Song Zhe, de Chinese ambassadeur bij de EU, over het geweld in Xinjiang en de berichtgeving in Europa.
Wat er achter het wangedrag in China zit
Afgehakte lichaamsdelen, mensen met het hoofd ingeslagen of de keel overgesneden, verkoolde lichamen op straat. Dat was de aanblik die Urumqi op 5 juli bood. Totaal uitgebrande bussen en in puin gelegde handelszaken, maar dat was nog het minste. Laten we het daar verder niet over hebben.
Het afslachten van 192 mensen in Urumqi op 5 juli (zowel vrouwen als mannen, zowel Han-Chinezen als Oeigoeren en leden van de Huibevolkingsgroep) was een onmenselijke, georganiseerde terreurdaad, een wrede en bloederige misdaad. De bewijzen zijn er dat deze fanatieke aanslag op onschuldige burgers werd georkestreerd door een separatistische kliek van buiten China en georganiseerd door haar afdelingen binnen het land. Een groot aantal geweldplegers was naar de hoofdstad van Xinjiang gekomenvanuit het zuiden, van meer dan duizend kilometer ver, zo bleek na hun arrestatie. Vooraf hadden separatisten vanuit het buitenland via internet en telefoon oproepen gedaan om, ‘zonder vrees voor offers’, in actie te komen.
Bestaan er geen heel goede redenen om een complot dat getuigt van een dergelijke bloeddorst te veroordelen en te bestrijden? Zijn de inspanningen van de Chinese regering om de sociale vrede te herstellen niet terecht en verdienen deze inspanningen niet de steun van elke rechtschapen man of vrouw? De Chinese bevolking verwachtte daarom vanzelfsprekend dat Europa het complot zou veroordelen en de regering zou steunen. Vele andere landen deden dat. Wij rekenden erop dat ook van Europa die boodschap zou komen, wetende dat sinds de Verlichting op het continent de geest van het humanisme, zijn mededogen en zijn vredelievendheid, wordt gekoesterd. We konden niet begrijpen dat mensen onverschillig konden blijven toekijken bij het bloedvergieten en de wreedheden in Urumqi, terwijl er levens verloren gingen, en dat ze tegelijkertijd met kracht hun zorg bleven uiten over de rechten van de misdadigers die op heterdaad waren betrapt.
Deze grotendeels onverschillige reactie vanuit Europa komt volgens mij gedeeltelijk voort uit wat op de Chinezen overkomt als schandalig eenzijdige berichtgeving. In de dagen na het incident focusten de Europese media vooral op het gejammer van Oeigoerse vrouwen, op de gewapende politie in de straten en op de valse praatjes van Rebiya Kadeer, een Oeigoerse zakenvrouw die in 2000 door de Chinese autoriteiten tot gevangenisstraf was veroordeeld omdat ze de veiligheid van het land in gevaar had gebracht. De media lieten ook zien hoe goed ze zijn in de retoriek der afgezaagde beschuldigingen over de afwezigheid van mensenrechten in China. Ik wil nu geen woorden verspillen aan het weerleggen van dat belachelijke, stereotiepe beeld. Op dit moment is mijn enige vraag: hoe zit het met de rechten van diegenen die vermoord zijn of in het ziekenhuis beland, van diegenen die geliefden hebben verloren of van wie de bezittingen zijn geroofd?
Mij heeft een gevoel van frustratie aangezet om dit te schrijven. Mijn landgenoten hebben hun woede over de eenzijdige berichtgeving geuit op internet. Sommigen onder hen zeggen dat ze de westerse media nooit meer zullen vertrouwen. Gelijkaardige gevoelens brachten 350 personen ertoe om een protestbericht te plaatsen op het bulletin board van het Urumqi News Center, een ad hoc voorziening door de Chinese autoriteiten ter beschikking gesteld van buitenlandse correspondenten.
Op Chinese blogs, die jammer genoeg vanwege de taalbarrière in Europa meestal ongelezen blijven, las ik vele ontroerende verhalen over Han-Chinezen en Oeigoeren die elkaar hebben geholpen om aan de schurken te ontkomen. Een voorbeeld: twee Oeigoeren schermden met hun lichaam een politieman af die bewusteloos was geslagen. Ze weerden niet alleen flessen en stenen af, maar beletten ook het stelen van zijn horloge door een plunderaar. Op internet las ik over onderzoeken die uitwezen dat 98 % van de deelnemers achter strenge straffen voor de schuldigen stond en wilde dat het Oeigoerse Wereldcongres van Kadeer als een terroristische groep te boek zou staan. Hoe graag zou ik zien dat onze Europese vrienden een onbelemmerd inzicht konden krijgen in de publieke opinie, daar in China.
Maar goed, geen boosaardige plannen noch laster zullen de vooruitgang van Xinjiang tegenhouden. Met de gezamenlijke inspanningen van de 47 bevolkingsgroepen die Xinjiang rijk is en de steun van de hele Chinese natie, zal de regio aan een betere toekomst bouwen. Een economie met dubbele groeicijfers, talrijke grootscheepse bouwprojecten, veeltalige scholen en publicaties, 23.000 moskeeën voor de moslimreligie, een administratie waar meer dan de helft van de ambtenaren tot een etnische minderheid behoort: dat zijn enkele van de redenen waarom Xinjiang op volle kracht vooruit zal blijven gaan. Xinjiang wordt zo steeds welvarender en harmonieuzer en blijft een dynamisch lid van de Chinese familie.
Ik geloof dat, net zoals wij, de meeste Europeanen het beste willen voor Xinjiang. Ik hoop dat we de pijn en de tragedie van deze maand niet meer zullen moeten meemaken. Ik hoop ook dat de mensen van buiten China nooit meer op deze manier misleid worden.
De bovenstaande tekst werd op 23 juli in het Engels gepubliceerd in European Voice http://www.europeanvoice.com
Link
http://www.europeanvoice.com/article/imported/what-europe-should-understand-about-the-violence-in-urumqi/65578.aspx