In plaats van China te verwijten dat het vals speelt, zou Europa Chinese producenten van zonnepanelen en elektrische auto’s hier kunnen uitnodigen om van hen te leren.
Dit is een opinie van John Vandaele, Journalist MO*, auteur van De melkboer en de geschiedenis. Ze verscheen eerder in De Standaard en in MO*. Opinies vertolken uitsluitend de mening van hun auteur en niet noodzakelijk die van de redactie van Chinasquare.be
De Chinese president Xi Jinping is in Europa. Op de agenda staat onder meer de gespannen verhouding, te weten de manier waarop China Rusland ondersteunt in zijn oorlog tegen Oekraïne en het onevenwicht van de handelsbalans. De EU onderzoekt waarom China in staat is zo veel en zo goedkoop zonnepanelen, windturbines, elektrische voertuigen en batterijen te produceren. En betwijfelt of het land het spel wel eerlijk speelt.
Het probleem daarbij is dat de Verenigde Staten al vijf jaar het enige formele instrument lamleggen dat de mensheid had om dat te onderzoeken: het beroepshof van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Donald Trump weigerde immers vanaf 2017 nog rechters te benoemen, Joe Biden is hem daarin gevolgd. Aangezien er consensus vereist is voor die benoemingen, kan de Appellate Body, zoals het beroepshof officieel heet, al vijf jaar geen uitspraken meer doen.
Dat hof had zeven rechters, van wie er telkens drie uit drie verschillende regio’s samen uitspraken deden over de klachten. Nu zijn er geen rechters meer en zijn er al dertig rechtszaken hangende. Doordat de WTO werd lamgelegd, kan elk blok het andere ervan betichten het spel niet eerlijk te spelen en de concurrentie te vervalsen, zonder dat er nog een arbiter is.
Dat is waarom alle machtsblokken elkaar alsmaar luider beschuldigen van oneerlijke economische praktijken. Zo hoor je de jongste tijd vaak dat China het spel vervalst met massale subsidies. Dat zou kunnen, maar alvast Pierre Verlinden, een Belgische ingenieur die al veertig jaar in de sector van de zonnepanelen werkt, zowel in Europa, de VS, Australië en nu ook in China, is het daar niet volmondig mee eens. “Waar ik ook gewerkt heb, overal werd de sector op allerlei manieren gesubsidieerd”, zegt Verlinden in MO*. “Ik had niet de indruk dat dat in China meer het geval was dan elders. Mijn aanvoelen is dat Chinese producenten van zonnepanelen, doorgaans privébedrijven, uitblinken in efficiëntie en kostenbesparingen.” Als de Europese Unie denkt dat het aan de subsidies ligt, vindt Verlinden, dan zou ze beter zelf de Europese zonnepanelenbedrijven subsidiëren. “Gezien de staat van het klimaat zou het haast een misdaad tegen de menselijkheid zijn om met invoertarieven zonnepanelen duurder te maken.” Hetzelfde geldt voor elektrische auto’s, meent Verlinden.
3 miljoen ingenieurs
Zou het kunnen dat China gewoon goedkoper is omdat het al heel vroeg de juiste politieke beslissingen nam en de beleidsinstrumenten heeft om die beslissingen in een razendsnel tempo uit te voeren? De Chinese beleidsmakers hebben veel vroeger dan de meeste westerse leiders beslist om volop in te zetten op groene technologie.
Sinds die beslissing genomen is, bespeelt het Chinese centrale bestuur met intelligente regels op virtuoze wijze de markt: niet alleen zet ze Chinese autoproducenten onder druk om elektrisch te gaan, ze creëert tegelijk ook een afzetmarkt door brandstofmotoren in sommige sectoren te verbieden, of door bij alle nieuwbouwprojecten zonnepanelen te verplichten.
Er studeren bovendien elk jaar meer dan drie miljoen ingenieurs af in China: ze hebben dus ook de brains om in technologische ecosystemen de productieprocessen te perfectioneren. Dat laat toe vraag en aanbod snel naar de schaal van de Chinese markt te tillen, de grootste markt ter wereld. Er komen dus misschien wel wat subsidies bij kijken, maar vooral slim vooruitziend beleid, keiharde concurrentie tussen Chinese privébedrijven en een creatief ecosysteem om processen te verbeteren.
Verlinden raadt de Europeanen dan ook aan om Chinese producenten van zonnepanelen naar hier uit te nodigen en hen daarbij te verplichten een joint venture met Europese bedrijven aan te gaan, zoals China jarenlang aan alle westerse investeerders oplegde, waardoor het van hen kon leren. Zo kunnen Europese bedrijven van de Chinezen leren hoe je goedkope zonnepanelen produceert. Symmetrie en wederkerigheid in markttoegang lijken me gezonde principes in de omgang met China.
Wetenschappelijke aanpak
Toch vraag ik me af of we in dit gevoelige onderwerp – en bij blokkering van de WTO – de eindeloze stroom aan wederzijdse verwijten niet kunnen tegengaan door een commissie met Chinese, Europese en andere wetenschappers samen te stellen die de markt en het industriebeleid onderzoekt. Mijn ervaring is dat wetenschappers soms politieke spanningsvelden kunnen overstijgen en elkaar kunnen vinden in de wetenschappelijke aanpak.
De kwestie lijkt me belangrijk genoeg om dat te proberen. Je verliest er amper iets bij als het mislukt. Als het lukt, kun je voorkomen dat je de strijd tegen klimaatverandering nodeloos afremt door zonnepanelen en elektrische voertuigen duurder te maken met invoertarieven. Burgers klagen nu al dat elektrische auto’s te duur zijn.
Het politieke belang is even groot. Invoertarieven kunnen de politieke spanningen tussen de EU en China (en de VS) verder doen oplopen, met alle risico’s van dien in een wereld gekenmerkt door oorlogen en groeiende militarisering. Een initiatief waarmee we elkaars politiek-economische systemen beter leren kennen en onderzoeken hoe we die beter op elkaar kunnen afstemmen, kan die risico’s helpen te voorkomen.
Bronnen: De Standaard, MO*