“Staatsbezit in het hart van een gemengde economie: het geheim van het Chinese succes?”
Britse sociaaldemocraten (her)ontdekken dank zij China de charmes van de geleide economie.
Sommige Britse sociaaldemocraten ontdekken de charmes van het Chinese model. The Guardian, een gerespecteerde krant die zeer vriendelijk staat tegenover Labour en allerlei progressieve stromingen, bracht kort na elkaar twee artikelen over de Chinese economische groei als redelijk betrouwbare motor om de rest van de wereld uit het dal te halen en over hoe China zijn spectaculaire opkomst dankt aan het feit dat banken, financiën en grote bedrijven in handen van de staat zijn gebleven. Op 17 januari was dat een hoofdthema in het opiniestuk van Seumas Milne, een linkse sociaaldemocratische journalist, en op 20 januari herhaalde een redactioneel commentaar dezelfde stellingen. Een linkse stroming binnen Labour lijkt, bij het zien van het Chinese economische mirakel, heimwee te krijgen naar vroeger gehuldigde opvattingen dat de overheid de samenleving moet sturen in een op zijn minst gemengde economie. Zowel voor Milne als voor de redactie van The Guardian was de aanleiding het bezoek van minister van Financiën George Osborne aan Hong Kong waar hij de kansen van de Londense City ging verdedigen als toekomstig centrum voor de verhandeling van de Chinese munt en zijn tocht naar Beijing om er te ijveren voor Chinese investeringen in Groot Brittannië. Nog een interessant punt van overeenkomst tussen het opiniestuk en het redactioneel artikel: de schrijvers laten zich inspireren door John Ross, economist, Chinawatcher, gasthoogleraar aan de Jiaotong universiteit van Shanghai en voormalig topadviseur van Ken Livingstone, toen deze linkse sociaaldemocraat burgemeester van Londen was.
Rollen omgedraaid
Milne schrijft: “de rollen zijn duidelijk omgedraaid. Groot Brittannië glijdt af naar een recessie, de eurozone nadert voortdurend de rand van de afgrond en tegelijk snelt minister van Financiën George Osborne … naar Beijing om er te lobbyen voor dat wat de Britten (noch de particuliere, noch de openbare sector) zelf niet meer willen doen: investeren in het door een crisis geplaagde Groot Brittannië. Eerder al heeft de EU tevergeefs geprobeerd om China zover te krijgen dat het met zijn kolossale reserves het noodfonds van de eurozone zou ondersteunen. Vergelijk de economische prestaties van Europa, de VS en China en je begrijpt meteen waarom westerse politici nu behoefte hebben aan Chinese steun.” Het redactioneel commentaar stelt dat “elke inschatting van de vooruitzichten die China heeft, moet beginnen met de erkenning dat het Rijk van het Midden het meest verbluffende succesverhaal in de wereld van nu is en dat het drie decennia van meer dan 9% groei heeft gerealiseerd tegen het algemene scepticisme van buitenlandse waarnemers in.” Dit is een echo van Milne’s “China is nu de op één na grootste economie van de wereld en de snelst groeiende markt. Honderden miljoenen Chinezen zijn uit de armoede gehaald omdat in twintig jaar tijd het Chinese aandeel in de internationale industrie van 2 naar 20% is gestegen.” De linkse publicist voegt eraan toe: “Dat er een kloof gaapt tussen de resultaten van China en die van de al lang gevestigde economische wereldmachten dringt echter het duidelijkste door als we kijken naar hoe Europa, de VS en Japan in elkaar zakken. De afgelopen vier jaar is het nationale inkomen van de VS met 0,6% toegenomen, dat van de EU is gekrompen met 0,3% en Japan ging 5,2% achteruit. Terzelfdertijd is, ondanks de achteruitgang van de export naar die landen, China met 42% gegroeid.”
Volgens Milne “wil de door bezuinigingen geteisterde westerse wereld echter niet zien hoe die ongelooflijke kloof is ontstaan.” Hij geeft als voorbeeld van die koppige weigering dat bondskanselier Merkel met de aankondiging van nog meer bezuinigingen reageert op een situatie waarin het ratingagentschap S&P waarschuwt dat het alleen maar contraproductief is om uitsluitend te rekenen op fiscale besparingen.
Oplosbare problemen
Noch de redactie van de Guardian, noch Milne zijn blind voor de onzekerheid waarin ook China verkeert of het een harde landing kan vermijden. De hoofdredactie citeert premier Wen Jiaobao: “onze economie is ook onstabiel, ongecoördineerd en uiteindelijk niet duurzaam”. Milne geeft toe dat hoewel de analisten er talloze keren naast hebben gezeten met hun onheilsvoorspellingen, het altijd mogelijk blijft dat ze een keer gelijk krijgen. Inflatie, de oververhitting van de huizenmarkt, een erfenis van slechte bankleningen en het effect op China van de stagnatie of de crisis in Europa en de VS, ga er maar aan staan. Enig optimisme is wel gewettigd. De aanpak waarmee Beijing deze kwalen bestrijdt lijkt te werken. De inflatie en het risico op een luchtbel in de vastgoed nemen af. De sector drijft overigens op spaargeld in China en niet, zoals in de VS, op leningen. Na de schuldencrisis van 1997 in Azië heeft China bewezen dat het slechte leningen kan absorberen. Wat de relatie tussen de malaise in het Westen en de economie van China betreft wijst een Britse econoom, John Ross, erop dat de Volksrepubliek voor meer dan de helft handel drijft met de Derde Wereld en met opkomende landen. China behoort zelf tot die groep en er is een wisselwerking: China trekt de zich ontwikkelende landen mee en profiteert van de groei daar die groot en veelbelovend is. Dat zal Beijing de kans geven om het instorten van de vraag uit het Westen op te vangen. Seumas Milne vindt die argumentatie overtuigend en ook de schrijvers van het redactioneel stuk beamen dat als volgt: “van 2008 tot en met 2010 hebben de economieën van de ontwikkelingslanden gezorgd voor 78,6% van de groei in de wereld. De handelsbetrekkingen tussen China en India, Brazilië en Afrika zullen waarschijnlijk meer toenemen dan die met Groot Brittannië en Europa. Ontwikkelingslanden kunnen de Chinese industrie alle grondstoffen en investeringskansen verschaffen die het nodig heeft.”
De les van het staatsbezit
Milne benadrukt het volgende: “Het allerbelangrijkste is echter dat China, in tegenstelling tot de Groot Brittannië, de VS en de landen in de eurozone, een zeer klein begrotingstekort heeft van rond de 2%. Daar moeten we de voornaamste reden zoeken waarom China de wereldcrisis van 2007-8 op een dergelijke indrukwekkende manier heeft doorstaan. China kon het grootste stimuleringsprogramma ter wereld opzetten met serieuze investeringen in de infrastructuur en hoefde dat niet te doen door een overbestedingsbeleid te voeren en geld te drukken. Leningen en investeringen gingen omhoog omdat de regering de banken en de grote staatsbedrijven bezit en controleert. Zo komt het dat het land jaarlijks 10% is blijven groeien sinds de crash, terwijl het Westen en Japan zijn gaan krimpen of stagneren.
China is op dit moment weliswaar ver verwijderd van de gesocialiseerde economie uit de maoïstische periode en het heeft nu een enorme particuliere sector en krijgt op grote schaal buitenlandse investeringen binnen, maar de kern van zijn hybride model blijft het staatsbezit van een aantal banken en bedrijven.
De regeringen in Europa en in de VS slagen er niet in om met hun indirecte mechanismen de inzakking van particuliere investeringen, die de basis is van de crisis, tegen te houden omdat zij afhankelijk zijn van banken en bedrijven. China bezit de macht om direct investeringen, het aantal banen en de inkomens omhoog te laten gaan.
De kern van het staatsbezit is daarnaast de voornaamste oorzaak van de buitengewone groei die China de afgelopen dertig jaar heeft gekend.” Milne noemt uiteraard de migratie, corruptie, lage lonen, de verloedering van het milieu en van gezondheids- en onderwijsvoorzieningen, de ongelijkheid, en de beperkingen op burgerrechten die de uitwassen zijn van dertig jaar onstuimige groei en hij juicht de sociale bewegingen in opkomst toe. Hij verzekert de lezer dat hij geen pleidooi afsteekt om het zich nog volop ontwikkelende economische model van China over te planten op Groot Brittannië of Europa, “maar”,zegt hij, “dat alles – die uitwassen dus – beneemt soms het zicht op de lessen die we kunnen trekken uit die economische ervaringen van China.
Een van die lessen is dat een ‘gemengde economie’, ooit geprezen door alle ernstige politici van Groot Brittannië en Europa, en controle op het kapitaal, nog een instrument dat al een tijd geleden is weggegooid, wel degelijk resultaten kunnen opleveren. Resultaten waartoe een geprivatiseerde, gedereguleerde economie niet in staat is.”
De Guardian zelf ziet het zo: “Beijing levert een krachtig voorbeeld van hoe groei kan komen van investeringen in nieuwe installaties en dat is een alternatief voor het laten toenemen van de productiviteit waar het kapitalisme op vertrouwt. Beijing toont aan dat de groei kan worden bereikt dank zij een financiële en bankensector die in handen van de staat is.” Er zijn dus linkse sociaaldemocraten in Groot Brittannië die het Chinese succes zien als een impliciete uitdaging voor de westerse manier van zakendoen. Volgens hen is het besef nodig dat de crisis is veroorzaakt door het falen van de particuliere sector en van de markt.
Zij willen dat de kansen die China biedt, ook nog steeds aan het Westen, worden aangegrepen en tegelijk daarmee stellen ze de economische consensus van de afgelopen jaren, de consensus van privatiseren en dereguleren, ter discussie.
Bronnen:
Seumas Milne
http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2012/jan/17/china-success-challenges-america-britain?newsfeed=true
Hoofdredactioneel commentaar
http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2012/jan/20/chinese-economy-headaches-to-die-for
blog van John Ross
http://ablog.typepad.com/keytrendsinglobalisation/2012/01/china-and-developing-economies.html