“Rural Migrants in Urban China” is een nieuw Routledge-boek dat de situatie analyseert van de rurale migranten in stedelijk China en daarbij vooral het ruimtelijk aspect benadrukt. Hun woongelegenheid komt aan bod en het leven in de stadsdorpen (Chinees: chengzhongcun) in zijn diverse facetten tot en met de her ontwikkeling.
Het nieuw Routledgeboek is geschreven door een aantal academici onder leiding van Fulong Wu en omvat een viertal delen en een zestiental hoofdstukken. Migrantenspecialist Cindy Fan analyseert in het hoofdstuk na de inleiding de tweede generatie migranten: ze zijn beter opgeleid, weten minder van boeren af en komen vroeger naar de steden dan de eerste generatie. Ze werken meer in de nijverheid en zijn minder afhankelijk van werk als zelfstandige op markten en andere tweede rang baantjes. Door de formele tewerkstelling hebben ze ook meer toegang tot de slaapzalen die door de werkgever voorzien worden. Ze worden echter niet beter door de stad opgevangen dan de eerste generatie. Ze worden gewoon behandeld als “gast”-arbeiders, maar ze kunnen het zich evenmin veroorloven een huis in de stad aan te schaffen. Een tweede thema illustreert aan de hand van een familie te Tianjin die afkomstig was uit Lanzhou, hoe de migranten rusteloos verhuizen van de ene naar de andere plaats, daarbij vele risico’s tegenkomen en voor steun aangewezen zijn op informele hulp van collega’s of ex-streekgenoten. Gepleit wordt voor meer hulp vanuit de instellingen. Weiping Wu gaat in een volgend hoofdstuk hierop door: de migranten vinden enkel een goedkope huurwoning in de stadsdorpen aan de rand van de stad, ze verhuizen naar een ander stadsdorp, maar geraken niet uit de kringloop van informele huisvesting. Zij blijven buitenstaanders in de stad.
Het sociaal leven van de migranten in de stad is het thema van het tweede deel en dit begint met de rol van informele netwerken bij het vinden van werk. Meer geschoolde migranten vinden vaker werk via officiële kanalen, de anderen meer door informele netwerken. Deze banen zijn echter minder betaald dan diegene uit het officiële circuit. Hoofdstuk 6 gaat na of de migranten geïsoleerd zijn in de stad en illustreert dit met het merkwaardig voorbeeld van driewielers die in Guangzhou in theorie verboden zijn. Dit is echter het middel bij uitstek waarmee de migranten de te leveren goederen transporteren. De migranten verrichten echter hun vervoerswerk met de driewielers ’s nachts, wanneer ze minder het normale verkeer hinderen. Het antwoord is dus een eigenaardige integratie “met Chinese karakteristieken”. Hoofdstuk 7 onderzoekt de sociale netwerken van de rurale migranten: zij die overwegend een beroep doen op kennissen die afkomstig zijn uit dezelfde streek maken 40 % uit van de populatie, de overige zijn min of meer geïntegreerd in diverse netwerken in Guangzhou en zijn niet enkel afhankelijk van voormalige streekgenoten. Hoofdstuk 8 onderzoekt 60 stadsdorpen in Beijing, Shanghai en Guangzhou op hun sociale integratie. De onderzoekers vonden dat de migranten beginnen geïntegreerd te zijn in de stad en dat de hukou een minder grote rol begint te spelen. Toch blijft de opdeling in de stadsdorpen erg dualistisch: enerzijds de huiseigenaren die de huur incasseren en daartegenover de migranten-huurders die vaak niet eens een huurcontract bezitten. Oudere migranten zijn meer geïntegreerd dan de tweede generatie en ruimtelijke factoren zijn minder belangrijk dan sociaal economische variabelen als het beroep.
Deel drie gaat over de habitat van de migranten en hoofdstuk 9 doet het verhaal van Foxconn city, waar de auteur een onderzoek verrichtte op de Longhua campus die 300.000 personen telt. 85 % van de arbeiders zijn “pugong”(= bandwerkers) van gemiddeld 21 jaar, ze hebben 11 jaar scholing achter de rug en verdienen 2000 yuan. De 15 % niet-pugong werkers (van technici tot managers) zijn gemiddeld 27,8 jaar, ze hebben 13 jaar school gelopen en verdienen 4862 yuan gemiddeld. De helft van het maandloon gaat op aan levensonderhoud en de pugong zenden 27 % terug naar huis, de niet-pugong 13 %. De bandwerkers blijven gemiddeld 25 maanden, de anderen 64 maanden. Personen die elkaar kennen uit klas worden verdeeld over verschillende shiften zodat het moeilijk wordt contact te houden met vrienden, zo er al tijd voor is. Hoofdstuk 10 verrichtte een onderzoek naar de levensomstandigheden in Shanghai waarbinnen de eerste ring nauwelijks nog stadsdorpen te vinden zijn: deze liggen geconcentreerd in zuidwestelijke voorstads gebieden. Migranten maken er 83 % uit van de bevolking en de meesten hebben een informeel baantje. 22 % van de gezinshoofden zijn zelfstandig. Hun woonst is bekrompen met weinig comfort. De gemiddelde afstand van hun werk bedraagt 5,7 km. Hoofdstuk 11 beschrijft de recente kledingmarkt in stadsdorpen te Guangzhou en dit aan de hand van 3 stadsclusters. Meer bepaald wordt nagegaan of de spontaan gegroeide kledingmarkten kunnen geüpgraded worden tot meer gespecialiseerde zakencentra of groothandelsmarkten.
Hoofdstuk 12 heeft het over de ruimtelijke ontwikkeling van de stadsdorpen in Shenzhen. Dat deze stad wellicht de snelst groeiende stad wereldwijd betreft, is bekend: van 1979 tot 2009 groeide Shenzhen van een half miljoen tot 14 miljoen inwoners en van 20 km2 tot 813 km2. Minder bekend is dat de vlottende bevolking er jaarlijks met 33 % steeg, zowat vijfmaal hoger dan de aangroei van de hukou-houders. De snelst groeiende stadsdorpen bevinden zich in de nabijheid van nijverheid en informele sociale diensten met goede toegankelijkheid van het transport. Ze groeiden meer spontaan en volgden meer de markt dan de geplande andere stadsdelen. Het vierde en laatste deel heeft het over de herontwikkeling van de stadsdorpen. Hoofdstuk 13 behandelt de sanjiu-politiek van Guangzhou. 20% van de dorpen kiezen voor algehele herontwikkeling of tabula rasa, 80 % kiest voor renovatie. Drijfveer van deze ontwikkeling is de voormalige rurale coöperatie van het stadsdorp. Wanneer deze coöperatie 80 % van de (hukou)bevolking van het dorp kan overtuigen, mag de promotor aan de slag volgens de normen die opgelegd worden door de stad. Migranten hebben echter geen stem in het kapittel.
Het 14 en voorlaatste hoofdstuk behandelt de symbiose tussen stadsdorp en de stad. Ook hier wordt Guangzhou onderzocht met zijn 138 stadsdorpen. Hoewel die dorpen maar 20 % van de oppervlakte beslaan, huizen ze 70 % van de migranten die 40% van de stadsbevolking uitmaken. Als de stad grond wil in beslag nemen van een stadsdorp, moet ze 10 % van deze grond teruggeven aan de dorpsgemeenschap die deze echter niet mag doorverkopen. Nijverheden verhuisden naar de stadsrand en migranten vestigden zich daar eveneens. Al in 2000 stak de tertiaire sector in Guangzhou de secondaire sector voorbij. Twee casestudies worden behandeld die zich beiden in het district Tianhe bevinden. Het dorp Shipai werd het grootste computerverdeelcentrum in Zuid China. In 2008 waren 45 % van de huurders er werkzaam in de ITC-sector, 35 % werkten in restaurants en winkels in de omgeving, 15 % staan in dienst van het dorp. In het dorp Tangxia bleken de meerderheid van de migranten te werk gesteld in arbeidsintensieve nijverheden terwijl de afgestudeerden werkzaam waren in het nabije Tianhe Science Park. Onderbelicht is dat sommige dorpscollectieven ook instaan voor onderwijs van de migrantenkinderen, privébewaking en soms van de stedelijke infrastructuur als riolering op hun grondgebied.
Het vijftiende hoofdstuk belicht de planning voor deze chengzhongcun zowel te Guangzhou als te Shenzhen. Shenzhen telt 241 stadsdorpen waarvan 91 in de speciale economische zone, maar in tegenstelling tot Guangzhou kent Shenzhen wel grondgebrek. Ook anders dan Guangzhous sanjiu-politiek die eigenlijk een geval per geval politiek is, heeft Shenzhen sinds 2005 wel een Master Plan voor de Ontwikkeling van de stadsdorpen. Hoewel de eerste fase van deze herontwikkeling die liep tot 2010 al voorbij is, heeft het boek nog niet de lessen uit deze fase getrokken. Helaas een lacune aan dit anders aan inhoud zeer leerrijke boek.
Rural Migrants in Urban China, Enclaves and transient urbanism, Ed Fulong Wu, Fangzhu Zhang & Chris Webster, Routledge, 2014