Onweer over China. Waarom het China van Xi niet dat van de Chinezen is.

Historicus Hugo Van De Voorde beschrijft de transitie van China naar de moderniteit. De mislukte pogingen tijdens de Qing dynastie, de Republiek, de Volksrepubliek van Mao en uiteindelijk de gelukte ‘conservatieve modernisering’ door Deng Xiaoping. Het hoofdthema is echter niet historisch maar politiek

Zoals uit titel en ondertitel blijken, ligt het zwaartepunt van het boek bij het beschrijven van wat hij de ‘totalitaire macht’ van Xi Jinping noemt, die de spanningen in China onhoudbaar zou opdrijven en uiteindelijk zelfs de wereldvrede zou bedreigen. Academische objectiviteit is bij Hugo Van de Voorde soms ver te zoeken.
De auteur heeft voor dit boek geen originele bronnen geraadpleegd, maar zich gebaseerd op een aantal secundaire bronnen om zijn eigen visie te construeren. Opvallend is daarbij de bijna exclusiviteit van westerse bronnen. Wat de Chinezen over zichzelf en hun geschiedenis vertellen komt op een occasionele dissident na niet aan bod.

Mislukte moderniseringsplannen van keizers en presidenten

Na een korte ‘geopolitieke verkenning’ behandelt het boek in vijf hoofdstukken het Qing tijdperk, de Republiek, per bestuursperiode van Mao, de hervormingen van Deng en de repressie van Tian An Men, en tenslotte de periode sinds Xi Jinping partijleider werd.

In het hoofdstuk over de Qing-keizers vinden we het voortschrijdend historisch inzicht over de economische toestand vóór de Britse inval in 1840 en gedurende de rest van de 19de eeuw. Was het Chinese rijk toen al in verval of bloeide het en werd zijn ontwikkeling door het kolonialisme gestopt? Wat zijn de verschillen tussen China en Japan die maakten dat de industriële revolutie in het ene land lukte en in het andere niet?

In het hoofdstuk over de Republiek (1911-1949) stelt de auteur dat Guomindang-leider Chiang Kaishek wel degelijk probeerde China te moderniseren, en daarvoor in wezen een soort staatskapitalisme wilde invoeren. Burgeroorlogen en de oorlog met Japan doorkruisten zijn plannen. Dit standpunt verschilt van de geschiedschrijving in de Volksrepubliek, die Chiang ziet als dienaar van de traditionele grootgrondbezitters, vier rijke bankiersfamilies en het buitenlands kapitaal en die bij Chiang geen ambitie tot modernisering ziet. Verder bekritiseert Van de Voorde het negatieve oordeel van de Amerikaanse militairen, die Chiang een waardeloze bondgenoot vonden in de strijd tegen de Japanners tijdens de tweede wereldoorlog. Chiang deed wel degelijk ernstige pogingen tot weerstand tegen de oprukkende Japanners. Dit spoort wel met de standpunten in de Volksrepubliek waar men recentelijk de rol van Chiang in de weerstand tegen Japan min of meer heeft opgewaardeerd.

Naargelang we dichter bij de actualiteit komen wordt de toon echter politieker en verdwijnt de historicus meer en meer naar de achtergrond.

‘Failliet van het communisme’ of toch nog iets goeds?

Het hoofdstuk over Mao is vergeleken met wat meestal bij ons verschijnt objectief. Zo gaat de auteur bijvoorbeeld niet mee met de waanzinnige aantallen slachtoffers van de Grote Sprong Voorwaarts, 20, 30, 40 ,45 miljoen hongerdoden, die in boeken van Jung Chang, Dikötter en andere sterren van de westerse propaganda opgedist worden. Maar het hoofdthema is uitgesproken politiek: ‘de mislukking van het communisme. Het bewind van Mao was één groot fiasco’. De auteur draagt die overtuiging uit.

En toch geeft hij verrassend toe dat Deng Xiaoping bij het begin van zijn hervormingen kon vertrekken van een bestaande basis in gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur enz., allemaal ontwikkeld tijdens de Mao-periode. Het was dus toch niet allemaal kommer en kwel van 1949 tot 1978? Deng concludeerde dat Mao’s staat van dienst 70% goed en 30% slecht was. Van de Voorde lost het anders op: de positieve erfenis van Mao was het werk van premier Zhou Enlai, die politiek op een andere lijn zat dan Mao.

Hij gaat hierbij overigens uit van een stelling die in (de rest van) het boek voortdurend aanwezig is: De Communistische Partij van China (CPC) is een relatief goedwerkende organisatie die vóór alles streeft naar het behoud van het machtsmonopolie van een kleine elite; socialisme of communisme is maar façade. Maar met dwang alleen kan dat machtsmonopolie niet standhouden, daarom is de CPC wel verplicht goed te doen voor de burgers om ze kalm te kunnen houden. Ook onder slechte dictatoriale leiders zoals Mao of Xi heeft de partij zelf voldoende veerkracht om het ergste te voorkomen en om terug op te krabbelen na een crisis zoals de Culturele Revolutie.

Een ‘conservatieve modernisering’

De periode sinds het begin van de hervormingen door Deng Xiaoping in 1978 en tot de aanstelling van Xi Jinping in 2013 noemt hij een transitie van communisme naar staatskapitalisme. Volgens hem is het een ‘conservatieve modernisering’ Modernisering van de economie, maar conservatief behoud van het machtsmonopolie van de CPC. Hij maakt onderscheid tussen het ‘zachte autoritarisme’ tot 1989 en het ‘harde autoritarisme’ na de gebeurtenissen van Tian An Men in 1989.

De concrete beschrijving van de dengistische hervormingen is zwak. Deng hervormde volgens hem niet om het Chinese volk meer welvaart te brengen maar om de CPC waarvan de legitimiteit na Mao op een dieptepunt zat, te redden. De auteur negeert dat Deng zelf sprak over ‘socialisme met Chinese kenmerken’ en ook als de ‘primaire fase van het socialisme’, met als duidelijke implicatie dat dit een overgangsperiode was naar een meer volwaardige vorm van socialisme. Van de Voorde wil in het China van Deng enkel ‘autoritair staatskapitalisme’ zien.

In dit hoofdstuk en in het volgende is het uitsluitend gebruiken van westerse bronnen een ernstig tekort. Wat nog opvalt in dit hoofdstuk is het dooreenhaspelen van alle mogelijke gebeurtenissen die over een periode van dertig jaar plaatsvonden. Zo krijgen we een opsomming van alle mogelijke negatieve neveneffecten van de hervormingen die China gedurende die dertig jaar gekend heeft, die de indruk geeft dat China een totale ramp is. In een ander subhoofdstuk worden dan weer correct de verbluffende successen van de hervormingen beschreven. Het is moeilijk om er nog een rode draad in te vinden en het geheel te zien als een dynamisch proces. Het enige waarop Van de Voorde consequent op focust is wat hij beschouwt als de machtshonger van de CPC elite, die wel successen moet boeken om al die negatieve effecten een beetje te doen vergeten door de bevolking.

‘Staatskapitalisme’ en ‘totalitaire macht’

Het is in het hoofdstuk over Xi Jinping dat alle politieke duivels losgelaten worden. Het gaat over ‘Staatskapitalisme en totalitaire macht’. Xi bouwt het staatskapitalisme verder uit, maar zorgt er voor dat kapitalisten niet machtig genoeg worden om het machtsmonopolie van de CPC en van hemzelf te bedreigen. Privékapitalisten moeten weten wie de baas is. Het boek verwijst hier naar de recente maatregelen van de Chinese regering om een aantal grote internetbedrijven de regels van een gezonde markt te doen accepteren. Zowel binnen als buiten de CPC smoort Xi elke tegenstand tegen zijn beleid. Het gewone volk zit in een keurslijf waarin het niet vrij kan denken, spreken of handelen, voortdurend gemonitord met hoogtechnologische middelen en waar nodig gestraft door een buitensporig politieapparaat. Het is een dystopische werkelijkheid. ‘Het China van Xi is niet het China van de Chinezen’ zegt de ondertitel van het boek. Het communisme als ideaal is failliet, daarom gooit Xi het over de nationalistische boeg. Dat bezorgt hem steun om internationaal agressiever op te treden.

De auteur kan niet voorbijgaan aan de eclatante successen van China sinds de regering van Xi Jinping, ook al relativeert hij die door de negatieve neveneffecten, de nog onopgeloste problemen en de dreigende uitdagingen sterk in de verf te zetten. Hoe de uiteindelijk toch onmiskenbare Chinese successen verklaren? De auteur lost het op met zijn intussen vertrouwde methode. Xi Jinping is slim. Hij weet dat hij er moet voor zorgen dat China economisch sterker wordt en de VS overvleugelt, anders mort het volk en verliest hij zijn macht en dat is het enige wat hem echt interesseert. Verdere vooruitgang kan alleen door innovatie en technologische vooruitgang. Dat zijn dan ook speerpunten van zijn beleid.

Toch groeien de spanningen onderhuids. Je kan het volk niet blijven onderdrukken, en de toenemende welstand is ongelijk verdeeld. Ook binnen de CPC zijn er groepen die uit zelfbehoud niet akkoord gaan met de politiek van Xi. Voorlopig zwijgen ze maar er hangt ‘Onweer over China’, zoals de onheilspellende titel van het boek zegt.

Objectieve analyse of ideologische stellingname?

De auteur onderbouwt zijn beweringen over Xi echter niet met harde feiten of goede argumenten. Individuele feiten in verband met repressie en controle worden uitvergroot, veralgemeend en, ontdaan van elke context, verabsoluteerd. Er worden beweringen van anderen geserveerd, overwegend dissidenten of critici, zonder dat erg duidelijk is of het over gezaghebbende specialisten gaat. Af en toe gebruikt hij ook uit de context gehaalde citaten van specialisten die positiever tegenover China staan om er een negatieve interpretatie aan te geven. De beweringen en citaten komen haast nooit uit een primaire bron, maar zijn afgeschreven uit een secundaire bron. Daardoor laten de voetnoten meestal niet toe de authenticiteit of de context te controleren. Het is een discours waar de historicus ongecontroleerd bronnen uitpikt die zijn ideologische visie bevestigen. Zo onderschrijft hij ook kritiekloos de meest extreme Amerikaanse propaganda rond Xinjiang, Hongkong, Taiwan en de Zuid-Chinese Zee, terwijl er toch genoeg westerse studies zijn die daar geheel of gedeeltelijk tegen ingaan.

Ook hier ontbreekt weer elke Chinese bron. Nochtans zijn er teksten genoeg waarin Xi Jinping uiteenzet hoe zijn ‘Chinese droom’ voor een ‘welvarend, modern, democratisch, vredelievend en socialistisch China’ tegen 2049 eruitziet. Daarin ontmoeten we een politicus die oprecht bezorgd is over het huidige lot en de toekomst van een vijfde van de mensheid, en die wil situeren binnen een betere toekomst voor de hele mensheid. Propaganda? Van De Voorde had die ideeën tenminste kunnen vermelden en proberen te weerleggen met feiten. Er zijn ook teksten zat waarin de CPC benadrukt dat ze vasthoudt aan het marxisme en het socialisme en helemaal niet wil evolueren naar (staats)kapitalisme. Er zijn teksten waarin de CPC uitlegt hoe zij een evolutie zien naar een specifiek Chinese vorm van participatieve democratie als alternatief voor de kwakkelende liberale electorale democratie in het Westen. Er zijn westerse rapporten die jaarlijks de tevredenheid van de bevolking over hun regering in de verschillende landen vergelijken. Opvallend welk land daar steevast als het beste uitkomt! De auteur vermeldt dat allemaal niet, weerlegt het niet. Hij kent alleen het ‘totalitarisme’ van Xi.

Het laatste hoofdstuk gaat over de nieuwe bipolariteit, de nieuwe koude oorlog tussen China en de VS. Van de Voorde treedt niet in de voetsporen van de mainstream media die de oorzaak van de verslechterende relatie tussen de VS vlakaf bij de ‘toenemende Chinese agressiviteit’ leggen. Maar vanuit zijn visie op het totalitaire China is Xi Jinping toch altijd nog een beetje meer aanstoker dan de VS – waar de auteur duidelijk niet erg positief over denkt. Gezond bezorgd over het lot van de mensheid pleit hij wel voor vrede en samenwerking indien dat mogelijk is, ook met een China waarvan hij de toekomst met veel vraagtekens bekijkt.

Nog een laatste woord over de kwaliteit van het boek. De auteur, duidelijk geen China-specialist, heeft er zich nogal slordig vanaf gemaakt. Op bijna elke bladzijde staan fouten. Dat kunnen verkeerd gespelde namen zijn, maar ook personen die verwisseld worden, foutieve data en gegevens of erger, gebeurtenissen die in de verkeerde periode terecht komen zodat ze een stelling van de auteur versterken.

Onweer over China, Waarom het China van Xi niet dat van de Chinezen is’, Hugo Van de Voorde, uitgeverij Pelckmans, 365 blz.

1 comment for “Onweer over China. Waarom het China van Xi niet dat van de Chinezen is.

  1. Wellicht is Hugo Van De Voorde één van de vele zogenaamde “China specialisten” die mee-eten van de dikke pot Amerikaans belastinggeld speciaal opgezet op China negatief af te schilderen. Er zijn geruchten dat journalisten 1000 USD cash uitbetaald krijgen voor elk artikel dat het Amerikaans narratief over China ondersteunt. Voor een heel boek zal de vergoeding dan wel wat hoger liggen.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *