Laten de Chinezen het vuile werk in ontwikkelingslanden doen door overgebrachte gevangenen?
Onderstaande tekst is een vertaalde samenvatting van een artikel door Yan Hairong and Barry Sautman, dat onlangs verscheen in China Quarterly.
Uitvoer van Chinese gevangenen naar ontwikkelingslanden is een relatief nieuwe beschuldiging, die vooral wereldwijd aandacht kreeg nadat een artikel door een expert van de Indische regering, Brahma Chellaney, met een waslijst klachten over China en één onbewezen claim over twee ‘uitgevoerde’ Chinese gevangenen door kranten in vijf continenten, waaronder de Guardian, en door duizenden websites kritiekloos werd overgenomen.
De geruchten over Chinese gevangenen beginnen meestal onschuldig bij de locale bevolking die met de Chinezen geconfronteerd wordt, en worden dan opgepikt door buitenlandse bezoekers of Afrikaanse migranten. Deze geruchten ‘van onderaf’ worden dan door media en politici in het Westen van bovenaf verder verspreid.
Het begon eigenlijk al in de jaren 70 toen 25.000 uiterst gedisciplineerde Chinezen in identieke grijze pakken en met identieke blauwe valiezen aan de Tanzam spoorweg kwamen werken. Dat konden toch allen gevangenen zijn! In 1991 argumenteerde de Amerikaanse onderminister Roberta Cohen in de New York Times dat men China geen statuut van normale handelsrelaties mocht geven, aangezien ze ‘gehoord’ had dat bij de bouw van een weg in Benin 75% van de werkers gevangenen waren.
Maar de echte stortvloed kwam pas veel recenter. Zo schreef in 2008 een Brits tabloid over de Chinese overheid die honderdduizenden migranten naar Afrika stuurt en de infrastructuur daarvoor goedkoop door gevangenen laat aanleggen. De bewering werd door duizenden websites en talrijke kranten overgenomen. Daarna volgde het hoger genoemde Indische artikel dat een beetje voorgesteld werd als de bevestiging door een expert van wat iedereen al lang wist door geruchten. Sindsdien zijn er geruchten verspreid over Chinese gevangenen in minstens de helft van alle Afrikaanse landen, dikwijls op gezag van de Indische expert, hoewel die geen concrete landen noemt. Ook Tajikistan, de Caraïben en Dubai ontsnappen niet. De Chinese gevangenen zouden naargelang het land in de meest verschillende banen tewerkgesteld zijn. ‘Ooggetuigen’ kunnen meestal slechts verklaren dat ze Chinezen gezien hebben die zo hard en zo lang werkten dat het alleen maar gevangen kunnen zijn. Naargelang het geval wordt verondersteld dat de gevangenen vrijwillig naar het ontwikkelingsland komen om een deel van hun straf af te kopen, of erger nog, dat ze ineens veroordeeld zijn tot dwangarbeid in het buitenland.
Dikwijls wordt gesuggereerd dat de Afrikaanse ‘pro-Chinese elites’ daarvan op de hoogte zijn maar zwijgen uit eigenbelang of omdat hun land anders geen Chinese leningen meer krijgt. Uit opiniepeilingen blijkt echter dat de Afrikaanse bevolking zeker even pro-Chinees is als hun regeringen, op enkele landen na waar oppositiepartijen nationalistische en bijna xenofobe gevoelens uitspelen.
Lokale geruchten over Chinese gevangenen ontstaan grotendeels door de belangrijke verschillen in werk- en leefgewoonten tussen de Chinezen en de lokale bevolking, maar ook het contrast met de Westerse expats die in luxe leven. Het Tanzam verhaal is daar maar één illustratie van.
De wildste lokale geruchten worden dan opgepikt en dikwijls aangedikt door Westerse bezoekers of leden van de plaatselijke diaspora, en die geruchten krijgen extra geloofwaardigheid door het negatieve vooroordeel over de rol van China in de ontwikkelingslanden dat over het algemeen in de ontwikkelde wereld overheerst. De geruchten gaan dan op hun beurt het vooroordeel versterken.
De volgende stap is cruciaal: onderzoekers en leden van de politieke en media elite brengen de mondelinge of op kleine schaal via blogs verspreide geruchten over naar de grote en ‘ernstige’ media en verlenen ze zo definitieve geloofwaardigheid. Eens zover begint dan de ‘waterval van conformiteit’, het ene medium neemt het bericht over van het andere en uiteindelijk is elke twijfel uit den boze. Zo kon een Tv-station in Quebec een uizending maken over Soedan, waarin gezegd werd dat de pijplijnen in dat land door Chinese gevangenen gebouwd werden en door duizenden Chinese soldaten bewaakt worden.
Soms hebben de verspreiders van geruchten ook goede redenen daarvoor: Lokale concurrenten van Chinese bouwfirma’s bijvoorbeeld. Maar ook bvb oppositiepartijen in een land als Zambia. Zij proberen voortdurend de regering in een slecht daglicht te plaatsen met allerlei varianten op de bewering dat werk door Chinese gevangenen geduld wordt, ondermeer in de mijnen van Chililabombwe. In dit geval zijn wij zelf ter plaatse gaan kijken en wij vonden niet de minste aanwijzing van gevangenen. Ook in Sri Lanka voert de oppositie een anti-Chinese campagne, met de bewering dat de meeste van de ‘meer dan 100.000’ Chinese gastarbeiders gevangenen zijn die definitief in Sri Lanka zullen blijven en de Tamil vervangen. De regering van Sri Lanka heft verklaard dat er geen Chinese gevangenen in het land zijn, doch het bericht blijft opduiken in de plaatselijke en Indische pers.
Er zijn ook nog de westerse regeringen die China als een vervelende concurrent zien. Zo suggereerde de VS-regering in een rapport van 2010 over mensenhandel dat zowel Chinese als Indische arbeiders in de koperstreek van Zambia slachtoffers van mensenhandel waren die in een kamp met betonnen muren en schrikdraad leefden. We zijn zelf gaan kijken en hebben met die arbeiders gesproken en de meesten zijn hooggeschoold. De schrikdraad dient zoals overal elders om dieven buiten te houden.
Het internationaal recht geeft elk land het recht de invoer van gevangenen te weigeren. Welke regering van een ontwikkelingsland zou zich echt kunnen veroorloven Chinese gangsters binnen te laten en waarom zou China daarover een diplomatiek incident riskeren?
Er zijn helemaal geen bewijzen of zelfs aanwijzingen van Chinese gevangenen in het buitenland: geen enkele ontsnapping bvb, of asielaanvraag of bekentenis achteraf. Kaders van Chinese bedrijven die we interviewden wezen bovendien op de hoge kosten van expats in Afrika (visa, reiskosten, sociale lasten, ): alleen bekwame en gemotiveerde vakmensen komen in aanmerking. Ook in het werk van andere academische experts over China en ontwikkelingslanden vinden we geen aanwijzing over gevangenen, integendeel, deze experts verwijzen de geruchten expliciet naar de prullenmand. Ook de overigens zeer kritische studie over arbeidsomstandigheden door het African Labor Research Network in 2009 spreekt nergens over gevangenen.
De claims over export van gevangenen gaan er meestal expliciet van uit dat China één grote gevangenis is, waar men zoveel mensen kan uit wegplukken als men wil. Het is goed om weten dat het totaal aantal gevangenen in China (gewone gevangenen plus administratieve gevangenen -omvorming door arbeid, ook laogai genoemd) zowat twee miljoen bedraagt, evenveel als de VS met minder dan een kwart van de Chinese inwoners. De meeste van de Chinese gevangenen doen overigens al productieve arbeid, zodat de uitvoer ervan ook economisch weinig zinvol is. De Chinese regering heeft in 2010 de uitvoer van gevangenen formeel ontkend, en Chinese ambassadeurs in ontwikkelingslanden hebben dat sindsdien herhaald. Westerse media blijven dit echter in twijfel trekken. Ontkenningen door de regeringen van de ontwikkelingslanden zelf worden evenmin ernstig genomen. Nog sterker is dat een bekende dissident, zoals de in de VS levende Harry Wu, die zelf 19 jaar in de gevangenis zat als contrarevolutionair en nu vanuit de VS campagne voert tegen de laogai, verklaart dat het uitgesloten is dat China gevangenen uitvoert. In een interview met de BBC trekt ook Li Qiang, de leider van het in de VS gevestigde China Labor Watch de uitvoer van Chinese gevangenen ernstig in twijfel..
Besluit: de notie dat China gevangenen uitvoert is slechts nieuw in die zin dat ze nu wereldwijd door de grote media en het internet gepusht wordt. Ze doet dienst als een soort metafoor voor het negatieve waarmee men China wil associëren, in het bijzonder als neokoloniale macht. Dat de claims geen waarheidsgehalte hebben doet in de propaganda niet veel ter zake. Op spoken kan men immers wel jagen, maar men kan ze niet verjagen.
Chasing Ghosts: Rumors and Representations of the Export of Chinese Convict Labor to Developing Countries
Yan Hairong and Barry Sautman (in China Quarterly)