Naar een handelsoorlog tussen China en de Verenigde Staten?

Opinie-artikel overgenomen van www.infochina.be
“De lucht boven de wereldhandel is grauw van de donderwolken. De oorlogstrom klinkt alsmaar luider. Sommigen kijken al uit naar wat het equivalent is van de moord op aartshertog Franz Ferdinand. Eén vonk volstaat voor een wereldwijde brand.” Zo luidt de inleiding van een artikel in de Britse beurskrant Financial Times over de Chinees-Amerikaanse handelsrelatie. De moord op aartshertog Franz Ferdinand leidde de Eerste Wereldoorlog in. De kans is reëel dat een rapport van de Amerikaanse schatkist op 15 april over de Chinese munt het schot wordt dat de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China in gang zet. Iedereen op de planeet zal de gevolgen van zo’n oorlog voelen.

defaultAl enkele maanden woedt een offensief van bijtgrage China-haters tegen de Chinese munt, de yuan. Senator Arlen Specter uit Pennsylvania zegt in februari: “De Chinezen nemen onze markten en onze jobs af. Tussen 2001 en 2007 stalen ze 2,3 miljoen arbeidsplaatsen van ons. De subsidies aan hun industrie en de manipulatie van hun munt zijn vormen van internationaal banditisme.”
Enkele dagen later bevestigt Obama dat China “een markt-gerichte” wisselkoers voor de yuan moet toelaten. De lage koers van de yuan kost ons land honderdduizenden, zoniet miljoenen jobs, aldus de president. Een woordvoerder van het Witte Huis dreigt: “Als China niets doet aan de koers van yuan, komen de Verenigde Staten onder druk om daartegen maatregelen te nemen.”
Weer een paar dagen later schrijven 130 senatoren en leden van het Huis van Afgevaardigden een brief naar de president waarin ze eisen dat de Amerikaanse overheid maatregelen neemt als de Chinezen de wisselkoers van hun munt niet optrekken. Lid van het Huis van Afgevaardigden Michael Maud uit Maine zegt: “Als onze regering geen actie onderneemt, zet ze een rem op het economisch herstel, hindert ze de mogelijkheid van Amerikaanse industriëlen en kleine ondernemingen om de productie uit te breiden en de werkgelegenheid te verhogen.”

De redenering is dus de volgende: de Chinese producten zijn goedkoop omdat de Chinese munt zo laag staat. De Amerikaanse markten worden daardoor overspoeld met Chinese producten waardoor de Amerikaanse fabrieken geen afzet meer vinden. Daardoor stijgt de werkloosheid. De Chinezen moeten hun invoer verminderen door de yuan op te waarderen. Daardoor worden hun producten in de VS duurder, draaien de Amerikaanse fabrieken beter en kunnen meer mensen aan het werk.
Dat is de redenering. De vraag luidt: wat is daar van waar?

Is de yuan de schuldige?

Al in 2004 eist een aantal leden van het Amerikaanse parlement dat de Chinese overheid de koers van de yuan zou verhogen met zowat 25 procent. In juli 2005 beslist de Chinese regering de koers van de yuan niet langer vast te bepalen maar beperkt te laten evolueren met een koersdaling of -stijging van hoogstens 0,3 procent per dag. Midden 2008 is de yuan daardoor met 21 procent gestegen ten opzichte van de dollar. De instroom van Chinese goederen in de VS neemt in die periode niet af. De opwaardering van 21 procent helpt niet. Nu eisen de Amerikanen opnieuw een revaluatie, een opwaardering.

Nationale Bank van Japan

Nationale Bank van Japan

Het Amerikaanse geheugen reikt misschien niet ver, maar dat van de Chinezen wel. Die herinneren zich nog goed hoe in de jaren ’70 en ’80 de Amerikanen bij hun Japanse bondgenoten aandringen op de opwaardering van de yen, om precies dezelfde redenen als die nu ingeroepen worden voor de opwaardering van de yuan. De Japanners trekken hun munt op met 20 procent. En dat een keer of vijf, zes achter mekaar. In 1970 moest je 350 yen betalen voor een dollar. Vandaag 90 yen. Dat is pas een opwaardering! Maar nog altijd voert Japan veel meer producten uit naar de Verenigde Staten dan dat het producten uit de VS invoert. De VS hebben nu een handelstekort ten opzichte van Japan dat, als je het berekent per inwoner, zelfs veel groter is dan het Amerikaanse handelstekort ten opzichte van China. Ondanks de enorme revaluatie van de Japanse yen.

Nogal wat economen in de VS gaan niet mee met de anti-China hetze. Zo is er Albert Keidel, professor aan het Georgetown Public Policy Institute. Hij zegt: “Ik ben er absoluut niet van overtuigd dat de Chinese overheid de yuan manipuleert en dat de koers te laag is. Hoe doe je dat overigens: bepalen of een koers te laag is? Daar zijn geen sluitende methodes voor.”
Pieter Bottelier is een econoom van de Carnegie Endowment for International Peace. Hij zegt: “Beweren dat China de yuan manipuleert is onzin. Het bewijs is er trouwens: na de val van Lehman Brothers steeg de dollar. De yuan steeg mee. Als de Chinezen hun munt manipuleerden, zouden ze dat wel verhinderd hebben.”
Ook Robert Pozen, econoom van de Harvard Business School is niet overtuigd. Hij zegt: “Stel dat de Chinezen hun munt revalueren met 15 procent. Zou dat iets veranderen? Nauwelijks.”
Daniel Griswold, de directeur van het Center for Trade Policy Studies aan het Cato Instituut in Washington, stapt ook niet mee in de kruistocht tegen de yuan. Griswold: “Een opgewaardeerde yuan zou niet veel zuurstof geven aan de Amerikaanse economie, zelfs niet als de yuan met 25 procent gerevalueerd zou worden. Sinds 2002 is de dollar sterk in waarde gedaald ten opzichte van de Canadese dollar en de Europese euro en toch is ons handelstekort met Canada en Europa alsmaar toegenomen. De revaluatie van een andere munt is zelden een oplossing voor de interne problemen van een economie.”
Stephen Roach, Azië-chef van de Amerikaanse zakenbank Morgan Stanley, is niet te spreken over Nobelprijswinnaar Paul Krugman die in twee opinie-bijdragen in The New York Times opriep tot invoerheffingen op Chinese producten om zo de prijs van die producten in Amerika met 25 à 40 procent te doen stijgen. Roach: “Het advies van Krugman is bijzonder slecht en compleet mis. De yuan is in werkelijkheid een baken van licht in de storm om ons heen. Er zijn bij ons mensen die scherp uithalen naar China maar niet zien dat de problemen van onze economie in onze economie zelf liggen. Het is tijd dat Krugman stevig op zijn plaats gezet wordt.”
Zelfs The Wall Street Journal schrijft: “Je kan je oren niet geloven. Er zijn werkelijk Amerikaanse politici en zakenmensen die beweren dat de oorzaak van onze problemen bij de Chinezen ligt. Zij gebruiken de yuan als zondebok.”
Ook het Internationaal Monetair Fonds denkt niet dat de opwaardering van de yuan veel heil zal brengen: “Een revaluatie van de Chinese yuan zal de Amerikaanse economie een beetje helpen, maar niet de interne problemen ervan oplossen. Als de Chinese yuan met 20 procent opgewaardeerd wordt en als hetzelfde ook nog eens gebeurt met de munt van andere Aziatische groeimarkten, dan kan de Amerikaanse economie misschien groeien met 1 procent.”

Deze economen en instellingen wijzen op de interne problemen van de Amerikaanse economie. Laat ons één van die problemen eens nader bekijken:.

