Staden: ‘Nou, die stemverhoudingen bij IMF en Wereldbank zijn nog altijd absurd in het nadeel van opkomende economieën. En bij de benoeming van een topman wisselt het nog steeds tussen een Amerikaan en een Europeaan. In al die internationale organisaties tref je veel te weinig Aziaten aan, de kleur van de bureaucratie is westers. Dus daar zijn nog veel stappen te zetten.
‘Een kernvraag is of China dat ook wil. Want met meer invloed komt ook meer verantwoordelijkheid, de ‘burdens of empire’ (de lasten van de supermachtstatus). De vraag is of ze die wel willen dragen. Wij denken dat er een mondiaal belang mee is gediend om hen meer deel te laten nemen in de internationale wereldorde. En dat betekent dat we voor hen plaats aan tafel moeten inruimen.’
Wat gebeurt er als we dat niet doen?
Urlings: ‘Wat je dan krijgt, is een stuurloze wereldorde, omdat die in verschillende blokken uiteenvalt. Het zal dan veel moeilijker worden om grote problemen aan te pakken die alleen op mondiaal vlak kunnen worden opgelost, zoals het tegengaan van de verspreiding van kernwapens of de opwarming van de aarde. Waar we naartoe moeten zijn formules die zowel voor ons als voor China aanvaardbaar zijn. Fragmentatie is bepaald geen wenkend perspectief.’
Moeten we dus water bij de wijn van onze principes doen om China mee te krijgen? De Chinese leiders denken bepaald anders over zaken als mensenrechten of de rol van de staat in de economie.
Van Staden: ‘Dat lijkt me onvermijdelijk, ja. Een grote ironie is dat het beginsel van de soevereiniteit van een land, dat een puur product van ons westerse denken is, volledig omarmd is door China, terwijl wij het juist zijn gaan relativeren.
‘Wat betreft de mensenrechten is er bij ons brede steun gekomen voor de opvatting dat regeringen verantwoording op dat vlak moeten afleggen aan alle andere regeringen. Dat botst met de veel nauwere uitleg van soevereiniteit die China en ook India eraan geven, omdat die landen helemaal niet zitten te wachten op buitenlandse inmenging, ook vanwege hun verleden.
‘Wil je hierover tot een vergelijk komen dan zul je, gedwongen door de realiteit van de nieuwe machtsverhoudingen, gas terug moeten nemen op bijvoorbeeld de toepassing van een principe als de universaliteit van mensenrechten. Want een strenge hantering van dat principe vormt een belangrijke hindernis om tot een nieuwe wereldorde te komen, waarin je zaken als het klimaatprobleem of kernwapens aan de orde wilt stellen. Dat zeg ik op persoonlijke titel, want in de commissie is dit niet besproken.’
Zit ons eigen superioriteitsdenken een compromis over westerse normen niet in de weg – we zijn er toch ten diepste van overtuigd dat die superieur zijn?
Van Staden: ‘Ja, dat is zeker een probleem. Bij de Chinezen wekken wij de indruk dat zij zich bij ons mogen aansluiten. In het Amerikaanse denken zie je dat terugkomen in de visie op China als ‘responsible stakeholder’: maak er een verantwoordelijke deelnemer in het internationale spel van dan kunnen we dat verder volgens de oude spelregels blijven spelen. Dat is in mijn ogen naïef, want je hebt met een zelfbewust China te maken. Dat zal niet alleen maar op onze voorwaarden willen samenwerken, je zult het ook over de grondslagen van de samenwerking moeten hebben. Wij denken dat de Nederlandse regering die discussie kan aanzwengelen.’
U vindt ook dat Nederland moet streven naar een gezamenlijk optrekken van Europa met de VS over Oost-Azië, waar de spanningen tussen China en Japan oplopen. Want dat kan Nederland ook treffen. Hoe dan?
Urlings: ‘Wanneer de Aziatische handelsstromen worden geraakt door een escalatie van het conflict tussen China en Japan of van de spanningen rond de Zuid-Chinese Zee, zal dat ook voor Europa en zeker ook voor Nederland gevolgen hebben. Want dat wordt gevoeld in de haven van Rotterdam. Zo’n escalatie is geen langetermijnrisico, dat bestaat nu al: er zou zich een ‘war by accident’ kunnen voordoen, waarbij een klein gewapend incident uitgroeit tot iets groots. Dus is het van groot belang dat je kunt de-escaleren. Dan helpt het niet wanneer het Pentagon (het Amerikaanse ministerie van Defensie, red.) komt met het concept van de AirSea-Battle (ASB), dat gericht is op het uitschakelen van doelen op het Chinese vasteland en op zee. De Chinezen vatten dat terecht als een provocatie op. Het grote manco nu is dat er geen samenhangende China-strategie van de VS is.’
De VS zien zichzelf als enige supermacht in Oost-Azië. Moeten de Europese inspanningen er niet vooral op gericht zijn de Amerikanen duidelijk te maken dat ze een stapje terug moeten doen?
Urlings: ‘De ambitie van een eigen invloedssfeer van China is zeker begrijpelijk. Tegelijk is het een feit dat de VS veiligheidsgaranties aan verschillende landen hebben afgegeven zoals aan Japan en Zuid-Korea. Wil je die gestand doen dan moet je wel aanwezig blijven. Dat botst met China dat in zijn eigen achtertuin de baas wil zijn.’
Van Staden: ‘Het dilemma is: de VS moeten zoveel doen als nodig is om hun vrienden gerust te stellen, maar in de ogen van de Chinezen is dat al snel te veel. Dat is een groot probleem. Ik denk dat het inderdaad kortzichtig zou zijn van de Amerikanen om een dominante rol te blijven claimen. Dat is op de lange duur niet haalbaar. Ons pleidooi is dan ook: laten we samen met China op gelijkwaardige basis op zoek gaan naar een nieuw veiligheidssysteem voor Azië. Onze Europese rol kan eruit bestaan dat we de Amerikanen weten te overtuigen van het belang van die gelijkwaardigheid.’
Maar daar krijgt u de Amerikanen niet in mee.
Van Staden: ‘Je hoort daarover tegenstrijdige geluiden in de VS. Er zijn stemmen die aandringen op samenwerking tussen het Chinese en het Amerikaanse leger en er zijn Amerikanen die vinden dat hun land hoe dan ook militair superieur in de Aziatische regio moet blijven. Die laatste geluiden helpen niet. De Amerikaanse retoriek zou wel wat terughoudender mogen. Die is er sterk op gericht om te benadrukken: ‘Wij zijn en blijven tot in lengte van jaren de sterkste.’ Dat dient nergens toe. Het stomste wat je kunt doen is China als nieuwe vijand creëren.’
Maar heeft Europa wel iets in de melk te brokkelen? Militair telt Europa in Azië toch totaal niet mee.
Van Staden: ‘Natuurlijk, dat is zo. Maar economisch zijn we wel belangrijk. Alle scepsis over de rol van Europa begrijp ik, maar dit is onze enige kans: onze economische mogelijkheden in dienst stellen van veiligheidspolitiek. Dat is toch ook een belangrijke les uit ons eigen verleden: economische samenwerking kan helpen bij het overbruggen van politieke tegenstellingen. En verder zal er de Amerikanen heel wat aan gelegen zijn om Europese steun te krijgen voor hun Azië-beleid. Want dat is toch wel hun les van de afgelopen tien jaar: dat hun buitenlands beleid draagvlak nodig heeft, wil het ergens toe leiden.’
* Fokke Obbema, oud-chef economie en nu buitenlandredacteur van de Volkskrant is de auteur van “China en Europa. Waar twee werelden elkaar raken”, ‘een actueel boek over de verhouding tussen China en Europa’. Op zijn weblog zijn boeiende artikelen, onder andere over China, verschenen.
Zie over de verhouding Europa – China ook:
http://www.geledraak.nl/html/showarticle.asp?id=4605
en
http://www.chinasquare.be/achtergrond/mensenrechten-in-europa-en-in-china-van-beide-kanten-bekeken/