Een veertigtal auteurs hebben in opdracht van de OESO een 800 bladzijden tellende studie over China gepubliceerd die een 22 deelrapporten bevat over de meest diverse domeinen van het socio-economisch veld. De diverse deelrapporten behelzen zeer gedetailleerde en actuele omschrijvingen van de hedendaagse uitdagingen waar China voor staat en hoe de marktmechanismen beter te laten spelen om deze aan te gaan. In de diverse hoofdstukken staat telkens de handels- en investeringsliberalisering -zeg maar toetreding tot de WTO- centraal.
Indrukwekkend is ook de prijs die je voor dit werk neertelt namelijk 4000 fr. In ruil krijg je wel een uiterst gedetailleerd gewrocht dat de meest recente literatuur in en buiten China doorgenomen heeft alsook op de hoogte is van de recentste veranderingen. En vermits China zo snel verandert, is dat een niet geringe troef.
Gestart wordt om de hervormingen die sedert 1978 aan de gang zijn ” een van de mooiste voorbeelden te noemen van economisch welslagen na de oorlog”. “Enkel Japan en Korea kenden gedurende de tweede helft van de 20° eeuw een vergelijkbaar snel en aanhoudend groeiniveau” . Het rapport zegt een antwoord te willen geven op de vraag hoe China de komende 10 jaren profijt kan halen uit de openheid en hervormingen opdat het zijn fundamentele objectieven zou kunnen bereiken. Immers de voornaamste motoren waarop de vooruitgang van het land gebouwd zijn, beginnen te sputteren. Volgens de OESO is dit te wijten aan de fragmentering en de segmentering van de economie. Verschillende vicieuze cirkels op de diverse domeinen zijn met elkaar verbonden: het is moeilijk om de middelmatige prestaties van het bedrijfsleven aan te pakken als ook het banksysteem niet hervormd wordt. De studie onderlijnt 3 hoofdobjectieven voor de komende 10 jaar. Het eerste en meest onmiddellijke is de basis te leggen voor een beter gebruik van de middelen van het land. De huidige hinderpalen voor de herstructurering van ondernemingen dienen opgeheven worden door de integratie te versterken tussen diverse segmenten van de economie die zich afzonderlijk ontwikkelden.
Ten tweede is het de bedoeling om het concurrentierecht te verbeteren, het recht van intellectueel eigendomsrecht, het functioneren van de ondernemingen en andere essentiële principes die de markt op een efficiënte manier doen functioneren.
Ten derde wordt beoogd om de staatsmacht te verstevigen om op macro-economisch vlak de ontwikkeling te steunen. Concreet wil de OESO de solvabiliteit van het financieel systeem hersteld zien, van het marktmechanisme de voornaamste motor maken bij de herstructurering van de ondernemingen en tenslotte de openbare financies stoelen op een solide en duurzame basis.
Landbouw
De Chinese landbouw gebruikt 50 pct van de actieve bevolking. Vooral de schaarste van de grond is er een kenmerk evenals een productie op kleine schaal met weinig mechanisering. Zoals in Korea en Japan is de productie per eenheid grond hoog, maar per werkkracht laag. De intensieve culturen zoals graan, maïs, soja en katoen bevinden zich in het noorden terwijl suiker en rijst in het zuiden geconcentreerd zijn. De groententeelt die veel mankracht vereist, situeert zich in de kustprovincies en de perifere stadsgebieden. De productie van vlees is meer gelijk verdeeld over het land en is weinig intensief. De landbouw levert minder dan de helft van het ruraal inkomen. Het inkomen per landbouwgezin bedraagt ook maar 40 pct van een stadsgezin. Het bedrag beschikbaar voor onderwijs in de landbouwgebieden is duidelijk minder en ze hebben er ook geen toegang tot pensioenen en andere sociale voordelen van stadsbewoners.