Meer produceren met minder volk

De Verenigde Staten, nauwelijks 5 procent van de wereldbevolking, maken bijna 25 procent van alles wat jaarlijks in de wereld geproduceerd wordt aan goederen en diensten. Tien jaar geleden was dat nog 20 procent. Ondanks de opkomst van China, ondanks het “overspoelen van de Amerikaanse markt”, steeg het aandeel van de VS in de wereldproductie van één vijfde naar één vierde. De productie breidt uit, het Amerikaanse deel van de wereldproductie groeit. Een mens vraagt zich af: waarover klaagt het Amerikaans establishment eigenlijk? Maar het probleem is: die grotere productie wordt gerealiseerd door steeds minder werknemers.

defaultHet ministerie van Arbeid van de VS zegt dat in 1979 19,5 miljoen mensen in de Amerikaanse industriële sector (manufactuur) werkten. Zesentwintig jaar later, in het eerste kwartaal van 2005, zijn ze nog met 14,2 miljoen. De productie die deze 14,2 miljoen mensen in 2005 aanmaakten, was het dubbele van wat de 19,4 miljoen arbeiders en bedienden in 1979 produceerden. Met 20 procent minder werknemers wordt er dubbel zoveel geproduceerd. De eerste 15 jaar na 1979, de startdatum van de berekening van het ministerie van Arbeid, waren er weinig Chinese producten op de Amerikaanse markt, en toch vielen er constant en massaal jobs weg. Volgens het ministerie is naar schatting slechts 1 procent van die geliquideerde jobs te wijten aan de invloed van China.

De voorbije 10 jaar produceerde iedere werknemer in de VS gemiddeld jaarlijks 2,5 procent meer. Deze productiviteitsstijging wordt niet gebruikt om het werk te verlichten, de lonen op te trekken, arbeidsduurvermindering door te voeren en zo meer jobs te creëren. De Amerikaanse ondernemers doen precies het omgekeerde: de grotere vrucht van de arbeid wordt gebruikt om arbeidsplaatsen te schrappen.

Het is voor de Amerikaanse politici en het zakenleven gemakkelijker China en de yuan met de vinger te wijzen dan deze gang van zaken in de Amerikaanse economie te onderzoeken en er een oplossing voor uit te werken.

De positieve impact van China op Amerika’s economie

Het met het vingertje wijzen is des te opmerkelijk als je nagaat hoeveel de Amerikaanse economie te danken heeft aan China. Vorig jaar, toen de crisis in alle hevigheid woedde, dook de globale uitvoer van de Verenigde Staten met 17 procent naar beneden, maar de uitvoer van de VS naar China daalde met slechts 0,22 procent. Dat was een opsteker voor de Amerikaanse economie.

Er zijn 50.000 Amerikaanse ondernemingen actief in China. De overweldigende meerderheid van hen raapt daar veel geld. Voor sommigen is China zelfs de reddende engel. De Financial Times schrijft: “Als General Motors in God gelooft, ligt het nu vermoedelijk biddend op de knieën om hem te danken voor het bestaan van China. De verkoop van GM-auto’s in China steeg vorig jaar met 66 procent terwijl GM in de VS 30 procent minder auto’s verkocht. Zonder China zou General Motors niet meer gered kunnen worden.”

Opening GM-fabriek in China

Opening GM-fabriek in China

De hoge verkoopcijfers van General Motors en van de meeste andere Amerikaanse bedrijven in China zijn maar mogelijk omdat de economie en de koopkracht van de bevolking er zo snel groeien. Dat is niet alleen goed voor de Amerikaanse bedrijven in China maar voor de hele wereldeconomie. China is de belangrijkste economische motor in de wereld geworden. De Britse weekendkrant The Observer schrijft: “China staat aan het roer van het wereldwijde herstel. Het helpt de rest van Azië en landen als Duitsland, dat veel naar China uitvoert, uit de recessie. China is één van de belangrijkste factoren dat de wereld in 2009 niet nog dieper wegzakte in de crisis.”

