Schoot het stadsbestuur van Tianjin tekort bij de communicatie? Heeft China het internet aan banden gelegd? En … is deze ramp dé kans voor de Chinese pers om met onderzoeksjournalistiek uit te pakken?
Het stadsbestuur van Tianjin schiet tekort in de communicatie. Formeel zijn er persconferenties, maar het publiek komt weinig relevante informatie te weten. Op veel vragen, zelfs eenvoudige, komen antwoorden als “we weten het niet” , “we hebben nog geen informatie”, “we zoeken het nog uit”. De woordvoerders zijn van te laag niveau in de stedelijke hiërarchie; viceburgemeester He Shushan die verantwoordelijk is voor industriële veiligheid, verscheen pas maandag voor het eerst op een persconferentie, naar eigen zeggen omdat hij voordien te druk bezig was met het organiseren van de reddingswerken. Nog erger is het verwijt dat bezwarende informatie achter gehouden wordt en de journalisten die zelf moeten gaan uitspitten.
De verwijten staan niet alleen op het internet. Bij hun bezoek aan Tianjin gaven zowel president Xi als premier Li bedekte kritiek op het stadsbestuur door te stellen dat het publiek recht heeft op snelle, correcte en volledige informatie. Ook de minister van Openbare Veiligheid heeft de overheid van Tianjin opgeroepen om meer informatie vrij te geven en het publiek gerust te stellen. De commerciële krant Caixin én de partijkrant Renmin Ribao (Volkskrant) gaven ongezouten kritiek. Het persagentschap Xinhua schrijft dat vele vragen onbeantwoord blijven. Het meest begrip toont de overheidskrant Global Times. Hij schrijft dat het stadsbestuur de handen vol heeft met de bestrijding van de ramp. Maar het lokaal bestuur faalde in de communicatie, vooral in het begin. In de 12 uren na de ramp werd nauwelijks informatie verschaft. De twee, drie volgende dagen waren er wel persconferenties, maar er werd onvoldoende informatie vrijgegeven. Pas zondag kwam er voor het eerst een bestuurder van de stad naar de persconferentie. Tot dan werd alles overgelaten aan het departement communicatie. Global Times trekt er conclusies uit. Wat in Tianjin gebeurt is een algemeen verschijnsel. Ambtenaren springen in de bres wanneer er een ramp is en komen graag in de media als redders. Maar de pers correct te woord staan kunnen ze niet. Ze zijn bang het verkeerde te zeggen en zo nog meer problemen te veroorzaken. In het tijdperk van het internet werkt dat niet meer. Het is tijd dat overheden zich hiervan bewust worden en zich organiseren om tijdig de vragen die bij het publiek leven te beantwoorden. Anders krijg je wilde geruchten en verliest het publiek zijn vertrouwen. Die evolutie zien we al bij de ambtenaren van de centrale ministeries maar ze is nog niet doorgedrongen tot de lokale overheden.
Censuur?
Klopt het dat de centrale overheid opener is dan de lokale? Het internet is een voorbeeld. Onmiddellijk na de ramp kreeg China het verwijt het internet te censureren. Inderdaad, sensationele berichten zoals “Er zijn meer dan 1.000 doden” of “Iedereen binnen een straal van één kilometer is dood” werden gewist. Er was ook de reporter van CNN die bij een hospitaal in Tianjin door de politie lastig gevallen werd en verwond. Algemene verontwaardiging op het internet. Enkele uren later volgde de rechtzetting: de reporter was gewond in een incident met opgewonden familieleden van slachtoffers en werd door de politie ontzet. Een week na de feiten heeft de kritische internationale pers nog geen relevante informatie betreffende de ramp gevonden die op het Chinese internet gecensureerd is. Toen het dinsdag ging regenen kwamen er berichten over huidirritaties door giftig schuim op het internet. Die werden door de rampenbestrijders onderzocht en bleken ongefundeerd. Zelfs de kleine betogingen van buurtbewoners, die niet tevreden zijn met de beperkte compensatie die het stadsbestuur hen tot nu toe heeft aangeboden, kwamen aan bod in de Chinese pers.
Bij zijn bezoek aan Tianjin heeft president Xi meteen aangekondigd dat er vanuit de centrale regering een groep aangesteld wordt onder leiding van een nationale minister die het onderzoek moet sturen. Die moet de zaak grondig uitspitten en advies geven om de verantwoordelijken streng te straffen. De partijkrant Renmin Ribao stelt dat de bevolking niet bang moet zijn dat de verantwoordelijken beschermd worden. Als topleiders zoals Zhou Yongkang kunnen veroordeeld worden, wie zou zich dan wagen aan het beschermen van schuldige bureaucraten in Tianjin?
Journalisten op onderzoek
Opvallend is de actieve rol van de pers. De Chinese pers wacht bij rampen tot het persbureau Xinhua een officiële persmededeling overneemt. Deze keer is de pers echter voluit in het gat van de informatie gesprongen dat het stadsbestuur open liet. Reporters gingen zelf ter plaatse op onderzoek, en werden daarbij slechts zeer sporadisch gehinderd door het lokale veiligheidspersoneel. Er is weinig twijfel dat dit gebeurd is met de zegen van de centrale regering.
Er zijn hier twee overtuigende voorbeelden. Meer dan honderd dodelijke slachtoffers zijn brandweermensen. Het zijn bijna allemaal leden van het speciale brandweerkorps van de haven van Tianjin. Op de persconferentie, waar alleen de brandweercommandant van de stad aanwezig was, kon hij geen informatie geven over hun lot, want “ze werkten niet onder zijn verantwoordelijkheid”. Het waren de Chinese overheidsmedia die aan het licht bracht dat het brandweerkorps van de haven feitelijk uit contractuele arbeiders bestaat, overwegend jonge migranten, van wie men kan veronderstellen dat ze niet dezelfde opleiding kregen als de professionele brandweerlieden van de stad. Het vermoeden bestaat dat deze onervaren brandweerlieden, die als eerste ter plaatse waren om de aanvankelijke brand te blussen, door een verkeerde aanpak de ontploffing kunnen uitgelokt hebben.
Een ander voorbeeld is nog veelzeggender. Al kort na de ramp kwam het onafhankelijke blad Caixin op de proppen met een verhaal over de eigenaars van de firma die de opslagplaats uitbaatte. De twee hoofdaandeelhouders, allebei opgepakt door de politie, verklaarden dat ze alleen maar stromannen waren. Eén van de twee echte eigenaars zou de zoon zijn van een onlangs overleden politiechef van de haven van Tianjin. Ze zouden bewust de band met deze invloedrijke figuur hebben weggemoffeld. Caixin ging de documenten van de handelsrechtbank raadplegen maar ontdekte dat er bepaalde stukken die de echte eigenaars konden aanwijzen, ontbraken. Officieel bleef het stil rond dit verhaal, maar mensen van Xinhua, het persagentschap van de staat, gingen zelf op onderzoek. Ze slaagden erin tien opgepakte kaderleden van de firma te interviewen. Onder hen Dong Shexuan, ondervoorzitter van de raad van bestuur en zoon van de overleden politiecommissaris en Yu Xuewei, de voorzitter. Zij gaven toe dat Yu 55% en Dong 45% van de aandelen bezaten en dat de officiële eigenaars als stromannen optraden. Yu was voordien kader in een chemisch staatsbedrijf en wilde een eigen firma oprichten. Hij vond Dong een geschikte partner omwille van de relaties van zijn vader in de haven, terwijl hijzelf relaties in de chemische sector had. Om de schijn van belangenvermenging te vermijden besloten ze beiden formeel op de achtergrond te blijven. Dong geeft toe dat ze dank zij de contacten van zijn vader gemakkelijker aan de nodige veiligheidscertificaten konden komen, onder meer van de brandweer. Zhu Liming, de onderdirecteur planning van de wijk, gaf volgens eigen zeggen de vergunning voor het pakhuis op basis van gunstige certificaten van de brandweer en de veiligheidsdiensten. Bij de documenten zat ook een enquête onder 128 buurtbewoners waarvan de overgrote meerderheid geen bezwaar had tegen het pakhuis; maar nu blijkt dat niemand van de buurtbewoners wist van de gevaarlijke stoffen. Ook toen vorig jaar de voorlopige vergunning moest verlengd worden, kon de firma een positief veiligheidscertificaat voorleggen. Volgens Dong was het certificaat aanvankelijk negatief, maar liet hij een nieuw maken bij een concurrerende controlefirma.
Deze twee voorbeelden illustreren hoe de rol van de Chinese pers, zowel de officiële als de commerciële, aan het veranderen is in de richting van een echte waakhond van de maatschappij.
Misschien geven we de Chinese journalisten nog te weinig eer. Onderzoeksjournalistiek in China bestaat wel degelijk en het ontstaan dateert al van voor deze ramp in Tianjin. Het is een verschijnsel dat de betrokkenen voorzichtig en langzaam tot ontwikkeling laten komen. De journalisten van de Engelstalige uitgave van de Global Times leveren bijvoorbeeld verstandig en volhoudend werk op dit terrein, maar er zijn ook vele anderen. Zij begrijpen dat kritiek opbouwend en niet wezenlijk bedreigend voor het systeem moet zijn, wil hij beluisterd worden. Ik ben het er echter mee eens dat de journalistiek in China met de berichtgeving rond Tianjin een sprong voorwaarts heeft gemaakt. Dat zou ons niet moeten verwonderen. Een Brits academicus die ons meer informatie kan geven en die van het onderwerp “Chinese onderzoeksjounalistiek” zijn specialisme maakt is Hugo de Burgh. Zie ook zijn China Media Centre (chinamediacentre.org in browser plakken) begonnen als departement van de University of Westminster en met intense contacten met Chinese academici en instituten.
Het zou goed zijn om dit onderzoek te koppelen aan het onderzoek naar de oorzaken van de recente ramp op de Yangtze rivier. De materiele schade was toen minder maar het aantal slachtoffers (waarschijnlijk) groter. In beide gevallen lijken een combinatie van corruptie en het niet volgen van reglementaire, wettelijke eisen een oorzaak van de ramp