Mokerslagen voor CITIC Pacific in Australië

De avonturen van CITIC Pacific in Australië tonen aan dat grote buitenlandse investeringen niet altijd van een leien dakje verlopen.

Er is al enkele jaren een wereldwijde krachtmeting aan de gang over de prijs van ijzererts, tussen de drie grote firma’s (twee Australische en een Braziliaanse) die de ijzerertsen in de wereld quasi monopoliseren, en de Chinese staalfabrieken, de grootste aankopers ter wereld. De Chinese overheid gaat ervan uit dat de monopolies 30 tot 40 miljard yuan woekerwinsten hebben binnengehaald op de kap van de Chinese staalbedrijven, ondermeer door de prijs te verdubbelen tussen 2009 en 2010.
Een van de strategieën van China is zelf investeren in nieuwe ijzermijnen. Sinds 2006 hebben Chinese staalbedrijven daartoe JV gevormd met ondermeer kleinere Australische mijnfirma’s. CITIC Pacific, een filiaal van CITIC, de eerste en grootste Chinese holdings, ging daarbij erg stoutmoedig tewerk en wilde het zonder partner doen. CITIC Pacific ging lang door als het privébedrijf van miljardair Larry Young, de zoon van de stichter van CITIC, maar kwam door financiële problemen in 2008 terug onder de vleugels van CITIC, dus van de staat terecht.
CITIC Pacific ontwikkelt in Pilbara, in Noordwest Australië via Sino Iron  voor 3,2 miljard dollar een ijzermijn die vanaf einde 2011 jaarlijks zowat 6 miljoen ton geconcentreerde ijzerertskorrels zou moeten produceren. De verwachte investering is intussen wel opgelopen tot 5,2 miljard dollar en de opstart zal hopelijk nog in de eerste helft van 2012 gebeuren.  Vertragingen en  serieuze meerkosten dus. Naast de eigenlijke mijn moet er ook een 25 km lange weg naar de kust gebouwd worden, plus aanlegsteigers en laadfaciliteiten voor de ertsschepen. Maar daarmee eindigt het niet; het plaatselijk ijzererts, magnetiet, bevat een lager gehalte (32%) dan het gebruikelijke hematiet (60%) en vereist verschillende extra stappen voor concentratie. Die vragen veel water, maar in het droge Pilbara is er geen water; dus moet er een grote fabriek om zeewater te ontzilten gebouwd worden. Het hele proces vereist ook veel elektriciteit die in de quasi onbewoonde regio evenmin beschikbaar is; een uit de kluiten gewassen elektriciteitscentrale van 450 MW maakt dus ook deel uit van het project. Het personeel om alles te bouwen is bijna integraal Australisch en moet ingevlogen worden van elders uit Australië. De te betalen lonen om hen aan te trekken en andere kosten zijn gigantisch. Zes maand vertraging betekent een extra loonlast van enkele honderden miljoenen. Chinees personeel mag maar druppelsgewijs Australië binnen, met als argument dat deze arbeiders geen Engels kennen en zo de werkveiligheid in gevaar brengen. De Chinese projectleider ter plaatse klaagde ook over trage procedures voor vergunningen, die de vertraging en daaraan verbonden kosten doen oplopen, de hoge kost van sommige materialen die in Australië aangekocht worden, en de zwakkere werkethiek van de Australiërs;  hij kreeg daarvoor bakken kritiek te slikken.
Blijkbaar heeft het Chinese bedrijf al die  aspecten onderschat. Maar insiders merken op dat de Chinezen het nog niet zo slecht doen: vele grondstoffenprojecten in Australië kampen met gelijkaardige problemen ; zo zou er maar één magnetietmijn rendabel werken; bovendien neemt de Australische overheid ondanks de handicap van magnetiet tegen hematiet, toch 5% royaltees voor zich op magnetiet.
Bron: Asia Times Online

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *