Gisteren was de 60ste verjaardag van wat de Chinezen de ‘vreedzame bevrijding van Tibet ‘ noemen, en Westerse Tibetsteungroepen veelal ‘de bezetting van onafhankelijk Tibet door de Chinezen’. Wat gebeurde er zestig jaar geleden?
Op 23 mei 1951 werd in Beijing het 17-punten akkoord ondertekend tussen de centrale regering en een vijfkoppige delegatie van de veertiende (huidige) dalai lama. Het document stelde ondermeer dat Tibet deel uitmaakte van China en terug het centrale gezag aanvaardde. De dalai lama mocht zijn status als geestelijk en wereldlijk leider van Tibet behouden. Godsdienstvrijheid werd gegarandeerd. In verband met de socio-politieke structuur van Tibet (grootgrondbezit door kloosters en adel; meerderheid van de bevolking lijfeigenen ; vermenging van kerk en staat) werd gestipuleerd dat de leiders van Tibet hervormingen zouden doorvoeren in hun eigen tempo en rekening zouden houden met de wensen van de bevolking. Het akkoord was het resultaat van vredesonderhandelingen nadat in een mini-veldslag nabij de grens van Tibet het Tibetaanse legertje geen partij was gebleken voor het Chinese Volksbevrijdingsleger. Het Chinese leger trok vijf maanden na de ondertekening zoals afgesproken de hoofdstad Lhasa binnen.
Na de oprichting van de Volksrepubliek op 1 oktober 1949 duurde het nog geruime tijd voor de laatste weerstand van het vroegere Guomindangregime in heel China opgeruimd was. In het zuiden, ondermeer op Hainan, werd nog guerrilla gevoerd. Maar begin 1951 was behalve Taiwan en Tibet heel China onder controle van de Volksrepubliek. Op Taiwan was de tot de tanden gewapende Guomindang onbereikbaar en dus kwam Tibet op dat moment aan de beurt.
Beide partijen, de Chinese Volksrepubliek en de huidige schaduwregering van Tibet in India, schermen met uitvoerige historische argumenten om hun gelijk te bewijzen. Tibet onafhankelijk of Tibet deel van China, het lijkt achteraf wel een dubbeltje op zijn kant. Korea, Vietnam, Myanmar, Mongolië, Xinjiang en Tibet waren allemaal vroeg of laat nauw verbonden met of deel van het Chinese rijk. Dat de enen onafhankelijk werden en de anderen een minderheid binnen China bleven is eerder een speling van het lot (i.c. vooral de koloniale veroveringen) dan een groot historisch gelijk.
Vast staat dat de band tussen China en Tibet, die in de 12de eeuw ontstond doordat beiden onder controle van de Mongolen kwamen, in de 18de eeuw door de Qing dynastie stevig aangehaald werd. Er werd een groep keizerlijke ambtenaren in Lhasa gevestigd en de dalai lama erkend als leider van het lokale bestuur wiens aanstelling door de keizer moest bekrachtigd worden. De dalai lama bestuurde een regio die met de huidige provincie Tibet overeenkomt, Tibetaanse minderheidsgebieden in het Oosten en Noorden die hij niet controleerde werden administratief bij andere Chinese provincies gevoegd, een indeling die nog altijd bestaat en aanleiding geeft tot het begrip ‘groot-Tibet’. Bij de val van de Qing dynastie in 1911 viel China uiteen in talrijke door krijgsheren of koloniale machten gecontroleerde stukken. Pas in 1927 was er terug sprake van een centrale regering die belangrijke delen van het land controleerde terwijl afgelegen provincies onder krijgsheren bleven. Ook Tibet was een van die gebiedsdelen waar de centrale regering jarenlang weinig vat op had. De dalai lama stuurde de keizerlijke ambtenaren naar huis maar kreeg meteen Britse adviseurs uit India binnen. Ondanks de feitelijke autonomie zou Tibet geen onafhankelijkheid uitroepen. Ook de Britten die in 1904 al Tibet binnengevallen waren, konden van Tibet officieel geen protectoraat maken, de regering van de Guomindang in Nanjing bleef het immers als deel van China opeisen; ze lijfden wel 90.000 km² van Tibet in bij de Britse kolonie India, een gebied dat nu nog altijd teruggeclaimd wordt; door de Volksrepubliek, niet door de dalai lama.
Toen de Chinese troepen in 1951 Tibet binnentrokken leek het even een geschikt moment voor de VS en het Westen, in het kader van de koude oorlog en de boycot van communistisch China , om de onafhankelijkheid van Tibet te erkennen en een regering in ballingschap te ondersteunen. Dat gebeurde niet: de VS speculeerden er nog altijd op dat de Guomindang de macht in China terug zou veroveren, en in dat plaatje paste geen onafhankelijk Tibet. Een broer van de dalai lama vluchtte wel naar India met een deel van de adel en werkte van daaruit samen met de CIA om in Tibet een anti-Chinese guerrilla op te starten. De hele Westerse diplomatie pruttelde wat in de UNO maar bleef Tibet als deel van China erkennen. En doet dat nog steeds. Geen enkel land erkent de ‘Tibetaanse regering in ballingschap’. In dit opzicht is spreken over de ‘Chinese bezetting van het onafhankelijke Tibet’ nonsens.
Afgevaardigden van de dalai lama ondertekenden dus op 21 mei 1951 het akkoord waarin het Chinese gezag over Tibet erkend werd. De dalai lama zelf reisde later naar Beijing, werd door Mao met alle honneurs ontvangen en kreeg een hoge, zij het eerder symbolische, post in het nationale parlement. Hij zou nog acht jaar in China blijven. Na onderdrukte opstanden van onteigende Tibetaanse grootgrondbezitters in de minderheidsgebieden van de provincie Sichuan braken in Lhasa rellen uit in 1959 en vluchtte zowat de hele Tibetaanse adel en de hogere geestelijkheid inclusief de dalai lama, zowat 80.000 personen, naar India. De dalai lama zou later verklaren dat hij in 1951 geen andere keuze had gehad dan de 17-puntenverklaring te ondertekenen . Helemaal klopt dat niet. In 1951 drongen de Amerikanen erop aan dat hij zou vluchten en in het buitenland de leiding nemen van de anti-Chinese strijd. De dalai vertrok wel naar Yadong nabij de grens, maar keerde uiteindelijk terug naar Lhasa. Het lijkt erop dat hij in 1951 – hij was toen 16 jaar- echt hoopte zijn machtspositie onder het Chinese bestuur te kunnen handhaven. Achteraf zou hij gaan pleiten voor Tibetaanse onafhankelijkheid, maar in de late jaren 80 werd dat formeel afgezwakt tot ‘echte autonomie’. De dalai lama spreekt dan ook zelf niet (meer ) over de ‘bezetting van Tibet door China’ of over onafhankelijkheid. In zijn huidige strategie is autonomie voor Tibet als deel van China expliciet een hefboom om de macht van de Communistische Partij in Tibet en daarna in heel China te breken. In die optiek onderhoudt hij ook goede betrekkingen met de regering van Taiwan. De belangrijkste politieke partij van de Tibetanen in ballingschap en de Tibetsteungroepen in de wereld blijven daarentegen wel het thema ‘bezetting’ en ‘onafhankelijkheid’ bespelen.
Ook op de Chinese omschrijving als ‘bevrijding‘ is wat aan te merken. 1 oktober 1949 is de dag van de officiële bevrijding van China van het oude Guomindangbewind. Maar de Guomindang had in 1951 geen feitelijk gezag in Tibet, dus van wat werd Tibet in 1951 bevrijd? Het oude regime van Tibet zelf, dat van de dalai lama, bleef nog aan de macht tot 1959. Correcter zou zijn 23 mei 1951 te omschrijven als de dag waarop Tibet terug onder het centrale gezag van China kwam; of nog als de dag waarop voor het eerst de mogelijkheid van het geleidelijk afschaffen van grootgrondbezit en lijfeigenschap erkend werd; dus toch een beetje ‘bevrijding’?
Voor informatie over Tibet , zie de bespreking van “Tibet, Kroniek van het dak van de wereld“, Desimpelaere J.-P., EPO 2009 en de bespreking van zes Tibetboeken in het Nederlands en Engels.
Ach, wat een superieur inzicht! Wat zijn de Tibetanen en Oeigoeren toch blij met hun bevrijding!
Dictatoriale regeringen corrumperen de samenleving. Dat heeft de Peruaanse schrijver Mario Vargas Llosa gezegd in een toespraak tot studenten in China. Llosa wordt beschouwd als een van de leidende denkers en schrijvers van Latijns-Amerika. De Chinese pers deed verslag van de toespraak, maar maakte uiteraard geen melding van Llosa’s politieke uitspraken.
Het systeem van de wedergeboorte van een nieuwe Dalai Lama had grote voordelen voor de heersende kliek: er ontstond steeds weer een regeringsvacuum wat opgevuld werd door hen. Een Dalai Lama die, eenmaal volwassen, inderdaad zelf beslissingen wilde gaan nemen werd vermoord en de zoektocht naar een nieuwe begon.
De regent graaide rond in staatskas en controleerde het staatsmechanisme.
De meeste Tibetanen leefden niet in de romantische voorstellingen zoals die ons vaak worden voorgeschoteld. Het waren lijfeigenen, gebonden aan grond en eigenaar, ze werden bruut behandeld en hadden geen rechten.