Dit heeft niet verhinderd dat twee sleutelsectoren hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van het land. Vooreerst werd het collectivistisch systeem vervangen door een systeem waarbij de gezinnen in grote mate autonoom zijn. De markt kwam in de plaats van het plan en met uitzondering van het graan is de interventie van de staat in de productie, de prijzen en de commercialisering van landbouwproducten, beperkt. Een verbetering van de productiviteit zal afhangen van een herverdeling van de middelen ten nadele van de producten die veel grond vereisen en ten voordele van zij die veel mankracht vergen. De evolutie van de rol van de landbouw binnen de rurale economie is een tweede groei- en ontwikkelingspool. In 1980 gaf de landbouw werk aan bijna de volledige landbouwbevolking en stond in voor quasi het volledige inkomen. De groei van niet-landbouwbedrijfjes werd aangemoedigd en deze hebben een instroom van werkers opgevangen. In de tweede helft van de jaren tachtig en in het begin van de negentiger jaren hebben deze bedrijfjes het meest bijgedragen tot de groei van het BNP en van de werkgelegenheid. In 1996 stelden ze 134 miljoen personen te werk of 28 pct van de rurale mankracht. Ook 40 pct van het ruraal inkomen komt nu van de niet-landbouw. De werkers zijn dus niet naar de steden gegaan, maar binnen de rurale gebieden gebleven. Overigens wordt dit verhinderd door het zgn “hukou”-systeem dat ruralen de toegang verhindert tot stedelijke infrastructuur – en diensten. Ook het systeem waarbij een landbouwer die lange tijd afwezig is, zijn grond dreigt te verliezen, droeg hiertoe bij. Toch bestaat er een bevolking van 100 miljoen migranten die de landbouw verlaten hebben, maar toch geen echte stedelingen zijn. Overigens is de tewerkstelling in de rurale bedrijven sedert 1996, met 2,5 miljoen achteruit gegaan. De OESO houdt er bovendien rekening mee dat tussen 2000 en 2010 nog een 70 miljoen personen de landbouw gaan verlaten.
Nijverheid
Twee structurele veranderingen hebben de industriële ontwikkeling een dynamiek verleend tijdens de hervormingsperiode. De eerste verandering is de overgang van een nijverheidssector integraal onder controle van de staat naar een sector die meer en meer gedomineerd wordt de niet-staatssector. De ondernemingen gecontroleerd door de publieke sector staan volgens de OESO studie in voor 30 pct van de nijverheidsproductie, zelfs waar ze nog voor de helft van de tewerkstelling instaan in de formele sector. Deze transformatie van de eigendomsstructuur heeft op een dubbele wijze bijgedragen tot de groei. Vooreerst heeft ze een herverdeling van de hulpbronnen in de hand gewerkt ten voordele van de ondernemingen die meer efficiënt hebben geantwoord op de marktveranderingen dan de loggere staatsondernemingen. Ten tweede heeft de verandering van eigendomsstructuur een nieuw elan gegeven door de concurrentie te versterken. Vooral in de exportsector was de concurrentie hevig. De concurrentie werd nog groter door het vrijlaten van de prijzen. Nu wordt 90 pct van de prijzen in de detailhandel door de markt bepaald, met als uitzonderingen de energie en andere openbare diensten.
De tweede structurele verandering is de progressieve opening van de economie naar buitenlandse investeringen en uitwisselingen. Het gemiddeld douanetarief in China daalde van 40 pct in het begin van de negentiger jaren naar 15 pct in 2001. Sedert 1979 heeft China een totaal van 350 miljard $ buitenlandse investeringen ontvangen en de laatste jaren loopt het op tot 4 à 5 pct van het BNP. De investeringen komen van landen met een belangrijke Chinese bevolking en minder van de OESO-landen. Ze concentreren zich langs de kust omdat de meeste speciale zones, waar buitenlandse investeringen een voorkeursbehandeling genieten, daar geconcentreerd zijn. De buitenlandse investeringen hebben toegelaten de productiviteit in de nijverheid te vergroten evenals de technologie en de kwalificaties van de werkers te verhogen.
