Opiniestuk. Interview met PASCAL COPPENS
door JOHN VANDAELE MO* 7 juni 2019
Langzaam lijkt de wereld naar een nieuwe Koude Oorlog te glijden. De aanvankelijke kritiek op het Chinese economische model leidt daarbij nu tot een politieke spanning die druk zet op de globalisering, op de samenhang in de wereldeconomie en op de internationale instellingen. De wereld dreigt in twee kampen uiteen te vallen. Het argument dat de Amerikaanse president Donald Trump bovenhaalt voor zijn handelsoorlog met China, is dat China het spel niet eerlijk speelt. Dat het Chinese model Chinese ondernemingen zodanig ondersteunt dat een eerlijk speelveld niet mogelijk is.
We beginnen dit interview bij Huawei en de vraag hoe het mogelijk is dat dit bedrijf er zo snel is in geslaagd zo’n leidende positie in te nemen in de telecommunicatiesector. Huawei is in de telecom vier keer zo groot als zijn Europese 5G-concurrenten Ericsson en Nokia.
Vooroordelen over China
De Belgische sinoloog en technologie-ondernemer Pascal Coppens, die twintig jaar in China werkte, toont in zijn boek ‘China’s new normal’ dat dit maar een deel van het verhaal is. Dat het Westen dikwijls allerlei simplistische en onjuiste vooroordelen over het land aanhoudt, die al lang niet meer opgaan. Hij maakt duidelijk dat China, wat er verder ook gebeurt in de handelsoorlog met Trump, nu al een mondiale technologische supermacht is.
Dat heeft met talloze zaken te maken: de eeuwenoude traditie van onderwijs, kennis en leren, de razende competitie in China, die bedrijven aanzet tot het uiterste en tot snelheid, het andere innovatiemodel, het voordeel van een overheid die een langetermijnvisie heeft en die bepaalde sectoren zonder schroom ondersteunt, …
Hoogmoed
Coppens beschrijft hoe hij als medewerker van Shanghai Bell, de joint venture tussen het Belgische Alcatel Bell en een Chinees bedrijf, in concurrentie moest gaan met Huawei. ‘Wij waren met drie: een verkoper, een technicus en ikzelf als big nose (zo worden westerlingen genoemd in China) om het kwaliteitsmerk extra geloofwaardigheid te geven. Na een topverkoopverhaal kwam Huawei altijd als volgende aan de beurt. In de gang wachtten minstens tien Huawei-medewerkers, die eruit zagen alsof ze in de frontlinie van een slagveld stonden. Ze boden een betere prijs, veel betere service en beloofden vermoedelijk ook nog mooie kickbacks. Het was alsof wij met een mes een vuurgevecht moesten winnen. Huawei was voor ons niets meer dan brute kracht. Wij van Shanghai Bell hadden meer expertise, betere kwaliteit en een hoogstaande zakenethiek.‘
‘We bekeken hen als amateurs en maakten ons sterk dat de klanten zouden terugkomen zodra ze door hadden dat hun systeem niet naar behoren werkte. Maar de klanten kwamen niet terug en Huawei werd beter, heel veel beter. Het grote verschil lag in hun wilskracht om te winnen.’
‘Het Alcatel-merk en onze hoogmoed verdwenen langzaam. Vandaag, twintig jaar later, herken ik dezelfde hoogmoed. Maar deze keer gaat het om software, niet meer om hardware. Gaan we nu echt dezelfde fout maken?’
Hoe is Huawei daarin geslaagd?
Pascal Coppens: ‘Als wij met Alcatel het contract binnenhaalden en we toezegden dat we na zes, ten laatste twaalf maanden zouden leveren, bood Huawei de klant aan dat zij meteen hun materiaal konden leveren. Gratis, voor die zes maanden. Vaak bleven klanten dat materiaal dan gebruiken en een volgende aanbesteding haalde Huawei dan binnen.’
‘Bij Shanghai Bell keken we wat op hen neer. Zij innoveren niet echt, vonden wij. Maar zij deden aan consumenteninnovatie. Ze perfectioneerden en pasten hun systeem met kleine stapjes aan, na de levering. Zij leverden aan heel lage prijzen, maar dat werd gecompenseerd door de hoge volumes. Ze leveren vaak een product af dat voor 95 procent voldoet aan de eisen van de klant. Klanten bellen hen dan elke dag op dat het beter moet, en zo wordt dat dan verbeterd. Zo wordt ook geïnnoveerd.’
Maar het is toch meer dan dat?
Pascal Coppens: ‘Ze hadden heel duidelijk de drang en ambitie om nummer één van China te worden. Daarmee begint het, want makkelijk is dat niet. Ze waren verplicht om te concurreren met ons, met ZTE, met Datang, een overheidsbedrijf. Als privaat Chinees bedrijf moesten ze eigenlijk nog meer vechten dan een staatsbedrijf. Tegenwoordig zetten ze immens veel mankracht in. Ze doen aan onderzoek en ontwikkeling met 80.000 mensen en laten die met elkaar wedijveren. Zo werden ze een van de wereldleiders in patenten.’
De Europese Patent Organisatie bevestigde ons dat Huawei ook een koploper is inzake Europese patenten op het gebied van artificiële intelligentie (AI). De Europeanen doen het op dat gebied lang niet slecht, maar zetten dat minder om in verkoopbare producten.
Pascal Coppens: ‘De Chinezen leggen zich meer toe op praktische AI. Cameravisie, taalverwerking, robots… Dingen waar je morgen mee naar de markt kan. Dat gebeurt in een ecosysteem waarin een groot bedrijf aan de meer fundamentele lange termijninnovatie werkt, terwijl vele kleintjes zich toeleggen op die meer incrementele innovatie, dicht bij de klant.’
Waarom werken die samen?
Pascal Coppens: ‘Ze hebben elkaar nodig. De Chinese markt is zo competitief dat ze wel moeten samenwerken om snel genoeg de markt te bezetten. Als Alibaba een voice assistant maakt, gaan honderd kleine producenten daarmee aan de slag. Die kleintjes kunnen op deelmarkten werken. Ze zien mogelijkheden die de groten niet altijd zien. Zij tasten de markten veel beter af.’
U schrijft ook ergens dat Alibaba een ecosysteem is en Amazon een imperium.
Pascal Coppens: ‘Amazon levert veel meer zelf. Alibaba zegt dat het de kleintjes wil empoweren en het is een feit dat het een miljoen winkels heeft geholpen om te digitaliseren. Vaak is het ook aandeelhouder in die kleintjes. De groten scheppen graag een ecosysteem waar je twintig, dertig oplossingen met dezelfde login van dat grote bedrijf kan gebruiken.’
Dat is dan wel een grote machtsconcentratie?
Pascal Coppens: ‘Zeker, maar de overheid speelt ook een rol. Ze is in staat om die reuzen tot sociaal geëngageerde projecten te bewegen. Zo plant Tencent (soms vergeleken met Facebook, red.) een boom telkens je een aantal stappen zet. Dat betekent dan wel dat je je gsm moet laten aanstaan, zodat zij je kunnen volgen. Zo hebben zij meer data, zetten ze de mensen aan om meer te bewegen en worden er meer bomen geplant. Win-win-win.’
‘In de stad Xiong’An, even buiten Beijing, is Baidu (het Chinese Google) onder impuls van de overheid dan weer aan het experimenteren met slimme mobiliteit en zelfrijdende elektrische wagens. Dat is goed voor het prestige van Baidu, er is minder vervuiling, en China wordt een koploper in deze markt van de toekomst.’
Betalen met je gezicht
U schrijft ook over ruilinnovatie, dat bedrijven veel met elkaar uitwisselen. Dat is ook wat de Belgische ingenieur Pierre Verlinden, die bij de grote Chinese PV-producent Trinasolar werkt, me vertelde over de sector van de zonnepanelen.
Pascal Coppens: ‘Er is voortdurende kruisbestuiving tussen bedrijven. Die onderzoekers kennen elkaar vaak heel goed. Ze hebben samen gestudeerd, soms jaren op eenzelfde kamer geslapen en ze helpen elkaar natuurlijk. Dat is de renqing, het elkaar wederzijds diensten bewijzen. Dat is zo ingebed en wijdverspreid in de Chinese cultuur dat het mee de innovatie vormgeeft. Veel van die onderzoekers gaan overigens van bedrijf naar bedrijf.’
Pierre Verlinden vertelde hoe zo’n proces ervoor gezorgd heeft dat de productie van zonnepanelen in China geoptimaliseerd, geautomatiseerd en gestandaardiseerd werd. Hij stelde dat we in Europa ook terug zonnepanelen kunnen produceren als we bereid zouden zijn om te leren van de Chinezen.
Pascal Coppens: ‘Dat is nog altijd niet evident. Ik voel die bereidheid bij sommige westerse ondernemers, maar de meesten denken: “Wat moet ik van de Chinezen leren, zeker op vlak van ontwikkeling en innovatie?” Terwijl de Chinezen een meesterschapsysteem hebben, vooral voor hardware, dat hen echt top maakt.’
‘Het is ook een voordeel dat al die hardware daar gemaakt wordt. Robots, wearables, sensoren, slimme ijskasten… Dat zijn de instrumenten waarmee in de toekomst data over menselijk gedrag kunnen vergaard worden. En in China gaat het om 1,4 miljard mensen, waarvan naar hartenlust data kan worden vergaard. Yitu heeft al een gegevensbank van een miljard gezichten. Op veel plaatsen kan je daarom al betalen met je gezicht. De camera vraagt of jij het bent, en jij bevestigt met een code.’
En omdat data de olie van de toekomst zijn, geeft dat China een structureel sterke positie om de leider te worden in die zogenaamde zwakke AI.
Pascal Coppens: ‘Inderdaad. Dat is niet de sciencefictionversie van AI, van intelligentie zoals die van mensen, maar de AI van vandaag. Waar grote hoeveelheden data van een specifiek domein gebruikt worden om een specifiek doel te bereiken. Als je veel data over de kredietgeschiedenis van mensen hebt, kan je een rendabeler financieel bedrijf runnen.’ ‘Om een AI-economie te worden, heb je vier zaken nodig: veel data, serverinfrastructuur, talent en microchips. China heeft die alle vier en kan in alle vier een wereldleider worden.’
Eén voorbeeld maar: meer dan een derde van alle STEM-studenten (STEM staat voor wetenschap, technologie, engineering en wiskunde, red.) in de wereld zijn Chinees. Elk jaar studeren 4,7 miljoen STEM-gediplomeerden af in China. In India zijn het er 2,4 miljoen, in de VS 600.000. Dat is volgens mij de duidelijkste aanwijzing dat China, en mogelijk India, de innovatieleiders van de toekomst worden.’
Als je het allemaal op een rijtje zet: is er een eerlijk speelveld tussen westerse en Chinese bedrijven?
Pascal Coppens: ‘Onze bedrijven hebben het moeilijk omdat ze een aantal van de voordelen waar Chinese bedrijven op kunnen terugvallen, niet hebben. Zo kunnen onze bedrijven niet terugvallen op een overheid met een visie op lange termijn, want bij ons zijn er elke vier of vijf jaar verkiezingen. Dat is de tijdshorizon van ons bestuur.
In China denkt men tot 2121 en wordt planmatig beslist om bepaalde cruciale sectoren te ontplooien. Dat is bijvoorbeeld het geval met het door de VS bekritiseerde project Made in China 2025, dat het land in tien sectoren tot wereldleider wil laten doorgroeien. En aan de bedrijven in die sectoren biedt de overheid echt wel steun.
De Chinese bedrijven beschikken doorgaans ook over een enorme drang om zich te bewijzen en de energie om het te doen.’
Hoe kan je als Belgisch of Europees bedrijf succes hebben in China?
Pascal Coppens: ‘Als je geen groot voordeel hebt dat de Chinese bedrijven niet hebben, zoals een product met unieke kenmerken, is het onmogelijk. De Chinese bedrijven zijn sneller, kunnen vlugger geld ophalen, beschikken over een breder netwerk en de overheid steunt hen vaak. Het is niet anders. Er zijn een aantal gebieden waar we mondiaal nog sterk staan: micro-electronica, nieuwe materialen, fijne chemie.’
Een kritiek is vaak dat westerse bedrijven gedwongen worden om hun technologie af te staan aan hun partner in een joint venture.
Pascal Coppens: ‘Dat beeld is verouderd. Op sectoren van nationaal strategisch belang na kan je tegenwoordig perfect zaken doen zonder Chinese partner.’
Maar wil je dat wel? Maak je kans zonder Chinese partner?
Pascal Coppens: ‘Goeie vraag. Zonder partner is het moeilijk. Maar je kan dus wel neen zeggen. Tegenwoordig hebben wel al meer bedrijven door dat ze beter een Chinese bedrijfsleider aannemen. Maar je moet dan wel de juiste vinden, want als je de verkeerde kiest, heb je er binnen de kortste keren een concurrent bij. Ik ontken die verhalen niet.’
Ongelijk speelveld?
Ondervinden Chinese bedrijven niet dezelfde problemen als ze het moeten maken in het diverse Europa met al zijn lidstaten?
Pascal Coppens: ‘Zeker, dat is ook moeilijk. Het voordeel is wel dat hun producten vaak goedkoper zijn. En het zijn meestal ook grotere bedrijven.’
Als ik u beluister, geeft u toe dat het voor westerse bedrijven niet makkelijk is, dat er niet echt een gelijk speelveld is. Heeft Trump dan gelijk?
Pascal Coppens: ‘De Amerikanen beseffen eindelijk dat China afstevent op het technologische leiderschap. Dat is een realistische inschatting. Als je niks doet, wordt China dé economisch-technologische grootmacht. Maar wat Trump nu doet – blokkeren, de banden doorsnijden – is dat de juiste oplossing? Dat kan je wat tijd geven, maar op termijn kan er dan een veel grotere tsunami op je af komen.
We moeten onze sterktes en waarden zoeken, en van daaruit onderhandelen. Als je alles blokkeert, valt er niks meer te onderhandelen. En wat als Trump nu een goeie handelsdeal uit de brand sleept? Daarmee heeft zijn land nog geen betere wegen, of beter onderwijs. Dat is kortetermijndenken. Bovendien, als je China in een verdedigende positie duwt, kunnen ze hard terugslaan.’
Hoe bedoel je?
Pascal Coppens: ‘Als je hen zegt: jullie mogen je niet verder ontwikkelen” en hen in de underdogpositie wil houden, dan zullen ze nog harder werken. Ik heb dat duizenden keren meegemaakt. Als Huawei zijn chips niet meer in de VS kan kopen, dan gaan ze die zelf maken, ook als het vijf jaar duurt. Wat heb je dan bereikt?
Als het hard gaat, dan zal Android (het besturingssysteem van Google voor mobiele telefonie) eruitvliegen. Dan krijg je een duaal systeem met 4,4 miljard mensen op het goedkopere Chinese besturingssysteem en 1 miljard op het westerse systeem.’
Wat stel jij dan voor?
Pascal Coppens: ‘We moeten iéts doen. De EU moet zich vooreerst eensgezind opstellen en met China onderhandelen vanuit de dingen die de Chinezen nodig hebben. Maar dat gebeurt nu niet. Ik hoor van Chinese vrienden dat ze ook in de EU nog moeilijk chips kunnen kopen omdat de Europese leveranciers beginnen te talmen.
Bovendien proberen China en de VS ons uit elkaar te spelen, terwijl we de huidige situatie juist moeten aangrijpen om onze samenhang te versterken. Als we dat doen, gaat daar heel wat kracht van uit en zo moeten we de dialoog met China aangaan. Vanuit onze sterktes.’
‘China’s new normal. Hoe China de standaard voor innovatie zet’ van Pascal Coppens is uitgegeven bij Pelckmans Pro in 2019 en telt 239 bladzijden.
Het bovenstaande interview verscheen op 7 juni in MO* zie:
https://www.mo.be/interview/de-eu-moet-eensgezind-de-dialoog-met-china-aangaan
We nemen het over met toestemming van Pasdcal Coppens en van de MO*-redactie
“Dat zijn de instrumenten waarmee in de toekomst data over menselijk gedrag kunnen vergaard worden.” Hoe iemand hierover enthousiast kan zijn is mij een compleet raadsel