Een bericht vanuit Shanghai.
De drie piekdagen van het 1 mei-verlof zitten erop, met 200.000 bezoekers per dag. Alle beschikbare toegangsbiljetten waren vooraf uitverkocht. Nergens werden ernstige problemen gemeld. Het ziet er naar uit dat de expo klaar is om over te schakelen naar de verwachte kruissnelheid van 400.000 bezoekers per dag.
Zaterdag 1 mei, 9u00 ’s morgens: tussen de dranghekkens op het gigantische plein voor ingang 9 staan de bezoekers met tienduizenden te wachten voor de veiligheidscontrole. De sfeer is goed, iedereen staat correct in de rij, vrijwilligers delen plannetjes van de expo uit die prompt dienen om op te zitten of een hoedje van te plooien, alhoewel de vooruitzienden hun eigen vouwstoeltje en zonnescherm meebrachten. Een eindeloze rij scanners en inspecteurs staat klaar voor de taak. Om 9u00 stipt beginnen de rijen te schuiven, en meteen vlot! We stonden al te wachten van 8u15, maar nu zijn we er op 10 minuten door.
Ingang 9 is speciaal, hij geeft toegang tot de nieuwe metrolijn 13 die midden tussen de paviljoenen op de expo zelf stopt en is daardoor de meest comfortabele toegang. Even is er benauwdheid wanneer de hele massa tegelijk uit het volgepropte metrostel gulpt en om het eerst de roltrappen op wil. Waarom wordt ons snel duidelijk: hier moet je een bezoek aan het Chinese paviljoen reserveren; het is in de kortste keren voor de hele dag volgeboekt! Maar later horen we dat het paviljoen op 1 mei veel minder bezoekers ontving dan zijn geplande capaciteit. Te voorzichtige organisatoren of gewoon chaos? Hopelijk komt onze kans later!
Eenmaal in het zeer ruime expopark lost de menigte zich vanzelf op. Je loopt niet echt op de koppen. Toiletten, waterfonteinen, cafés, restaurants, winkels, drinkwaterfonteinen, infostands en -panelen zijn er overal en wie de afstanden te groot vindt, kan gratis de bus nemen. De prijzen voor drank en voedsel vallen naar Europese normen nog mee. Het grootste zorgenkind tot nu toe is het gebrek aan lommerrijke plekken in de wachtrijen en op de verhoogde wandelpaden; allicht zullen de organisatoren naar de zomer toe grote aantallen paraplu’s moeten bijplaatsen.
Het meest gegeerde souvenir is het speciale expopaspoort, te koop aan 30 yuan. In elk paviljoen dat je bezoekt, kan je daarin een visastempel laten zetten, en zo je virtuele wereldreis illustreren. Bij sommige kleinere Afrikaanse landen zit er gewoon één persoon die met de hand een nota in het paspoort schrijft, terwijl je in Japan zelf je stempel mag zetten.
De paviljoenen zijn gemakshalve gegroepeerd per continent, met individuele paviljoenen voor de belangrijke landen en gemeenschappelijke voor de armere, betaald door China. Zo is er een heel groot paviljoen met enkele tientallen Afrikaanse landen. In dat paviljoen kan je gewoon binnen en buiten lopen. Dat kan je ook in het Nederlandse paviljoen, een straat gebouwd langs een achtbaan. Helaas hebben de meeste andere landen een gesloten paviljoen, waar slechts om de zoveel minuten een groep binnengelaten wordt. Aan de lengte van de wachtrijen kan je de populariteit afmeten: Japan, Zuid-Korea, Saoedi-Arabië, Nepal, Frankrijk, Engeland, de Verenigde Staten en Spanje vormen de top; op dat van de VS na zijn het ook allemaal sensationele paviljoenen. Wachttijden voor de toppers: 1 tot 3 uur, maar tegen de derde expodag loopt het al veel vlotter: wijzelf wagen ons aan Japan en geraken in 75 minuten binnen. België hangt qua wachtrijen in het achtervolgend peloton. Binnen blijft het vrij rustig; ook bij ons kan men nog heel wat meer bezoekers per uur aan.
Sommige paviljoenen waren zelfs de derde dag nog niet open, onder meer Zuid-Afrika, Egypte, Venezuela en Letland. In sommige Westerse media, zoals De Standaard, werd beweerd dat dit komt door de te strenge Chinese douane, maar het Belgische paviljoen was zoals de meeste andere, wel degelijk volledig klaar voor de opening.
Het Japanse paviljoen is verbluffend en gebouwd rond drie thema’s: milieubescherming en strijd tegen de klimaatopwarming, spitstechnologie in elektronica en telecommunicatie, en samenwerking tussen China en Japan. Die thema’s worden op een zeer bevattelijke en aanschouwelijke manier uitgewerkt. Wat kan je bijvoorbeeld allemaal aanvangen met de energie die gerecupereerd wordt van de bezoekers die over de vloer stappen? Hoe krijg je vies rioolwater weer drinkbaar? Hoe werkt een intelligent elektriciteitsnet? In een grote aula word een precisiecamera gedemonstreerd: in enkele seconden staat het gezicht van honderden toeschouwers, ook van achteraan in de zaal, uitvergroot en loepzuiver gedetailleerd op de LCD-wand. Diezelfde wand is te gebruiken als telefoon, televisie, video of computerscherm of gewoon als wandpapier naar keuze , alles bestuurd met eenvoudige handbewegingen. Mensen rijden rond in een gesofistikeerde versie van elektrische rolwagens, het vervoermiddel van de toekomst? Een robot komt het podium opgewandeld, groet het publiek en speelt een Chinees deuntje op een Westerse viool. Rond het thema van een met uitsterven bedreigde kraanvogelsoort krijgen we een ontroerend filmpje over de Chinees-Japanse samenwerking, en eindigen doen we met een mengvorm van Japanse no en Chinese opera, live uitgevoerd door een Chinees gezelschap. De boodschap is duidelijk: samen met jullie zijn we onklopbaar.
Het contrast met de buren, Vietnam, kan niet veel groter: Vietnam heeft een prachtige hall in bamboe gebouwd, met daarin langs de wanden een sobere collectie van hedendaagse klassieke kunst. Centraal zit een kitscherig boeddhabeeld in een vijver. Bizar! Terwijl Zuid-Korea een bezoekerskampioen is, blijft het in Noord-Korea heel rustig. Veel valt er niet te beleven, dit bescheiden paviljoen had evengoed 25 jaar geleden op een wereldtentoonstelling kunnen staan.
Het paviljoen van Iran heeft meer publiek; hier kan je enkele gesofistikeerde machines zien die in Iran gebouwd worden; het geheel laat toch eerder een oubollige indruk na, de tapijtenbazaar op de verdieping helpt niet echt om die weg te nemen.
Nog verwarrender is het contrast met de paviljoenen van de minder belangrijke en meestal arme landen in de gemeenschappelijke hallen van Azië en Afrika: een onthutsende illustratie hoe globalisering niet leidt tot gelijkheid maar tot een grotere kennis- en welvaartskloof; mooi voor wie houdt van de ‘echte’ authentieke culturen, dat wel.
Dichter bij ons nu, de Nederlanders. Was hun inspiratie uitgeput na het maken van het originele paviljoensdesign? De gebouwtjes langs de achtbaan zijn geen oerdegelijke Nederlandse huisjes uitgerust met de modernste technologieën, maar bij nader toezien goedkope Chinese barakken, waarvan er nog een deel leeg staan (materiaal niet aangekomen?). Er zijn enkele pareltjes bij zoals de gele kamer van Van Gogh, een kamer met designmeubelen van onder meer Rietveld, een groene kamer met modern design, Delfts porselein in originele vormen, enzovoort, maar het geheel is rommelig en goedkoop. Rond en onder ligt de weide met plastic gras, plastic grachten en polyester schapen vol met picknickende of slapende bezoekers; het scheppen van een sfeer van open gastvrijheid is ongetwijfeld gelukt.
Naast het Belgisch paviljoen staat het paviljoen van Monaco: de Chinese bezoeker krijgt hier waarschijnlijk de indruk dat Monaco één van de belangrijkste landen van Europa is; alleen daarvoor al is het de moeite van een bezoek waard.
Afgezien van de binnenkant van de verschillende paviljoenen is het wandelen door het expopark op zichzelf een onvergetelijke ervaring. Het is waarschijnlijk de grootste verzameling van originele gebouwen ooit: sommigen zochten het in onmogelijke vormen, andere in ongewone duurzame materialen, en wie het moest doen met een klassiek gebouw besteedde veel energie aan een originele decoratie van de buitenwanden. Om maar te zwijgen van de overweldigende tentstructuren en de ’s avonds feeëriek verlichte paddestoelen die de centrale voetgangersstraat overkappen.
Ondanks de aanvankelijke communautaire strubbelingen en de moeizame financiering mag het Belgisch paviljoen gezien worden. Het mag dan een rechthoekige doos zijn, de volledig glazen voorgevel laat de voorbijganger de reuzenneuron met synapsen zien; vooral ’s avonds sensationeel met de wisselende lichteffecten. Op het pleintje voor het paviljoen kan je bier drinken, friet, roomijs of wafels eten, en kijken naar optredens op een podium. Met een beetje goede wil past het wel in het thema ‘Better city, better life’, en dat geldt ook voor de tentoonstelling binnen. Daar zit een aantal blikvangers tussen. Op een dozijn schermen bekijk je driedimensionale filmpjes over de Belgische steden, met surrealistische elementen van Magritte als bindend element: wat hebben we toch een mooi land!
Een sectie toont onze bekendste striphelden, met als uitschieter van succes niet Kuifje maar een wand met smurfen waar elke Chinees wil bij gefotografeerd worden. In het ‘hoogtechnologische’ deel vallen de Chinezen voor de interactieve toepassingen: een elektronisch fotoboek over België dat reageert op de toeschouwer die erin ‘bladert’; virtuele beelden waarbij de bezoeker zich op de Markt in Brussel, in Waterloo of in Brugge bevindt.
Er is ook geïntegreerde kunst die de aandacht trekt: een installatie met wuivende bloemen op zonne-energie (Alexandre Dang) ; een kristallen Kuifjesraket (Eric Delvaux), een kopie van Manneken Pis met foto’s van artistiek bijgewerkte beelden van Manneken Pis (Patrick Gerola), 4 schilderijen waarop een Chinees penseel en Belgische pralines flirten rond het thema ‘Wat is Kunst?’(Lieve Dejonghe), en een ovoide structuur in hout die verwijst naar DNA spiralen (Odeaubois).
Daarmee is de bezoeker beland bij wat in de media hier het meest belicht is: Belgische chocolade en diamant; van allebei is er een demonstratiehoek met een goeddraaiende winkel erbij. De rest van het paviljoen is interessant, maar te hoog gegrepen voor het grote publiek: foto’s van belangrijke Belgen van vroeger en nu, Nobelprijswinnaars, spitstechnologie in chemie en biochemie, medische technologie, luchtfotografie, logistiek, architectuur, film, onderzoek op de Zuidpool, het Magrittemuseum, een maquette van de zonne-auto van Umicore en een weinig opvallende maquette van het zonnevliegtuig van Solvay. Voor de historische filmpjes over vroege betrekkingen tussen China en België blijven te weinig bezoekers staan. Een Belgische brasserie en VIP-restaurant zitten een beetje verstopt op de eerste verdieping. Cultuur in het algemeen, van Brel over Panamarenko tot de Gilles van Binche, komt aan bod op een dozijn flatscreens op de verdieping en tegen het plafond van koepels op het gelijkvloers; een originele, maar voor de kijker niet zo comfortabele manier van voorstellen.
Op de openingsdag kwam de voorzitter van de Europese commissie, Barroso, langs. Gelukkig maar, want geen enkele van de aangekondigde Belgische ministers onder leiding van Leterme kwam opdagen. Op 9 mei krijgen we de Europese dag, waarvoor ook ‘onze’ president Van Rompuy verstek laat gaan. Als diplomatieke signalen naar de Chinezen toe kan het tellen. Eind van de maand worden voor de Vlaamse dagen de excellenties Peeters en Schauvlieghe verwacht. De Belgische dagen in juni vallen samen met de verwachte verkiezingen. Geen Leterme of Van Quickenborne dus; gehoopt wordt dat prins Filip toch nog overkomt om de meubelen te redden.
Zie ook uitzending Dialogue over expo met Italiaans minister