De OESO stelt vast dat het dynamisme in de nijverheid zoals dat in de landbouw aan het afzwakken is. De winsten vielen tot bijna op zero in 1998 en meer dan een derde van de ondernemingen maakt verlies. De groei van de tewerkstelling en van de investeringsuitgaven vertraagden sterk. De achteruitgang is algemeen en is niet beperkt tot de gemeenschapsondernemingen. De slechte prestaties van de nijverheid worden slechts gedeeltelijk verklaard door het opstapelen van lasten inzake sociale politiek (verplichtingen inzake pensioenen, huisvesting, onderwijs e.a.) De laatste jaren heeft de overheid wel overtallige arbeidskrachten beperkt en de zware schuld van de grote gemeenschapsondernemingen ingedijkt. De prestaties van de nijverheid lijden vooral onder de veralgemeende ondoelmatigheid. Momenteel functioneert een groot deel van de sector met onvoldoende middelen die slecht beheerd wordt door ondernemingen welke er over beschikken en die verder slecht verdeeld worden onder de entiteiten. De Chinese industrie wordt gekarakteriseerd door de onder-optimale maat van de productie-eenheden, de fragmentatie en de overtolligheid. Bijvoorbeeld zijn er 200 autoconstructeurs die meestal maar enkele duizenden voertuigen per jaar maken. De bedrijven en de uitrustingen zijn grotendeels verouderd. Besparingen door schaalvergroting worden weinig uitgebuit. China telt 8000 onafhankelijke cementfabrieken tegen 110 in de USA, 51 in Rusland, 58 in Brazilië en 106 in Indië.
Een onaangepaste technologie en een beperkte innovatiecapaciteit zijn de twee grote zwakke punten van de Chinese nijverheid. China besteedt minder aan onderzoek en doet minder wetenschappelijke uitvindingen dan de OESO-landen en andere grote landen zoals India. De nijverheid speelt er een minder belangrijke rol in de technologische ontwikkeling en innovatie. Deze tekorten worden verklaard door een reeks factoren op het niveau van het bedrijf, door de externe omgeving en door de verhouding met de staat. De meeste van de Chinese ondernemingen hebben een weinig gekwalificeerde directie die niet genoeg de winst nastreeft en de technologie verwaarloost. Door de afwezigheid van financiële discipline is de kost van het kapitaal nul, wat overigens een van de voornaamste oorzaken is van de onproductieve en overtallige capaciteit.
Voor de hervormingen had de politiek van regionale zelfvoorziening (van alle producten) gekoppeld aan een zwakke mobiliteit van kapitaal, een zwakke regionale specialisatie van de productie tot gevolg. De ondoelmatigheid die er het gevolg van is, blijft bestaan en hoopt zich op , want de marktmechanismen zijn niet in staat de nodige correctie uit te voeren. Falingen worden slechts zelden uitgesproken. Het gewestelijk protectionisme en andere administratieve hinderpalen verminderen fel de mogelijkheid van fusies en verwervingen. Daardoor ontstaat een vicieuze cirkel, want er wordt een beroep gedaan op staatsinterventie om de gaten op te vullen voor de ondernemingen die het slechtst presteren.
De grote ondernemingen die onder de controle van de staat blijven, genieten van een voorkeursbehandeling en zijn daardoor beschermd tegenover de concurrentie en minder flexibel. De collectieve ondernemingen die minder geprivilegieerd worden, zijn soms zeer competitief zelfs internationaal, omdat ze meer aan financiële discipline onderworpen zijn en dus beter bestuurd. Tussen beide vind je vele KMO’s die in financiële nood verkeren en een herstructurering nodig hebben, maar waarvan de capaciteit tot reorganisatie beperkt is door een beperkte toegang tot financiering.
De groeiende openheid van China tot de internationale markten zal duidelijk aanpassingen vergen in de nijverheid. Studies tonen aan dat de productie van textiel, meer bepaald activiteiten met weinig toegevoegde waarde, zou kunnen verdubbelen in 2005. Andere sectoren met sterke intensiteit aan werkkracht zouden ook stijgen, maar minder. Een aantal sectoren met sterke kapitaal- of technologie intensiteit, zouden verliezen tegenover de buitenlandse concurrentie althans in een beginfase, zoals b.v. de autosector en sommige takken van de chemische nijverheid en metaal. De groeivoet van buitenlandse investeringen wordt verwacht te verdubbelen tegen 2005.
