Het boek Amerika tegen China. De nieuwe Koude Oorlog? (EPO) werd onlangs in de media en met allerlei events gepresenteerd. Op donderdag 24 januari was er een deskundigenpanel, georganiseerd door BACES (Brussels Academy for China and European Studies) en EIAS (European Institute for Asian Studies).
Voor 130 belangstellenden stelde Jude Woodward haar boek over het oorlogsgevaar voor in het licht van de meest recente actualiteit. Ze kreeg kritische respons van drie academici. ChinaSquare geeft hier een korte samenvatting van. Een complete versie van hun toespraken vind je bij onze Dossiers.De bijdragen werden vertaald en enigszins samengevat door D. Nimmegeers. Het verslag van EIAS zelf, met een alinea over de vragenronde, vind je op de EIAS website onder de titel Book Launch: The US vs China – Asia’s New Cold War?
Oorlogsgevaar bestaat, maar blijft komen van de VS, niet van China.
Auteur Jude WOODWARD sprak over het huidige offensief van de VS tegen China.
‘De VS drijft op alle fronten de politieke confrontatie met China op: economisch, militair, in de propaganda, door laster en beschuldigingen tegen China en pogingen om het land te isoleren. Dit alles met als doel de groei en ontwikkeling van China te fnuiken en terug te brengen tot een niveau waar China niet langer een uitdaging vormt voor de VS. Deze vijandelijkheid is zeer gevaarlijk voor de wereld. Ze zal niet verdwijnen.
De National Defence Strategy in januari 2018 gaf de strategische concurrentie met belangrijke rivalen (China en Rusland) de voorrang boven de strijd tegen het terrorisme. De VS gedraagt zich agressiever in de Zuid-Chinese Zee en in de Straat van Taiwan. Deze militarisering dient twee doelstellingen. Het militaire evenwicht moet zo naar de kant van de VS doorslaan dat het land in staat zou zijn een aanvalsoorlog tegen China te beginnen wat het op dit moment niet is. China moet zijn economische middelen richten op een wapenwedloop.
Een dergelijke ontwikkeling zou het Chinese concurrentievermogen zwaar aantasten, de economische neergang zou de steun voor de regering ondermijnen en er zou een stroming ontstaan om uiteindelijk maar toe te geven aan de VS. Niets wijst er echter op dat China bezig is daarin te tuinen.
Hoe het handelsconflict zal evolueren is moeilijk te voorspellen. Misschien moet Trump op een gegeven moment wel een uitweg zoeken. Zelfs in zijn team zijn er verschillen van mening over de aanpak. China heeft al redelijke voorstellen gedaan, maar lijkt niet van plan door de knieën te gaan. Maar het economische offensief van de VS neemt nog andere vormen aan, met aanvallen tegen ZTE, Huawei en andere Chinese bedrijven.
De ander aspecten van het offensief zijn beschuldigingen van spionage en hacken, beweringen over kampen in Xinjiang, steun voor separatisten in Taiwan, aanvallen op investeringen in Afrika die als debt diplomacy worden weggezet, aanvallen op steun voor wat de VS als foute regimes ziet, zoals in Venezuela, enz.
Bij de huidige regering is er een meerderheid voor een regelrechte koude oorlog tegen China. Ook de voornaamste strategen van het Pentagon willen dat. De tactiek van de Democraten is misschien anders, maar ook zij zijn voor een geopolitieke confrontatie. Dat gevaar zal dus niet verdwijnen met een wisseling van de wacht in de VS.
Een vraag die zich opdringt is door wie of wat dit komt. Het Westen wijst sinds 2010 eensgezind en zonder tegenspraak naar de ‘agressiviteit’ van de Volksrepubliek China. Kijk echter aandachtig naar wat China gedurende die periode heeft gedaan en je vindt daarvoor geen bewijs. Het is moeilijk iets anders te concluderen dan dat de VS er welbewust voor kiest een conflict met China te creëren, onmogelijke voorwaarden te stellen, een bewapeningswedloop uit te lokken. De VS zoekt een conflict met China, dat China niet wilde en niet is begonnen. Het is duidelijk dat de VS zich bedreigd voelt door de snelheid waarmee China een inhaalbeweging uitvoert en de omvang die deze kent. De VS ziet dit als een existentiële bedreiging voor zijn alleenheerschappij, los van wat China ook onderneemt.
De laatste keer dat er een aflossing van de wacht plaatsvond was na 1870 toen de VS zelf Groot Brittannië inhaalde. Binnen de 70 jaar daarna was de dollar de wereldmunt geworden en waren er twee wereldoorlogen uitgevochten. Er heerst dus angst voor wat de komende decennia kunnen meebrengen. Het is echter duidelijk dat China de Pax Americana niet wil vervangen door een Pax Sinica. Even duidelijk is het dat China daar ook niet toe in staat is.
De wereldsituatie is helemaal anders dan in 1945, toen de Amerikaanse economie groter was dan die van alle 29 West-Europese landen plus Japan, Canada, Nieuw Zeeland en Australië bij elkaar opgeteld. China staat op het punt om de economie van de VS qua absolute omvang in te halen, maar er is geen sprake van dat het de VS plus andere landen in omvang kan evenaren. Het onvermijdelijke einde van de Pax Americana zal ofwel leiden tot conflicten en chaos ofwel tot een nieuw, verbeterd multilateralisme. Een dergelijke wereldorde kan de steun en stimulansen krijgen van een aantal landen, die zich scharen rond de gemeenschappelijke belangen van de mensheid. Dat is het waar China voor ijvert.
Het is onmogelijk om in de toekomst te kijken en te voorspellen of die goed of slecht zal zijn. Het is wel zeker dat de confrontatie die de VS zoekt met China niet snel ten einde zal zijn en bepalend zal zijn voor de komende decennia.’
Verschillen en overeenkomsten met WO I en met de Koude Oorlog.
Professor economische geschiedenis Jean-Christophe DEFRAIGNE (Univ. Saint Louis) waarschuwt voor een risico op een wereldramp. ‘De opkomst van China is enorm en zeer abrupt, vergelijkbaar met die van Duitsland tussen 1870 en 1918. China spreekt van een vredelievende opkomst, maar de VS voelt zijn heersende positie bedreigd en wil zijn militaire voorsprong behouden. De economieën van de VS en China zijn onderling afhankelijk, maar onderzoek wijst uit dat die verwevenheid zal afnemen.
Er zijn echter ook grote verschillen tussen de situatie voor de Eerste Wereldoorlog en die van nu. Die verschillen verminderen de risico’s op een nieuwe koude oorlog, en zeker op een hete oorlog. Bovendien bestaat er in China een speciale verhouding tussen de staat en de zakenwereld. Het is de staat die de diplomatie bepaalt. De zakenwereld heeft niet de mogelijkheid om onafhankelijk het voordeel op korte termijn na te streven dat tot verblinding kan leiden voor de gevaren van een gewapend conflict.
In elk geval hebben de huidige spanningen tussen de VS en China vooralsnog een ander karakter dan de rivaliteit van de Koude Oorlog. Het economische model van de SU en dat van China verschillen sterk van elkaar. China heeft sinds 1978 zijn productieproces geïnternationaliseerd, door investeringen. Het heeft uitbesteding eerst mogelijk en dan gemakkelijker gemaakt (denk aan Apple, Foxconn, Microsoft) en is toegetreden tot de WTO.
De Communistische Partij van China (CPC) heeft geen harde economische liberalisering doorgevoerd zoals de nieuwe leiders in Rusland en in de vroegere satellietstaten van de SU. De Chinese partijleiders zagen de noodzaak in van de openstelling van China voor de buitenlandse handel en investeringen, maar ze werden nooit aanhangers van het economisch liberalisme dat we de Washington consensus zijn gaan noemen.
De Chinese regering neemt aan dat naties die niet over grote multinationals beschikten hun onafhankelijkheid verloren en lijdzaam moesten toezien hoe hun eigen (comprador geworden) burgerij buitenlandse belangen ging verdedigen. Daarom streeft de Chinese overheid ernaar met ‘nationale industriële kampioenen’ de concurrentie aan te kunnen met de grote westerse en Japanse multinationals. Ze voert een actieve industriepolitiek en rationaliseert de staatsbedrijven onder andere door saneringen en fusies. Chinese bedrijven krijgen de kans om in het buitenland te investeren. Omgekeerd worden directe buitenlandse investeringen in China gemakkelijker. Daar staat een zeker protectionisme in bepaalde sectoren (energie, telecom, financiën) tegenover waar de Chinese regering vrij hardnekkig aan vasthoudt.
Het actieve beleid, de steun en de bescherming van de overheid hebben grote successen opgeleverd. Het aantal Chinese bedrijven in de Fortune 500 stijgt voortdurend. De kennis van buitenlands management en technologie breidt uit via de internationale industriecontacten. Vanaf het 11e Vijfjarenplan, begonnen in 2006, streeft China echter naar een eigen technologische ontwikkeling en de capaciteiten om zelf te innoveren. De enorme financiering van de universiteiten en steun voor binnenlandse R&D, publiek en particulier, werpen vruchten af. Het percentage van het bbp voor R&D is gestegen van 0.6% in 1995 naar 2% in 2015 en het zal in 2020 met 2,5% dat van de VS (2,8%) benaderen. China heeft er met overheidssteun voor gezorgd dat de ‘nationale kampioenen’, sterke ondernemingen, zich in de waardeketen omhoog hebben gewerkt.
De enorme en snelle opgang van China vormt een groot probleem voor de Amerikaanse politici van de beide grote partijen. In de loop der jaren hebben zij verschillende economische, diplomatieke en militaire tactieken ontwikkeld om met de opkomst van China om te gaan of ze tegen te houden. China heeft daar iedere keer op gereageerd.
Sinds 2010 weerklinkt bij een groeiend aantal Amerikaanse waarnemers de roep om een hardere politiek tegen China. Zij willen een minder globaliserend economisch en geopolitiek beleid, om de dominantie van de VS te kunnen handhaven. Dat laatste willen hun politieke tegenstanders in de elite van de VS ook, maar zij denken dat dit doel beter gediend is met een multilateralisme onder leiding van de VS. Daarbij moeten Amerikaanse bedrijven de productie naar eigen believen kunnen organiseren, tot in China toe. De haviken hebben op dit moment de bovenhand en het is nog niet duidelijk hoever ze willen of kunnen gaan.
Het zou onvoorzichtig zijn te menen dat de rivaliteit niet kan ontaarden in militaire conflicten van gemiddelde of zelfs hoge intensiteit. Het zou naïef zijn om te geloven kapitalisme en imperialisme in de 21e eeuw beschaafd zijn geworden en uit zichzelf bereid zouden zijn om de mensheid een zoveelste ramp te besparen’.
Koude Oorlog is Europees, niet Aziatisch
Professor Europees-Chinese betrekkingen Xinning SONG (BACES, VUB) legt de visie vanuit Azië uit. ‘De Koude Oorlog was een confrontatie tussen de VS en de SU in Europa, met twee vijandige groepen van landen. China was een lid van een van die groepen, maar maakte zich daar later van los.
In Azië hebben we 40 jaar lang niet een Koude, maar echte, hete oorlogen gekend. Korea, Vietnam, China-India, militaire confrontaties tussen China en de Sovjet Unie. In feite heeft China twee keer oorlog met de VS gekend, in de jaren 50 en in de jaren 60 van de vorige eeuw. Daarbij heeft China dus vier beperkte oorlogen of militaire confrontaties met buurlanden gekend. Als er een Koude Oorlog in Azië komt is het geen nieuwe uitgave ervan, omdat Azië nog geen Koude Oorlog heeft gekend.
De economieën van de landen in Azië zijn onderling van elkaar afhankelijk. China heeft met zijn buurlanden niet de allerbeste verhouding, maar is voor bijna al die landen de grootste handelspartner. En omgekeerd is Azië voor de economie van China erg belangrijk. China en de VS zijn weliswaar voorname handelspartners van elkaar, maar met Azië drijft China 51% van zijn buitenlandse handel. Daarvan is dan veruit nog het grootste deel geconcentreerd in betrekkingen met 12 landen: Zuid-Korea, Japan en de ASEAN. Aziatische landen zien meer heil in regionale samenwerking dan in confrontatie. Daarom komt er ook geen aparte Aziatische koude oorlog.
Hoe zit het dan uiteindelijk met de VS en China zelf? Hier is er wel een gelijkenis met de Koude Oorlog die Europa heeft gekend: de tegenstelling tussen twee grote machten. Maar toch verschilt ook die van de betrekking tussen de VS en de Sovjet-Unie op verschillende vlakken. Ten eerste hebben die twee nooit echt direct oorlog met elkaar gevoerd. Tussen de VS en China daarentegen zijn er in de geschiedenis verschillende directe militaire confrontaties geweest. De VS was een van de acht landen die in 1900 een bondgenootschap vormden om oorlog te voeren tegen China. China voerde oorlog tegen de VS in Korea en het kwam enkele keren tot een rechtstreeks militaire treffen met de VS in Vietnam.
Na de jaren 70 van de vorige eeuw hebben de beide landen zich ingespannen om militaire conflicten uit de weg te gaan en zich op een normale manier als grote machten tot elkaar te verhouden. De VS en de SU echter voerden beiden tijdens de Koude Oorlog een politiek van containment en confrontatie. Dat het nieuwe Amerikaanse beleid ten aanzien van China daar naartoe neigt is begonnen met Obama. Hij koos voor confrontatie, in plaats van wederzijdse betrokkenheid. Dat de verhouding tussen de VS en China verandert is te wijten aan de VS, niet aan China.
Wat de VS het meest van zijn stuk lijkt te brengen is dat China enerzijds snel economisch groeit doordat het zich integreert in het westers gedomineerde kapitalistische systeem, terwijl het anderzijds vasthoudt aan zijn relatief stabiele politieke systeem onder de leiding van de communistische partij. Nog iets wat ze erg gevaarlijk vinden is de aantrekkingskracht van het Chinese ontwikkelingsmodel in de Derde Wereld. Toch is het niet de bedoeling van China om zijn zogenaamde model te exporteren. China vergeet nooit te benadrukken dat het systeem Chinese kenmerken heeft. Dit ontwikkelingsmodel is enkel voor China, het is niet universeel. Anderen kunnen het niet kopiëren.
De Verenigde Staten hebben meer angst voor dat ontwikkelingsmodel dan voor de economische mogelijkheden van China. Zij zien de Chinese aanpak als een uitdaging voor de westerse universele waarden en voor de Amerikaanse hegemonie in de wereldorde’.
Een vraag van levensbelang voor de hele wereld
Professor emeritus economie en economie in China, Sylvain Plasschaert (EIAS, KU Leuven) vindt dat het boek The US vs. China. Asia’s New Cold War? en de Nederlandse vertaling op tijd komen vanwege het uiterst actuele onderwerp. ‘De vraag is van levensbelang voor de hele wereld. Het vraagteken in de ondertitel is een teken van voorzichtigheid, maar het is duidelijk dat we een periode doormaken waarin de relatie tussen de VS en China stormachtig is en zelfs gewelddadig kan worden.
De lijst van slecht onderbouwde of zelfs valse argumenten van Trump & Co is lang. Nemen we als voorbeeld de beweringen over de onevenwichtige balans van de handel in goederen en diensten, waarbij Trump enkel naar de bilaterale handel tussen de VS en China kijkt. Amerikaanse ondernemingen leveren niet alleen rechtstreeks aan China vanuit de VS, maar ook vanuit hun filialen in China. De Chinese ondernemingen op hun beurt leveren goederen met elementen die zijn geproduceerd in derde landen. Uit de statistieken komt dat niet duidelijk naar voren, want zij spreken alleen van export uit het land waar de laatste handelingen werden verricht, zoals verpakking en transport. De toegevoegde waarde voor China is dus veel lager dan de bruto waarde die de uitvoer uit China volgens de statistieken lijkt te hebben.
Nog een punt: de Amerikaanse consumenten hebben veel profijt van de lage prijzen die ze betalen voor goederen uit China. De verliezen van Amerikaanse ondernemingen die dezelfde goederen maken zijn kleiner. Die verliezen zijn echter zichtbaarder en lokken meer weerstand uit bij de publiek opinie in de VS.
Een ander twistpunt is dat van het Chinese programma om de industrie verder tot ontwikkeling te brengen tegen 2025. Daarbij hecht China groot belang aan sectoren met een potentieel op lange termijn: artificiële intelligentie, ruimtevaartonderzoek, zonne- en windenergie. Textiel en schoenen zijn van de lijst gehaald. De vicepresident van de VS heeft onlangs geëist dat China zijn activiteiten in die sectoren afbouwt. Lawrence Summers, een voormalig Staatssecretaris voor Internationale Zaken van het Amerikaanse ministerie van Financiën, heeft daar terecht tegenin gebracht dat geen enkele regering zijn missie kan opgeven om de economie van zijn land tot ontwikkeling te brengen.
In het tweede deel van het boek gaat over de verhouding tussen China’s 15 buurlanden en enerzijds de VS en anderzijds China zelf. Daarvoor is enorm veel onderzoek verricht. De lezer krijgt als resultaat een nuttige inzichten in de positie van landen die proberen een keuze tussen de twee grote machten te vermijden.
Het boek concludeert, samen met vele waarnemers, dat we van een korte periode met een unipolaire wereld (na de implosie van de Sovjet-Unie) gedomineerd door de VS, beland zijn in een duopolie van de VS en China dat bepalend zal zijn voor het lot van de wereld’.
Plasschaert eindigt met twee opmerkingen. ‘Uit onderzoek, onder andere van het Belgische Egmont instituut, blijkt dat in Europa de meningen over China minder positief zijn dan een tijd geleden. De wetenschappelijke ernst gebiedt te zeggen dat dit niet te wijten is aan de invloed van Trump, of alleen aan angst voor een concurrent. Europa is vooral ontevreden over de controle op de meningsvorming en –uiting en met de concentratie van politieke macht aan de top in China. Een land dat in de wereld aan de top staat met zijn economie, dus ook met zijn politieke macht, zal rekening moeten houden met hoe zijn beleid overkomt.
China en de VS koersen meer en meer op een Koude Oorlog af, een conflict dat meer dan rond handel alleen draait. De risico’s van een strijd die kan ontvlammen zijn groot. Bovendien zijn er zoals Jeffrey Sachs onlangs nog herhaalde genoeg terreinen waarop een wereldwijde samenwerking levensnoodzakelijk is: de klimaatverslechtering, de strijd tegen besmettelijke ziekten, de uitroeiing van de echte armoede. Misschien is het belangrijkste nog dat ze het eens worden over het neiging om de wapenwedloop te hervatten. Deze bewapening is niet alleen pure verspilling, maar zelfs een militaire absurditeit. In het atoomtijdperk kan ook een zwakkere tegenstander een land dat een groter arsenaal aan kernwapens bezit met een tegenactie volledig vernietigen. Of om het met John Maynard Keynes te zeggen: we zouden er allemaal aangaan …op korte termijn’.
Amerika tegen China. De nieuwe Koude Oorlog? (EPO)
The US vs China. Asia’s New Cold War? (MUP)
zijn in de boekhandel en online verkrijgbaar
De oorlog met India en Vietnam waren beide minder dan een week lang. Dus of het Westen deze vorm van oorlog voeren zou begrijpen is nog de vraag.