In Shanghai is het museum van de Joodse vluchtelingen heropend. Het herdenkt de 20.000 Joodse vluchtelingen die tijdens de tweede wereldoorlog een onderkomen vonden in de stad.
Tijdens de tweede wereldoorlog vonden naar schatting 20.000 uit Europa gevluchte Joden een veilig onderkomen in de buitenlandse concessies van Shanghai. Aan hen is sinds 2007 een museum gewijd. Het werd in 2017 gesloten voor uitbreiding . Het bevindt zich op de site van de voormalige Ohel Moshe synagoge die in 1927 gebouwd werd in het Hongkou distrikt.
Het museum trok in 2017 gemiddeld 100.000 bezoekers per jaar. Sinds 2010 kreeg het ook veel voorwerpen van vroegere vluchtelingen of hun nazaten, en van lokale bewoners. Daardoor werd uitbreiding noodzakelijk.
Het nieuwe museum is vier keer groter dan voordien. Er worden 1.000 voorwerpen tentoongesteld in plaats van 150 vroeger. Naast de tentoonstellingsruimten zijn er ook functionele ruimten en educatieve mogelijkheden. Het is ook gemoderniseerd met onder meer multimedia films.
Volgens de curator was de leidraad voor het vernieuwde museum ‘een gedeelde toekomst voor de mensheid’, een oproep voor samenwerking tussen landen en volkeren die ook in de Chinese diplomatie telkens opnieuw naar voor komt.
Voorwerpen met een geschiedenis
Eén van de nieuw tentoongestelde voorwerpen is een gebreide handtas, die geschonken werd door de kleinzoon van een rijsthandelaar in Shanghai. Die kreeg de tas in 1940 als waarborg van een Joods koppel met een ziek kind, dat dringend geld nodig had. Ze kwamen de tas nooit meer ophalen.
Er is ook een fluitje van een lid van de Joodse Pao Chia militie. Die bestond uit Joodse mannen tussen 20 en 45 jaar, die als erkenningsteken een armband droegen. Ze stonden in voor de openbare orde in de Joodse gemeenschap nadat de Japaners in 1943 de buitenlandse concessies in Shanghai overnamen.
Betty Grebenschikoff verbleef destijds 11 jaar in Shanghai en leeft nu in de VS. Ze bezoekt regelmatig haar vroegere woning en gaf in 2013 haar witte bruidsjurk aan het museum, uit dankbaarheid voor de gastvrijheid van de stad.
De bibliotheek van het museum telt 8.000 boeken, geschonken door Kurt Wick, een nu 82-jarige vluchteling . Er is ook een muur met tot heden de namen van 18.575 geïdentificeerde vluchtelingen en plaats om verder aan te vullen.
Chinese joden?
De joden in de negentiende en twintigste eeuw in China waren buitenlanders. De joodse godsdienst zelf kwam waarschijnlijk al in de negende, tiende eeuw naar China, langs de zijderoute.
Aangezien de Chinese litteraten lang hetzelfde woord Huihui gebruikten voor de moslims en de christenen die toen ook in China opdoken, zijn de schriftelijke bronnen onduidelijk. Onder de Mongoolse overheersing bezochten de eerste westerlingen China en zo staat vast dat er joodse gemeenschappen waren in Beijing, Hangzhou en nog enkele andere steden. Die verdwenen echter langzaam door de grote afstand en de langzame assimilatie.
De bekendste gemeenschap was in Kaifeng; de laatste Hebreeuws sprekende rabbijn stierf er in 1810. Buitenlandse pogingen in de tweede helft van de 19de eeuw om de gemeenschap te reanimeren mislukten.
Er is sinds enkele decennia een nieuwe belangstelling voor het cultureel erfgoed van het jodendom in het land. In 2013 waren er aan elf Chinese universiteiten vakgroepen voor joodse studies. Sinds 2015 bestaat The Chinese National Institute for Jewish Studies.
Bronnen: China Daily, wikipedia
Een fascinerend tijdperk. Een aanrader: The Last Kings of Shanghai: The Rival Jewish Dynasties That Helped Create Modern China by Jonathan Kaufman. The Sassoons and the Kadoories–two Jewish families from Baghdad–had long been successful in business, politics, and society. They kept up their intrigues and opium smuggling while helping to rescue 18,000 Jews from Hitler’s Europe.