De liberalisering van handel en van investeringen zal niet volstaan om de Chinese nijverheid een nieuw elan te geven. Om ten volle te genieten van deze liberalisering en de economie te herdynamiseren, zullen de ondernemingen moeten geherstructureerd worden en het beheer en bestuurd verbeterd. Vooral een nieuwe wet op de concurrentie vindt de OESO noodzakelijk om te verhinderen dat bestaande ondernemingen en de overheden protectionistische barrières opwerpen.
Financies
Het financieel systeem heeft de laatste jaren een duidelijke vooruitgang gemaakt. De beurs heeft sedert zijn creatie in het begin van de negentiger jaren, een kapitalisatie van meer dan 50 pct van het BNP. De laatste 10 jaar werden nieuwe banken opgericht, werd de verzekeringssector uitgebreid, de binnenlandse monetaire markt ontwikkeld en recentelijk de mogelijkheden tot leningen voor consumptie en huisvesting. De reglementering en financiële controle geschiedt volgens de beste internationale praktijken.
Niettegenstaande deze vooruitgang komt het financieel systeem er niet toe verschillende basisfuncties te verzekeren. Het krediet is niet op een efficiënte manier verdeeld. De staatsondernemingen krijgen het gros van de door het financieel systeem toegekende sommen, terwijl de privé-ondernemingen een kleiner deel krijgen dan hun belang in de gehele economie. Niet-commerciële principes zoals het ter hulp snellen van de verlieslatende staatsondernemingen blijven de beslissingen tot leningen beïnvloeden. De kost van het krediet varieert sterk tussen ontleners van gelijkaardige solvabiliteit.
Voorts zijn verzekeringsondernemingen en andere institutionele beleggers onderontwikkeld zelfs vergeleken met India en Brazilië. De obligatiemarkt -staatsleningen inbegrepen- is weinig uitgebreid, gefragmenteerd en mankeert liquiditeit.
De externe discipline van het financieel systeem is eveneens een zwak punt. Het financieel systeem heeft niet de middelen om de ondernemingen te helpen zich te herstructureren, nieuwe middelen te ontwikkelen en controle toe te laten. De zwakheden van het financieel systeem tonen enerzijds aan dat China een ontwikkelingsland blijft en anderzijds dat de evolutie van het financieel systeem ten achter is op de economie. Niettegenstaande de sterke groei van de niet-staatssector blijft het financieel systeem quasi volledig in staatshanden. China telt slechts één binnenlandse privé-bank. Drie vierden van de leningen komen van de 4 staatsbanken. Het idee dat de staat wel de financiële instellingen zou steunen ongeacht hun prestaties, heeft een interne commerciële cultuur geremd, aldus nog de studie. In 1996 heeft de nieuwe bankwet een verstrenging tot gevolg gehad van de leningsvoorwaarden. In 2000 werden 150 miljard dollar twijfelachtige leningen van de staatsbanken (of 18 pct van hun leningen) overgedragen aan gespecialiseerde instellingen. Niettegenstaande deze maatregelen blijven de grote staatsondernemingen lopen met het leeuwenaandeel aan kredieten en staan KMO’s tegenover een droge kredietkraan, wat een hinderpaal betekent voor hun herstructurering.
Na de overdracht van de twijfelachtige leningen, zouden de grote banken toch nog voor 27 pct van hun krediet dergelijke twijfelachtige leningen bezitten. Het eigen vermogen van de banken bereikt juist het minimum vastgelegd door de Bank voor Internationale Betalingen. De winst van de banken daalde dan ook tot ongeveer nul. Ook hier zit het land in een vicieuze cirkel. De kredieten dienen om gaten te stoppen van slecht presterende ondernemingen in plaats van te gaan naar ondernemingen die hun rendabiliteit verbeteren.
De vrijmaking van de handel en investeringen schept kansen, maar kan op zichzelf niet de moeilijkheden sterk verminderen.
Macroeconomie
De groei van het BNP wordt indrukwekkend genoemd en deze gaat gepaard met een nog grotere vooruitgang in de handel met het buitenland en in de buitenlandse investeringen wat van China een van de meest open landen maakt. Toch zijn er tekenen van verzwakking. Sedert 1996 bedraagt de BNP-groei twee punten minder dan de 15 jaren voordien. De verzwakking is nog duidelijker in het aantal nieuwe jobs: de groei volstaat niet om de nieuw aangekomen werknemers plus de afgedankten te vervangen. Groei van de werkloosheid is het gevolg: sommige ramingen spreken van 10 pct. De budgettaire politiek heeft de middelen verschaft om aan relance te doen. Toch zijn de rekeningen van China gezond: het deficit bedraagt 3 pct van het BNP en de optelling van binnenlandse en buitenlandse schuld bedraagt maar 32 pct van het nationaal inkomen. De studie waarschuwt evenwel dat de openbare inkomsten te mager zijn vergeleken met de OESO-landen. Dit heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld de middelen voor onderwijs, research en ontwikkeling alsook andere sociale uitgaven weinig verheven zijn volgens internationale normen.
Ook is het zo dat de kloof tussen het welvarende kustgebied en het achtergebleven westelijk gedeelte, verder vergroot. Ook de kloof tussen stad en platteland blijft bestaan en weerspiegelt het gebrek aan integratie. Er is weinig specialisatie tussen de provincies en de oorzaak daarvan dateert van voor de hervormingen toen elke provincie zelfbedruipend moest zijn en het compleet scala van producten moest kunnen produceren. De studie verwijst naar de concurrentiepolitiek van de Europese Unie als een voorbeeld. Overigens wordt gevreesd dat met de vrijmaking van de handel en investeringen, de kloof tussen oost en west zal toenemen niettegenstaande het overheidsprogramma ten voordele van het westen.
Remedies
De studie stelt dat de Chinese economie onder haar productiecapaciteit werkt. Mankracht, kapitaal, grond en andere bronnen worden ondergebruikt, slecht verdeeld tussen verschillende activiteitssectoren en op inefficiënte manier aangewend. De verbetering van het gebruik der middelen is de eerste inzet opdat China zijn ontwikkelingsobjectieven zou halen.
Naar volledige werkgelegenheid streven in China is een heksentoer. De komende 10 jaar zullen 70 miljoen personen het werkcontingent vervoegen. Om deze nieuwelingen te absorberen -waarbij nog vele miljoenen riskeren te komen uit de landbouw- en terwijl tezelfdertijd het aantal onder-tewerkgestelden verminderd wordt, zal de werkgelegenheid in nijverheid en diensten moeten versnellen vergeleken met de laatste jaren. Een prioriteit daartoe is de oude segmentering in de arbeidsmarkt te doen verdwijnen en een nationale arbeidsmarkt te scheppen. Hierbij is een sleuteletappe de progressieve opheffing van de hinderpalen op migratie naar de stad. De zgn. “hukou” zou eerst kunnen afgeschaft worden voor de middelgrote steden en later voor de grote steden. Ook de voorkeur van de stedelijke lokaliteiten die verhinderen dat migranten scholing en deftig werk krijgen, moet verdwijnen. De werkloosheidsverzekering moet ontwikkeld. Op lange termijn moet de ontwikkeling van KMO’s in stedelijke gebieden van binnenprovincies aangemoedigd. Ook is de OESO-studie voor het verlengen van de scolariteit met 2 jaar van 10 tot 12 jaren. Qua pensioenen wordt gepleit voor een bredere dekking en draagbaarheid van de pensioenen, zij het op lange termijn. Een eerste stap is de hervorming van de pensioenen op provinciaal vlak, i.p.v. op stedelijk niveau.
Milieu
Om de productiviteit in de landbouw te verbeteren is het essentieel om het comparatief regionaal voordeel te laten spelen in plaats van de traditionele strategie om overal de graanproductie te verhogen tegen gelijk welke prijs. De oppervlakte voor graan dient omgevormd voor culturen die meer werkkrachten gebruiken (bv. groenten- of bloementeelt). Ook moet in de binnenprovincies geïnvesteerd in infrastructuur die de banden versterkt tussen de landbouwers en hun markten. Hierbij kunnen de rurale kredietcoöperatieven versterkt. De heroriëntering van de landbouwproductie zal bijdragen tot de realisatie van een sleutelobjectief inzake leefmilieu: verhelpen aan het grote watertekort en de vermindering van de waterkwaliteit in het noorden van China. De vermindering van graanproductie zou water vrijmaken voor urbanisatie en andere doeleinden.
Een ander groot milieuprobleem is de sterke pollutie van water en lucht. Een derde van het land lijdt onder de zure regen, de lucht is sterk vervuild in de grote steden en meer en meer worden installaties geëist voor de evacuatie van vaste afval. De Chinese autoriteiten doen heel wat inspanningen om de vervuiling te verminderen. De leefmilieunormen worden versterkt en een efficiënter gebruik van energie wordt aangemoedigd. Zo wordt het gebruik van steenkool verlaten ten voordele van petroleum. Toch dienen nog drie belangrijke hinderpalen uit de weg geruimd. Vooreerst moeten de normen beter nageleefd en daartoe dient de macht van rechtbanken om wetten op leefmilieu te beoordelen, versterkt. Ten tweede moeten alle stimuli die vervuiling en inefficiënt energiegebruik bevorderen, afgeschaft. Ten derde moeten de activiteiten van de openbare overheden beter gecoördineerd worden ten voordele van een meer globaal milieubeleid.
Op lange termijn wordt eveneens gepleit voor een opgang van de dienstensector in China, vooral van de diensten die arbeidsintensief zijn. Het is de verstedelijking die het ritme daartoe zal bepalen. In de onmiddellijke toekomst ligt de prioriteit op de herstructurering van de nijverheidsondernemingen via concentratie en reorganisatie. De OESO vindt het noodzakelijk dat daartoe de marktmechanismen ten volle spelen: concurrentie moet intenser, de eigendomsrechten opgeklaard…minder directe overheidsingrijpen. De prioriteit is de verwijdering van hindernissen op weg naar een herstructurering van de ondernemingen door de markt. Twee gehelen van maatregelen zijn noodzakelijk. Een eerste is de hervorming van het financieel systeem zodat de verdeling van krediet op commerciële gronden zou berusten (zie verder). Ten tweede moeten de staatsondernemingen vrij hun partners kunnen kiezen zonder “bestraft te zijn door niet commerciële eisen van de openbare overheden”. Ook de regionale hinderpalen op weg naar de mobiliteit van kapitalen moeten verminderd. De overheden moeten hun actie heroriënteren. Vooral dienen meer middelen ter beschikking gesteld van het fundamenteel onderzoek. Ook meer maatregelen die de technologie bevorderen zijn noodzakelijk.
Financieel systeem
Om de nijverheid te herstructureren, tot een grotere integratie tussen de regio’s te komen, de macro-economische prestaties te verbeteren en verder de financiële markten te openen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen is het noodzakelijk om de capaciteiten van het financieel systeem te verbeteren opdat de middelen meer efficiënt zouden worden gebruikt. Drie objectieven worden voorop gesteld. Het meest dringende is snel de ratio van eigen vermogen van de financiële instellingen te herstellen. Nogmaals wordt herhaald dat de financiële instellingen moeten denken als handelsentiteiten waarbij vooral de interne kredietbeoordeling en het beheer van het risico verbeterd wordt. De balansen moeten gesaneerd worden. De kost van dit alles zal dan weer afhangen van de inkomsten van de overheid die het saneren zal moeten bekostigen. Het tweede objectief is de terugkeer naar de solvabiliteit waarbij andere instellingen dan de 4 grote staatsbanken een grotere rol gaan spelen. De anderen zouden zich meer gaan richten op de KMO’s. Het derde groot objectief is de aanmoediging van de ontwikkeling der financiële markten. De markt van de staatsleningen moet de verwachte verhoging van de staatsschuld absorberen. De beursgenoteerde ondernemingen zijn meestal staatsondernemingen, maar slechts één derde van de aandelen wordt actief verhandeld. De monetaire- en obligatiemarkt zijn ten achter qua ontwikkeling op de beurs. Als eerste stappen worden aanbevolen: meer kapitaal van staatsondernemingen zou op de markt dienen te komen; alle soorten ondernemingen dienen te kunnen genoteerd en niet alleen deze van de staat; de beursmarkt dient geïntegreerd met op korte termijn de afschaffing van de A- en B- aandelen.
Integratie regio’s
Het gebrek aan integratie tussen de regio’s is niet enkel noodzakelijk vanuit gerechtigheids oogpunt, van maar het gebrek ervan riskeert de andere ontwikkelingsdoeleinden te hypothekeren. Zonder meer integratie zullen de kustgebieden nog meer migranten uit het binnenland aanlokken. Dit zal nog meer deze gebieden onder druk zetten qua grond, leefmilieu en andere bronnen. Om de integratie te bevorderen zweert de OESO bij het liberale credo van een eengemaakte markt voor producten en productiefactoren. Geen steun meer aan afzwakkende sectoren, noch overheidssteun aan groeipolen, noch lancering van “irrealistische” infrastructuurprojecten. Drie objectieven staan de organisatie voor ogen. Een eerste objectief is de regels op de concurrentie na te leven, deze van het eigendomsrecht, het starten van ondernemingen en de eenvormige fiscaliteit op alle regio’s en steden. Vooral het feit dat ondergeschikte besturen een dam opwerpen tegen producten uit andere gebieden dient vermeden. Een tweede objectief dient er toe om de mobiliteit van kapitalen tussen de regio’s te vergemakkelijken. Ook hier dient het lokaal protectionisme bestreden dat fusies en verwervingen uit andere provincies moeilijk maakt. Het derde objectief is de hervorming van de begrotingsrelaties tussen de staat en de lokale overheden. Het huidig systeem draagt bij tot een ongelijke fiscale last tussen de regio’s. China zal niet alleen het bedrag voor onderwijs moeten verhogen, maar ook prioriteit verlenen aan onderwijs in de rurale gebieden waar het niveau pover is en de mogelijke “winst” qua menselijke bronnen bij verbetering hoog. Om ten volle de integratie te bevorderen is het ook nodig een meer evenwichtige urbanisatie te promoten met het ontwikkelen van nieuwe steden in de binnenprovincies. Dit zal de druk op de megasteden doen afnemen.
Markt versterken
China is reeds ingegaan op de vraag om van de (staats)ondernemingen zelfstandige eenheden te maken met Raden van Bestuur. Deze handelen echter precies als een versterking van de directie, meer dan als een controle er op aldus nog de studie. De bestuurders worden aangesteld door de overheid en zijn slecht betaald. Zo wordt er voor gepleit om de zelfstandigheid van de raden te versterken en het professionalisme van de leiders aan te moedigen. Het is ook noodzakelijk om de discipline van de markten te versterken als men het bestuur van de ondernemingen wil stoelen op duurzame en solide basis. Naast het gebrek aan discipline bij de financiële instellingen zijn er twee fenomenen die verhinderen dat de beurs deze “disciplinaire” rol vervult: een beperkte toegang tot de markt en de onmogelijkheid om transacties te doen op de meerderheid van de openbare beursgenoteerde bedrijven. De impact van de diversificatie der aandeelhouders is beperkt omdat de quasi-totaliteit van de minderheidsaandeelhouders andere publieke instanties zijn die ook weinig gericht zijn op winststreven. Ook de collectieve ondernemingen zijn in hetzelfde bedje ziek.
Voorts zijn andere regels van kracht naar gelang het gaat om privé-, collectieve- of staatsentiteiten. Gepleit wordt voor een eenvormig juridisch kader van eigendomsrecht voor de diverse entiteiten. Ook worden overheidsondernemingen nog te vaak lam gelegd door tegenstrijdigheden tussen diverse betrokken overheidsinstanties (de zgn. schoonmoeders). De dubbelzinnigheid van de eigendomsstructuur verhindert eveneens de werking van de insolvabiliteitsmechanismen. De falingen en liquideringen betreffen vooral kleine privé-ondernemingen.
De OESO stelt dat heel wat kan aangemerkt worden op het concurrentieklimaat in China. Gevestigde ondernemingen proberen een dam op te werpen tegen nieuwelingen. De bestaande wetten verbieden te weinig monopolistische praktijken, kartels of restrictieve distributieakkoorden. Voorts zijn de rechtbanken niet onafhankelijk en onderlegd genoeg. Soms blijven vonnissen doden letter.
Staatsmacht
De OESO pleit er voor de rol van de staat te herzien. Weer drie doeleinden staan voor ogen. Het dringendste is de openbare financiën te ondersteunen door voldoende inkomsten te vergaren voor de economische ontwikkeling. Daarbij dienen vooreerst de ontvangsten op een niveau gebracht dat verenigbaar is met de ontwikkeling. Fiscale hervormingen zijn noodzakelijk. Ook het budget als instrument van planning is aan hervorming toe. Ten tweede moet een leefbaar pensioenssysteem opgezet evenals van andere sociale uitkeringen. Ook moet begonnen met een sociaal zekerheidssysteem in de rurale gebieden. Ten derde moet men zich wapenen omdat er geen nieuwe spiraal van dubieuze leningen op gang zou komen.
Vooral de budgettaire verhoudingen tussen het centrum en de ondergeschikte besturen dient geherdefinieerd. Deze laatsten spenderen 71 pct van de openbare uitgaven. Toch ontbreekt het sommigen onder hen sterk aan middelen. Dit komt omdat de decentralisatie van de uitgaven verder gaat dan deze van de inkomsten. Het evenwichtiger maken van de inkomsten en uitgaven van de lokale overheden is een prioriteit bij de begrotingshervormingen.
Een tweede objectief bij het veranderen van de rol van de staat is de macro-economische instrumenten te versoepelen. Opnieuw drie zaken worden voorop gesteld. Vooreerst moet de monetaire politiek meer de globale vraag sturen in plaats van dat de last terecht komt op de begroting nu. Voorts moet de ontwikkeling van de markt van de staatsleningen versneld worden om de verwachte verhoging van de staatsschuld op te slorpen. Een derde maatregel is het meest delicaat: de soepelheid te verhogen van het wisselregime en de controle op kapitalen.
Een derde en laatste objectief wat de staat voorgehouden wordt is de wetten zo te hervormen dat de markt volledig kan spelen. Een globaal reglementair kader dringt zich op. Daarbij is transparantie noodzakelijk. In China is het naleven van de reglementen grotendeels een zaak van de lagere overheden die vaak partij zijn. Het is beter dit te laten beoordelen door een onafhankelijke jurisdictie.
De studie besluit dat China reeds een indrukwekkende vooruitgang heeft gemaakt in de juiste richting. De vrijmaking van de handel en investeringen kan weldadig zijn, maar dit zal noch per se het geval zijn, noch automatisch verlopen. Alles zal afhangen van een hervorming van de economie en voor de OESO is een marktintegratie zowel tussen diverse sectoren als tussen verschillende regio’s en verscheidene eigendomsentiteiten daarbij essentieel.
De reeds bijna 80 bladzijden tellende samenvatting is wel gratis op de OESO-website te raadplegen in het Frans, Engels of Chinees http://www.oecd.org/FR/document/0,,FR-document-30-nodirectorate-no-15-27454-30–no-,00.html
Het boek kan in België reeds in het Engels besteld bij http://www.jean-de-lannoy.be/
De Franse en Chinese versie volgen binnenkort aldus nog de OESO-website
Jan Jonckheere China Vandaag 1/11/2002