Over China ruilt Piketty wetenschap in voor ideologie

Thomas Piketty is wereldwijd gerespecteerd om zijn wetenschappelijke benadering van de ongelijkheid in ‘Kapitaal in de 21e eeuw’. Voor een beschouwing over China knoeit hij echter met statistieken en kiest voor een verwerping op ideologische basis.

pikettyThomas Piketty heeft op zijn blog een artikel gepubliceerd onder de titel ‘De l’inégalité en Chine’. Het is onder meer overgenomen door Le Monde. Het stuk suggereert dat het politieke systeem van China op instorten staat, omdat het niet langer de steun van de bevolking zou hebben. Zijn analyse van de statistieken klopt echter niet. Hij vertekent de werkelijkheid in dienst van een kortzichtig wensdenken.

‘Plutocommunisme’

Piketty stelt dat China officieel een land is met een harmonische ontwikkeling en weinig ongelijkheid. Recent onderzoek door hem met enkele collega’s op basis van onuitgegeven bronnenmateriaal toont echter aan dat het niet zo is. De ongelijkheid was er lager dan in Europa in 1978, maar in 2015 was ze erg gestegen, tot boven het Europese en bijna tot het Amerikaanse niveau.
Hij schrijft dat dit geldt voor de inkomensongelijkheid én voor vermogensongelijkheid. Hij noemt dit ‘plutocommunisme’ (rijkencommunisme). Volgens hem staan rijken tegenover armen in een communistisch éénpartijstelsel.
Piketty erkent dat het nationaal inkomen van China in het totaal en per persoon in de onderzochte periode sterk gestegen is. In 1978 was het inkomen per hoofd in het land vijf maal lager dan het wereldgemiddelde, in 2015 haalde China voor het inkomen per hoofd, nationaal gezien bijna het wereldgemiddelde.
Toch, zo merkt Piketty op, verdient een Chinees gemiddeld nog altijd 3 à 4 keer minder dan een Europeaan of een Amerikaan. Ondertussen heeft het rijkste tien procent van de bevolking een inkomen vergelijkbaar met dat in de rijke landen. De armste helft van de Chinezen heeft een inkomensgroei gekend die maar de helft is van het nationale gemiddelde. De vijftig procent armsten kregen 15% van het nationaal inkomen in 2015, terwijl het rijkste tien procent 41% kregen.
Een nog iets grotere ongelijkheid is er op het vlak van het vermogen. Belangrijke factoren die de ongelijkheid versterkt hebben zijn volgens Piketty de privatisering van alle woningen en de weinig transparante gedeeltelijke privatisering van de bedrijven.

Rijke overheid

Een belangrijk verschil met westerse landen is het aandeel van de overheid in het nationale patrimonium. Dat was in China 70% in 1978 en stabiliseerde zich rond 2006 op ongeveer 30%. Het is na de crisis van 2008 weer licht gestegen. In de westerse landen bedroeg het gedurende de hoogdagen van de gemengde economie (1950-80) slechts ongeveer 20-30%. Vandaag heeft de overheid in alle grote westerse landen een negatief vermogen. De schulden zijn groter dan de activa.
Door het grote aandeel in het nationale patrimonium kan de Chinese overheid sterker regulerend optreden. Dat is, schrijft Piketty, een hoopvolle situatie. Op voorwaarde dat de overheid in staat blijkt om dat potentieel aan te wenden ten dienste van de meerderheid. Dat is volgens hem niet het geval. Hij schrijft immers als besluit: ‘ De Chinezen willen geen lessen meer ontvangen van het Westen. Maar het is niet zeker of ze nog lang de lessen van hun eigen hoogste leiders zullen verdragen.’
Op de wetenschappelijke degelijkheid van Piketty’s betoog is wel wat aan te merken.

Wetenschappelijk?

Piketty geeft zijn bron niet. Hij verwijst naar de website WID.world, die veel materiaal over ongelijkheid in de wereld brengt. Maar de studie die zijn collega’s en hij hebben gemaakt over China tussen 1978 en 2015 is daar niet als dusdanig te vinden. Het is onduidelijk welke nieuwe elementen die studie opgeleverd heeft.
Piketty beweert dat de officiële statistieken China voorstellen als een land met weinig ongelijkheid en dus vals zijn. Maar volgens de officiële Chinese Gini indexen is China vergelijkbaar ongelijk met de VS. De Chinese media waarschuwen sinds een vijftiental jaren voortdurend tegen de gevaren van de ongelijkheid. De regering heeft het regelmatig over middelen om de ongelijkheid te verminderen en dit is een prioriteit.
Wetenschappelijkheid vereist nuancering en acceptatie van de complexe realiteit. De ongelijkheid in China ontwikkelt zich niet lineair. Op WID.world waar Piketty naar verwijst staan grafieken die duidelijk aantonen dat er rond 2005 een knik is. De ongelijkheid vergroot dan niet meer, en toont zelfs een lichte daling. Dat spoort met de bezorgdheid die de Chinese regering al in 2003 heeft uitgesproken en met de maatregelen die ze sindsdien heeft genomen. Dat spoort ook met de grootscheepse anti-corruptiecampagne die in 2012 gestart is. Piketty moffelt deze knik in de evolutie weg door uitsluitend 1978 en 2015 tegenover elkaar te plaatsen.
Ten slotte: de ongelijkheid in China wordt nog steeds grotendeels bepaald door het inkomensverschil tussen platteland en stad, tussen boeren en stedelingen. De meeste bronnen vermelden ongeveer ongeveer 1 tegen 3,6. In westerse landen bestaat de ongelijkheid tussen werknemers enerzijds en werkgevers en bezitter van enorme vermogens anderzijds. In China speelt dat ook mee, maar niet uitsluitend of zelfs niet overwegend. Door zonder commentaar of context de ongelijkheid in China naast die in de westerse landen te leggen, vergelijkt Piketty appels met peren.
Bovendien wijzen experts erop dat de ongelijkheid boeren/stedelingen in de Chinese statistieken overdreven wordt doordat men geen rekening houdt met de gebruiksrechten van de boeren op de grond die in collectieve eigendom is. Die rechten hebben wel degelijk een waarde. De boeren zijn daardoor rijker dan uit de statistieken blijkt en de ongelijkheid is kleiner.

Ideologische vooroordelen

Waarom is de serieuze en gerespecteerde statisticus uitgerekend hier zo slordig?
Het begin van zijn artikel is leerzaam:  ‘De Chinezen denken dat ze …. niets meer te leren hebben van ons. De CPC beweert … een model te ontwerpen dat kan leiden tot een stabiele, harmonieuze en goed overdachte ontwikkeling. Dat zijn wensdromen. De limieten van het Chinese model zijn gekend. Om te beginnen  het absoluut gebrek aan transparantie en de brutale repressie tegen iedereen die dat aanklaagt.’  En in de laatste zin (citaat hoger) voorspelt hij de ondergang van het regime bij gebrek aan steun door het volk.
Dit is niet de taal van een koele wetenschapper maar van een  ideoloog. Piketty schaart zich in de Franse presidentsverkiezingen achter de sociaaldemocratische kandidaat. Hij deelt blijkbaar de sociaaldemocratische vooroordelen tegen het’ socialisme met Chinese kenmerken’. Die vooroordelen verhinderen hem een een nuchtere, waarheidsgetrouwe analyse te maken.
Bron: http://piketty.blog.lemonde.fr/2017/02/14/de-linegalite-en-chine/

1 comment for “Over China ruilt Piketty wetenschap in voor ideologie

  1. Een goed artikel. Het stelt de huidige westerse wetenschappelijke moraal aan de kaart. Het gaat economisch niet goed met het Westen en er komen leugens om andere gebieden tegen te houden. Rusland heeft weinig schulden en politici en kranten in Europa liegen om een anti-stemming te creeren. China en Rusland groeien naar elkaar en dat komt het Westen ook niet goed uit. Dat iemand als Piketty sjoemelt is vervelend. Hij schrijft zijn boek over de ongelijkheid in het Westen, die al eeuwen voortduurt. Hij krijgt de bijnaam: de nieuwe Marx. Hij wordt over de hele wereld uitgenodigd en pareert aanvallen van westerse politici. In Nederland zet hij de VVD te kijk door aan te tonen dat het niet goed gaat met het land. Hij zegt in een interview dat hij het kapitalisme het beste vindt. Dat is een veeg teken.
    Uit zijn inleiding spreekt de hoop dat het niet goed zal gaan met China. Dat kan hij vergeten en vermoedelijk weet hij dat. Wanneer iemand over de wereld reist komt hij China heel vaak tegen.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *