Mensenrechten in China 1 (januari 2009 China Vandaag)
China scoort met economische, sociale, wetenschappelijke en territoriale mensenrechten
In het westen wekken opiniemakers de indruk dat mensenrechten eigenlijk vooral de persoonlijke en politieke rechten van de burgers zijn. Maar wie het Handvest van de Mensenrechten van de VN leest zal merken dat er veel meer soorten rechten zijn. Het zijn juist die genegeerde gebieden waarop China het, als we rekening houden met zijn derdewereldstatus, uitstekend doet [1]
Het VN-rapport voor China in 2008[2] dat onlangs in het nieuws was, zegt onder andere: “in cijfers is de human development index (HDI)[3] van China de laatste dertig jaar, tijdens de hervormingen, voortdurend gestegen.[4]”
en verder: “de armoede op het platteland is gedaald van 30,7 procent in 1978 tot 1,6 procent in 2007.
De levensverwachting is nu 0.792: dat is hoger dan het gemiddelde in de derde wereld (0.685), maar het overstijgt zelfs het wereldgemiddelde (0.781).
Het aantal volwassenen dat kan lezen en schrijven is opgeklommen tot 88.96 procent en is op die manier veel groter dan de 77 procent van het gemiddelde in de derde wereld en dan het gemiddelde van 78 wereldwijd.
De ‘gender-related development index’ (GDI) – een beoordeling waarbij ontwikkeling en gelijke kansen tussen de seksen in aanmerking worden genomen – is ook omhoog gegaan.[5]
De snelle economische groei heeft overduidelijk tot deze en andere aspecten van de menselijke ontwikkeling bijgedragen (tussen 2000 en 2005 zelfs voor meer dan de helft).”
Als we China dan vergelijken met andere grote Aziatische landen die een ontwikkelingsachterstand in te halen hebben, staat het met zijn 81e plaats op 177 landen hoger dan alle grote buurlanden.[6]
Tussen 1981 en 2001 heeft China meer dan 400 miljoen mensen uit de armoede geholpen.
Zonder deze prestatie zou de armoede in de wereld in dezelfde periode niet zijn afgenomen maar toegenomen. De voornaamste Milleniumdoelstelling (de armoede van 1990 met de helft verminderen tegen 2015) heeft China 14 jaar voor de deadline gehaald.
In China leven mensen gemiddeld negen jaar langer dan in het vergelijkbare India.
Bijna 70 procent van de Chinezen volgen onderwijs tot na de middelbare school, alweer in India is dat maar 64 procent.
In de lijst van de 108 ontwikkelingslanden waarop een Human Poverty Index (HPI) werd toegepast staat China op de 29e plaats en India op de 61e plaats. China doet het in de HPI-statistieken beter dan zijn buurland wat alle indicatoren betreft, behalve de factor beschikbaarheid drinkwater.
Als je kijkt naar de verschillen tussen meisjes en jongens in levensverwachting bij de geboorte, in alfabetiseringsgraad en in onderwijsdeelname, en je houdt rekening met de HDI stijgt China (met zijn 81e plaats in de HDI-rangschikking) naar de zestiende plaats, voor Nederland (!). Dit wil zeggen dat het ontwikkelingsland China zijn geringere kansen beter benut dan het rijke Nederland (negende plaats in de HDI statistieken). Er is hier wellicht een duidelijk verband met het programma voor sociale gelijkheid waarmee Mao en de zijnen in 1949 de macht hebben veroverd en waarvan de gelijkheid tussen man en vrouw een belangrijk punt was.
Alle genoemde cijfers zijn de meest recent beschikbare, ze dateren van 2005 en 2004 en komen van United Nations Development Programme (UNDP), IMF, Wereldbank, en je mag ervan uitgaan dat ze sindsdien alleen nog maar beter geworden zijn.[7]
Opvallende voorbeelden van technologische vooruitgang zijn de spectaculaire automatisering en de ruimtevaart. China heeft het grootste aantal pc- en internetgebruikers ter wereld, er zijn 221 miljoen surfers, een zesde van de bevolking, en dat aantal neemt elke dag toe. In oktober 2003 lanceerde China voor het eerst een bemande ruimtevlucht. In september 2008 maakten Chinese astronauten een ruimtewandeling en in 2020 wil China klaar zijn om voet op de maan te zetten. Wetenschappelijke en technische ontwikkeling is ook iets waarop de bevolking van een land recht heeft en wat de basis kan leggen om het bestaan waardiger en aangenamer te maken.
Over territoriale integriteit zegt het VN- handvest dat een bevolking het recht heeft om te beschikken over zijn eigen territorium en grondstoffen.
Hong Kong en Macao werden gedekoloniseerd, Taiwan is sinds dit jaar op de goede weg om vreedzaam met de rest van China herenigd te worden. Het is de Chinese regeringen tot nog toe grotendeels gelukt om de volkeren in het uitgestrekte derdewereldland verenigd te houden, en hen te behoeden voor al te grote spanningen en intern geweld.
Het is zeker de moeite waard en correct om erop te wijzen dat de hierboven beschreven vooruitgang vooral de verdienste is van de opeenvolgende regeringen, de staatsinstellingen en het beleid van de Communistische Partij. Zij hebben het land zijn zelfbeschikking teruggegeven en de productiemiddelen eerlijker verdeeld. Zij hebben geïnvesteerd in de landbouw, de industrie en de andere sectoren en er stoutmoedige hervormingen doorgevoerd.
Dirk Nimmegeers
[2] zie http://www.undp.org.cn voor China Human Development Report 2007/2008 met PDF’s van het rapport, ingekorte of volledige versie.
[3] De HD-index meet de gemiddelde prestaties van een land, opgedeeld in drie categorieën:
a) volksgezondheid, aan de hand van de gemiddelde levensverwachting bij de geboorte.
b) kennis, aan de hand van het analfabetisme en het deel van de bevolking dat primaire, secundaire en tertiaire educatie doorloopt.
c) levensstandaard, aan de hand van het Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking, in koopkrachtpariteit in dollars.
[4] “Van 0.559 in 1980 ging de index naar 0.595 in 1985, 0.634 in 1990, 0.691 in 1995, 0.732 in 2000, en 0.777 in 2005. In 2006 bereikte China’s HDI 0.781 (gegevens uit het wereldwijde Human Development Report 2007/2008. Het laatste cijfer is een schatting van het project-team van China Human Development Report 2008).” China Human Development Report 2007/2008
[5] De GDI is nu “0.776, wat China op de 73e plaats brengt van 177 landen in de wereld.” ibidem
[6] Filipijnen op 90, Indonesië op 107, India op 128, Pakistan op 136, Bangladesh op 140