Gabriele Alberto van de UNCTAD in Geneve heeft een beoordeling gemaakt van de Chinese staatsondernemingen in het industriële bestel. Hij vindt dat de gevolgde politiek om “De grote (staatsondernemingen) te verstevigen en de kleintjes los te laten” een versterking heeft betekent van het systeem. Staatsondernemingen en dito holdings zijn nu minder talrijk, maar groter, meer kapitaal- en kennisintensief, meer productief en winstgevend dan op het einde van de jaren negentig. In tegenstelling tot een meer verspreid geloof vindt Alberto dat hun efficiency en winst gunstig uitvalt tegenover de privé-concurrenten. Hij noemt de sector rond de SASAC met zijn 149 conglomeraten de “meest geavanceerde component van China’s nijverheid, waar het gros van het onderzoek & ontwikkeling plaats vindt”. Bovendien gaat de rol van de sector verder. Vele van de meest vooraanstaande formele privé-ondernemingen zijn op één of andere vorm gelinkt aan de staatsector op een wijze die kwalitatief anders en dieper is dan hun tegenvoeters in de kapitalistische landen. De rol van de publieke sector is overwegend in alles rond wetenschap, technologie, research en ontwikkeling en zowel de privésector als de overheidsector profiteert er van. De auteur ziet dus de betenis van de staatssector niet als een tijdelijk noodzakelijk kwaad, maar integendeel als een structureel noodzakelijke component van de in opbouw zijnde socialistische markteconomie.
http://d.repec.org/n?u=RePEc:pra:mprapa:14551&r=cna