The Economist schrijft in dezelfde zin: “China groeit snel terwijl de rijke landen in een recessie zitten. Hoe durven zij China met de vinger te wijzen?”
Chris Wood, een analist van de financiële groep CLSA Asia-Pacific Markets, zegt dat China meer doet dan de Verenigde Staten om de crisis aan te pakken. De Chinese overheid verhoogt de koopkracht van de mensen en dat is een sterke stimulans voor de economie, zegt hij.

De cijfers geven hem gelijk. Volgens het studiebureau Gavekal-Dragonomics groeide het netto-inkomen van de Chinese huishoudens in de periode 2004-2009 op het platteland met gemiddeld 7,7 en in de stad met 9,7 procent per jaar. Die tendens gaat sinds het begin van de crisis versterkt verder. Je kan dat aflezen uit onderstaande tabel die de vooruitgang van verschillende indicatoren van de Chinese economie aangeeft in de twee eerste maanden van dit jaar.

Economische indicatoren in China, procentuele verandering tgo. zelfde periode 2009


Jan-Feb 2010
Groei industriële toegevoegde waarde + 20,7%
Elektriciteitsproductie + 22,1%
Investeringen (reële groei) + 23,0%
Verkoop kleinhandel (reële groei) + 15,4%
Uitvoer + 31,4%
Invoer + 63,6%
Verkoop vastgoed + 38,2%
Inkomen centrale overheid + 32,9%
Bron: Dragonweek, Gavekal, 15 maart 2010, blz. 2

Geen enkele economie in het Westen kan zo’n cijfers voorleggen. De economische indicatoren in het Westen zijn niet eens 10 procent van de Chinese. Zoals The Economist schrijft: “Hoe durven ze China dan met de vinger wijzen?”

Laten we de toestand overlopen:
– de Verenigde Staten weten dat de Chinese economie een motor van vooruitgang is voor de hele wereldeconomie en ook voor de Amerikaanse economie;
– ze weten dat de Chinese yuan nauwelijks een negatief effect heeft op de tewerkstelling in de VS;
– ze weten dat Canada en niet China de grootste uitvoerder naar de VS is;
– ze weten dat 56 procent van de Chinese uitvoer naar de VS niet door Chinese bedrijven maar door Amerikaanse multinationals gebeurt;
– ze weten dat een product in de VS waar “Made in China” opstaat, meestal het etiket moet dragen “Made in China, the US, Japan, S-Korea, Taiwan, Thailand, Indonesia, Philipines, Vietnam, Singapore, Malaysia”, want voor 55 procent van de Chinese uitvoer is China enkel de plaats waar de verschillende onderdelen geassembleerd worden terwijl die onderdelen zelf buiten China geproduceerd worden;
– ze weten dat van de verkoopprijs van de in China geassembleerde producten er slechts een klein deel naar China gaat en het grootste deel naar de producenten van de onderdelen;
– ze weten dat door de verschuiving van de assemblage naar China, de andere Oost-Aziatische landen veel minder uitvoeren naar de VS maar wel naar China en dat de totale Oost-Aziatische uitvoer, China inbegrepen, naar de Verenigde Staten nu niet groter maar kleiner is dan tien jaar geleden.

En toch zijn China en de yuan kop van jut. Daniel Griswold van het Center for Trade Policy Studies: “De agressieve houding van Washington tegenover Beijing is ingegeven door politieke en niet door economische overwegingen.”

De motieven

De Verenigde Staten eisen dat de yuan opgewaardeerd wordt maar ze eisen ook, en dat is belangrijker, dat de yuan vrijgemaakt wordt. Nu bepaalt de Chinese Nationale Bank dagelijks de koers van de yuan – sinds juli 2008 is dat tussen 8,26 en 8,28 yuan voor een dollar. President Obama zegt: “De koers van de yuan moet meer marktgericht zijn.” Wat betekent dat de koers ervan niet langer door de Nationale Bank maar door de markt bepaald wordt. Dat zou een nederlaag zijn voor de Chinese planeconomie en een overwinning voor de markt. Want dan zou de staat één van de middelen van een zelfstandig en soeverein financieel beleid uit handen geven. De UNCTAD, de organisatie voor handel en ontwikkeling van de Verenigde Naties, ziet waar de VS naartoe willen en schrijft in een rapport over de perikelen rond de yuan: “De rust en kalmte na de financiële storm is helemaal voorbij. Het casino dat een jaar geleden leegliep, is weer stampvol. Er wordt weer volop gewed en gegokt. Ook het rotsvaste geloof in het marktfundamentalisme is helemaal terug van weggeweest. Dat naïeve geloof denkt nog altijd dat economische problemen opgelost kunnen worden door de koers van de munten over te laten aan de wilde, financiële markten. Zij die menen dat China de koers van zijn munt zal laten bepalen door de totaal onbetrouwbare markten, beseffen niet hoe belangrijk de interne stabiliteit van China is voor de regio en voor de wereld.”
Met andere woorden: de koers van de yuan overlaten aan de markt is als de zorg voor je kinderen overlaten aan een pedofiel. Het offensief van de VS tegen de “lage koers” van de yuan en tegen “de greep van de Chinese staat op de munt” wakkert intussen bij een groep Chinese economen en ondernemers de roep aan voor een meer “vrije, marktgerichte munt”. De standpunten pro-markt en voor minder staatstussenkomst winnen in een bepaald segment van de Chinese economische en academische wereld aan kracht en dat komt de VS zeer goed uit.

Beurs in New-York

Beurs in New-York

De tweede reden voor het Amerikaans offensief tegen de financiële politiek van de Chinese overheid is in de VS zelf te vinden. De U6-werkloosheid in de Verenigde Staten staat op 16,8 procent. De U6 is de officiële werkloosheid plus de werklozen die niet meer naar werk zoeken omdat ze overtuigd zijn toch geen job te vinden, plus de deeltijdse werknemers die graag voltijds willen werken maar geen voltijdse job vinden. De torenhoge werkloosheid van 16,8 procent, de diepste financieel-economische crisis sinds 1929, de onzekerheid of Amerika wel uit de crisis geraakt, de onzekerheid of de Amerikaanse overheid, ondernemingen en gezinnen hun schulden nog wel kunnen betalen, het falen van overheid en ondernemingen om deze miserie te vermijden… dat alles versterkt de vraag: wie heeft dit veroorzaakt, wie moet de rekening betalen? China is een voor de hand liggende schuldige. Als de publieke opinie die richting uitgaat, blijven de interne problemen en tegenstellingen van de eigen economie buiten beeld. Het blad Monthly Review schrijft: “De bedoeling is de Amerikaanse werknemers ervan te overtuigen dat de oorzaak van de problemen niet in het economisch systeem zelf zit maar in het gedrag van een buitenlandse regering.”

China is ten derde ook een doelwit voor een steeds groter deel van de Amerikaanse politiek en het zakenleven om geostrategische redenen. In heel de wereld knaagt China aan de Amerikaanse invloed. Het centrum van de wereld lag van voor onze tijdrekening tot het midden van de 19de eeuw in het oosten van Azië. Nadien verschoof het naar West-Europa en de Verenigde Staten. Nu keert het terug naar het oosten van Azië. De Verenigde Staten zoeken naar middelen om dat proces tegen te gaan en terug te schroeven. De VS zullen nooit dulden dat ze niet langer de eerste plaats bekleden in de wereld. China wordt daarom getekend als een negatieve, bedreigende factor. Vandaar dat er in de VS boeken verschijnen als “Is China een wolf in de wereld?” van George Walden waarin het land beschreven wordt als een doodsbedreiging voor de wereld, de vrijheid en de democratie. En vandaar dat binnenkort een film als Red Dawn in de Amerikaanse filmzalen zal te zien zijn. Als je gaat kijken kan je huiverend meemaken hoe het Chinese Volksleger de stad Detroit binnenvalt.

Hoe reageert de Chinese overheid?

De relaties tussen China en de Verenigde Staten zijn sinds 1991 min of meer stabiel. Dat komt omdat tienduizenden Amerikaanse ondernemingen in China daarbij winnen. Dat komt ook omdat China de belangrijkste buitenlandse financier is van de Amerikaanse overheidsschuld. En omdat de uitvoer van zoveel Chinese producten naar de VS de stijging van de consumptieprijzen in de VS tempert, wat positief is voor de Amerikaanse economie.
Het lijkt er echter steeds meer op dat die motieven voor een goede relatie het beginnen af te leggen tegen de motieven om agressiever te worden ten opzichte van China. Het offensief van de China-haters doet de Amerikaanse voorstanders van goede relaties wijken. De Britse The Telegraph beschrijft de sfeer zo: “Men is ervan overtuigd dat de Amerikaans-Chinese relatie belangrijk is, maar men denkt niet dat een frontale botsing tussen de twee zal leiden tot wederzijdse vernietiging. Washington zal als winnaar uit de strijd komen.” Die overtuiging duwt de Amerikaanse ondernemingen die samen 60 miljard dollar in China geïnvesteerd hebben, achteruit. Zegt Myron Brilliant, vice-voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel: “Ik denk niet dat de Chinese regering erop mag hopen dat het Amerikaanse zakenleven ons parlement zal stoppen. Onze Kamer van Koophandel blijft een brug tussen China en de VS maar wij kunnen de wolven niet meer tegenhouden.”

Moord op Franz Ferdinand

Moord op Franz Ferdinand

De Chinese regering houdt intussen voet bij stuk. Ze zal in geen geval plooien voor de Amerikaanse druk. Op dit ogenblik onderzoekt de regering hoe de in- en uitvoersectoren in het land zullen reageren bij een herwaardering van de yuan. De overheid is van plan de yuan licht op te waarderen, 4 à 6 procent, om macro-economische redenen. Een opwaardering maakt de Chinese producten duurder maar de ingevoerde producten goedkoper. China voerde vorig jaar voor 1.000 miljard dollar in; de opwaardering van de yuan kan heilzaam zijn voor de vermindering van het grote handelsoverschot. De opwaardering zal ook passen in de politiek om het economisch apparaat om te bouwen van lage kost productie naar hoogwaardige productie. De opwaardering kan eveneens, wat de bedoeling is, delen van het economisch apparaat verplaatsen naar het binnenland en het westen van het land. Kortom: als er een opwaardering komt, is dat omdat ze past in de macro-economische politiek.

Maar een relatief lichte herwaardering van de yuan is volkomen onvoldoende voor de China-haters. Zij willen een herwaardering van 27 à 40 procent. De volgende stap van de ‘wolven’ (dixit Myron Brilliant, de vice-voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel) zal het halfjaarlijkse rapport van de Amerikaanse Schatkist zijn dat ten laatste op 15 april verschijnt. De kans is groot dat de Schatkist China daarin beschuldigt van manipulatie van de yuan. Dat zal het sein zijn voor leden van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat om hoge invoerheffingen in te stellen voor een hele reeks Chinese producten. De Financial Times: “Dat staat gelijk met het gebruiken van een atoombom.” Want de Chinese overheid zal tegenmaatregelen nemen. De handelsoorlog is dan een feit. De belangrijkste bilaterale relatie in de wereld, die tussen de Verenigde Staten en China, is dan voor een hele tijd op non-speaking terms met alle gevolgen vandien voor de problemen in de wereld die enkel door een collectieve aanpak een oplossing kunnen krijgen.

Dit artikel is geschreven door Peter Franssen, redacteur van www.infochina.be op 26 maart 2010.

Bronnen (in volgorde van gebruik)
– Alan Beattie, ‘Skirmishes are not all-out trade war’, Financial Times, 14 maart 2010
– Gideon Rachman, ‘Why America and China will clash’, Financial Times, 18 januari 2010
– Foster Klug, ‘US lawmakers attack China ahead of Nov. Elections’, Associated Press, 15 maart 2010
– Andrew Batson, Ian Johnson en Andrew Browne, ‘China Talks Tough to U.S.’, Wall Street Journal, 15 maart 2010
– ‘US lawmakers urge action on renminbi’, Financial Times, 15 maart 2010
– Leah Girard, ‘US Clash w/ China of Currency Manipulation Heats Up’, Market News, 17 maart 2010
– Xin Zhiming, Fu Jing en Chen Jialu, ‘Yuan not cause of US woes’, China Daily, 17 maart 2010
– ‘Stronger yuan not tonic for US economy’, Xinhua, 18 maart 2010
– Li Xiang, ‘Sharp revaluation of yuan would be ‘lose-lose’ situation’, China Daily, 22 maart 2010
– ‘The Yuan Scapegoat’, Wall Street Journal, 18 maart 2010
– ‘RMB is not a cure-all for US economy: IMF’, Xinhua, 17 februari 2010
– Dan Newman en Frank Newman, ‘Hands Off the Yuan’, Foreign Policy in Focus, 16 maart 2010
– William A. Ward, Manufacturing Productivity and the Shifting US, China and Global Job Scenes – 1990 to 2005, Clemson University Center for International Trade, Working Paper 052507, Clemson, 2005, blz. 6
– Daniella Markheim, ‘China’s Yuan: Manipulated, Misaligned, or Just Misunderstood?’, Heritage Foundation, 11 september 2007
– Brink Lindsey, Job Losses and Trade – A Reality Check, Trade Briefing Paper, Cato Institute, nr. 19, 17 maart 2004
– ‘Premier Wen Says China Will Keep Yuan Basically Stable’, Xinhua, 14 maart 2010
– Patti Waldmeir, ‘Shanghai tie-up drives profits for GM’, Financial Times, 21 januari 2010
– Ashley Seager, ‘China and the other Brics will rebuild a new world economic order’, The Observer, 3 januari 2010
– ‘Currency contortions’, The Economist, 19 december 2009
– ‘Fear of the dragon’, The Economist, 9 januari 2010
– DragonWeek, Gavekal, 8 februari 2010, blz. 2
– Daniel Griswold, ‘Who’s Manipulating Whom? China’s Currency and the U.S. Economy’, Trade Briefing Paper, Cato Institute, nr. 23, 11 juli 2006
– ‘China and the US Economy’, The US-China Business Council, januari 2009, blz. 2
– Ambrose Evans-Pritchard, ‘Is China’s Politburo spoiling for a showdown with America?’, The Telegraph, 14 maart 2010
– Martin Hart-Landsberg, ‘The U.S. Economy and China: Capitalism, Class, and Crisis’, Monthly Review, Volume 61, Number 9, februari 2010
– ‘Global monetary chaos: Systemic failures need bold multilateral responses’, UNCTAD, Policy Brief nr. 12, maart 2010
– Ho-fung Hung, ‘The Three Transformations of Global Capitalism’, en Giovanni Arrighi, ‘China’s Market Economy in the Long Run’, beiden in: Ho-fung Hung, China and the Transformation of Global Capitalism, John Hopkins University Press, Baltimore, 2009, blz. 3-9 en 23
– Ambrose Evans-Pritchard, ‘Is China’s Politburo spoiling for a showdown with America?’, The Telegraph, 14 maart 2010
– James Politi en Patti Waldmeir, ‘China to lose ally against US trade hawks’, Financial Times, 21 maart 2010
– Keith Bradsher, ‘China Uses Rules on Global Trade to Its Advantage’, The New York Times, 14 maart 2010
– Alan Beattie, ‘Skirmishes are not all-out trade war’, Financial Times, 15 maart 2010

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *