Minister voor Cultuur Cai Wu is van plan de markthervormingen door te voeren in de culturele sector. Reeds 123 culturele staatsgezelschappen hebben de hervormingen doorgevoerd en tegen 2012 zouden alle staatsgroepen de verandering naar het meer commercieel denken moeten hebben geïmplementeerd.
Volgens het ‘Bureau voor Statistiek’ legt de hervorming de culturele sector geen windeieren. Eind 2008 hadden de 1396 culturele gezelschappen (dit aantal bedroeg in 2004 430) een jaarlijkse winst van 10 miljoen yuan. Tot de ‘culturele industrie’ behoren in China buiten de klassieke schone kunsten echter ook film- en televisiegroepen, productiehuizen, uitgevers en internetfirma’s. Hun aantal steeg met 142.900 of 45 % tussen 2004 en 2008; hun activa met 917 miljard of de helft. Vooral de privésector zit in de lift, met een verhoging van 130.000 groepen of een stijging met 78 %.
De minister wil dus nu dat de staatsgezelschappen tegen 2012 hun werking ook hervormen en afstemmen volgens de commerciële principes. “China heeft niet enkel economische kracht, maar ook culturele kracht nodig”, redeneert hij. China’s culturele industrie was in 2009 goed voor 800 miljard yuan, wat 2,5 % betekent van het BNP. Het cijfer bedroeg 2,43 % in 2008. Vorig jaar produceerde China bijvoorbeeld 456 films, waardoor het land derde staat na India en de Verenigde Staten.
Het feit dat de gezelschappen meer oog zullen moeten hebbenvoor wat ze opbrengen, betekent echter geenzins dat de betoelaging zou worden afgeschaft. Nog vorige maand maakten tien regulators gaande van de Nationale Volksbank over het ministerie van cultuur tot de CPC een gemeenschappelijk standpunt bekend waarbij ze opriepen tot meer toelagen voor de culturele sector door de betrokken overheden. Het geld zal echter niet onvoorwaardelijk worden toegekend maar wel onderworpen aan een beoordelingssysteem en een eigen kredietsysteem. Ook een kapitaalmaart “met meerdere lagen” wordt voor de sector in het vooruitzicht gesteld.