Tibet, Kroniek van het dak van de wereld

Tibet, Kroniek van het dak van de wereld
J.P. Desimpelaere mmv Kris Peeraer, EPO 2009, 252 blz.

Een goed Nederlandstalig boek over Tibet was al lang nodig. Er wordt immers te veel nonsens over Tibet verspreid. Een onthutsend voorbeeld vermeld in het boek is de anti-Chinese Tibetmotie die door het Belgisch parlement unaniem(!) goedgekeurd werd in 1996 en waarin onze illustere parlementariërs zelfs niet in staat bleken met de regel van drie het juiste aantal inwoners per km² te berekenen.
Het boek is zoals gezegd een kroniek. We krijgen een geografische inleiding en dan een tocht door de geschiedenis, van de prehistorie over de mythische koning Gesar, het in de 7e eeuw echt bestaande ‘Groot-Tibetaanse’ Tubokoninkrijk, de verovering door de Mongolen en de formele opname in de Chinese invloedssfeer in de 13e eeuw, de machtsgreep van de 5e dalai lama onder de patronage van de Mongolen in de 17e eeuw, de pogingen van Britten en Russen om Tibet aan de Qingkeizers te ontfutselen, de afscheidingsbeweging in de 20e eeuw, tot de complexe binnenlandse en buitenlandse diplomatieke manoeuvres voor en na de intocht van het Chinese leger in 1951.
De auteur heeft de moeite gedaan zich goed te documenteren, er is een uitgebreide referentielijst met zowel pro-Tibetaanse, pro-Chinese, vroegere koloniale en huidige academische bronnen. Het boek bevat dan ook een schat aan heel concrete informatie over het reilen en zeilen van het hoogplateau doorheen de geschiedenis.
Een van de grote verdiensten is het analyseren van de geschiedenis van het Groot-Tibet dat de dalai lama claimt en van de veel kleinere huidige autonome regio Tibet waarover Beijing wil praten. Groot-Tibet blijkt al sinds de 10e eeuw als politieke eenheid niet meer te bestaan, en de autonome regio is geen communistische creatie, maar gaat wel degelijk terug op de administratieve indeling die de Yuan- en Qingdynastieën invoerden.
Verder analyseert het boek ook de bevolking van de hele regio die tot Groot-Tibet gerekend wordt. Doordat de dalai lama voor Groot-Tibet etnisch-culturele criteria hanteert, claimt hij ook alle gemengde regio’s waar Tibetaanse minderheden leven. Het vanzelfsprekend gevolg is dat in Groot-Tibet 6 miljoen Tibetanen wonen en 12 miljoen niet-Tibetanen, of, zoals de dalai lama het uitdrukt, “de Tibetanen een minderheid vormen in hun eigen land”. Die 12 miljoen moeten volgens hem vertrekken. De verrassende conclusie van het boek is echter dat deze niet-Tibetaanse bevolking, een bonte verzameling van Han en vele andere etnische groepen, daar niet wonen tengevolge van een perfide communistische immigratiepolitiek, maar er al eeuwen thuis zijn, sommige bevolkingsgroepen zelfs al langer dan de Tibetanen. Moderne Hanimmigratie is enkel substantieel in enkele goed leefbare steden, zoals Lhasa en Xigaze en is beperkt tot ongeveer 200.000 personen.
In het aardrijkskundig hoofdstuk komen controversiële onderwerpen zoals de ontbossing, de ontginning van mineralen, en de bedreigde status van de Tibetaanse antilope gedetailleerd ter sprake. Van de verwijten die de Chinese regering hier krijgt, blijft bij nader inzicht niet veel over.
Van het beeld van Tibet als vredelievend paradijs van mediterende monniken blijft geen spaander heel. De Tibetaanse geschiedenis is even gewelddadig zoniet erger dan onze middeleeuwen.Tibetaanse kloosters waren in de regel versterkte burchten, en oorlogen, burgeroorlogen, moord en doodslag waren de normale methode om de wereldse machtsverhoudingen tussen de verschillende ordes te bepalen. Tibet staat vol met ruïnes van kloosters, en daarvan is maar een minderheid gevolg van de Culturele Revolutie.
Op basis van bevolkingscijfers toont de auteur dat de hier en daar nog gehoorde beschuldiging van genocide door China niet op feiten gebaseerd is. Het cijfermateriaal over vermoedelijke aantallen slachtoffers van de confrontaties in ’51 en ’59 is echter ietwat rommelig. De auteur heeft hier het geluk dat de dalai lama zelf verklaart dat men de term ‘genocide’ niet letterlijk moet opvatten, maar moet lezen als ‘culturele genocide’.
Het boek maakt ook een analyse van de Britse koloniale en de Amerikaanse politiek in de 20e eeuw. Beiden probeerden, weliswaar op verschillende tijdstippen,  Tibet onder controle te krijgen, ondersteunden halfslachtig de afscheidingsbeweging die begon met de 13e dalai lama in 1913, maar erkenden om strategische redenen nooit de onafhankelijkheid.
De cruciale periode tussen de intocht van het Chinese leger in 1951 en de vlucht van de bijna voltallige Tibetaanse elite in 1959 wordt mijns inziens te anekdotisch behandeld. Zo is het niet duidelijk wat de elite, die in 1951 nauwelijks weerstand bood aan het Chinese leger en een samenwerkingsakkoord sloot met de Chinese regering eerder dan in te gaan op het Amerikaanse voorstel om te vluchten en vanuit het buitenland een guerrilla te starten, in 1959 deed besluiten om alsnog in ballingschap te vertrekken. Het gedrag van de dalai lama is intrigerend: twee dagen voor zijn vlucht in 1959 schrijft hij nog aan de bevelhebber van de Chinese troepen dat hij bezig is de pro-Chinese krachten te verzamelen om een einde te kunnen maken aan de onlusten in Lhasa.
De opstand in Lhasa in 1959 wordt uitgelegd vanuit een sociaaleconomische achtergrond: verzet tegen het onteigenen en verdelen van de kloostergronden en het vrijlaten van de lijfeigenen, dat begon bij de Tibetaanse minderheid in Sichuan in 1956 en is overgeslagen naar de hoofdstad van Tibet. Dat lijkt wat bizar, gegeven dat de Chinese regering in 1956 aangekondigd had dat dergelijke hervormingen in Tibet zelf zeker nog niet in het volgende vijfjarenplan voorzien waren.
Over de recente periode had ik graag een systematische vergelijking van de standpunten van de Tibetaanse leiders in ballingschap en van de Chinese regering gezien. Waarom bijvoorbeeld leidden de onderhandelingen in 2008 tot niets? In het boek komen de standpunten van de dalai lama fragmentair aan bod in de verschillende deelkronieken, en die van de Chinese regering nauwelijks. Over de Tibetaanse wereldlijke en geestelijke leiders, die zoals de panchen lama wel met de Chinese regering samenwerken, komen we zo goed als niets te weten.
Over de onlusten van 2008 ten slotte wordt gezegd dat het vooral commandoraids waren, gepland en ondersteund van buitenaf door de Tibetaanse ballingen en met de Verenigde Staten achter de schermen; de schaal was echter te groot om zonder enige sympathie van een deel van de bevolking te kunnen doorgaan; er zijn wel degelijk etnische spanningen aanwezig; het boek verwijst kort naar een gebrek aan economische perspectieven voor de weinig geschoolde Tibetaanse boerenzonen die naar de stad trekken. Een bijkomend hoofdstuk met een beschrijving van de sociaaleconomische toestand van Tibet vandaag had dit kunnen verduidelijken. Ook de huidige toestand op cultureel, educatief en religieus gebied had daarin systematisch kunnen behandeld worden. Nu wordt  fragmentarisch over grote aantallen kloosters, monniken en nonnen gesproken, zonder dat het verwijt van ‘culturele genocide’ ten gronde onderzocht wordt.
Het boek is vlot geschreven, de kroniekstijl waarbij de thematiek dikwijls in stukjes gehakt wordt, maakt het spannend, maar dwingt de lezer zijn gedachten goed bij het lezen te houden. Het is een aanrader met uitdagende maar steeds beargumenteerde stellingen.
Tibet, Kroniek van het dak van de wereld, J.P. Desimpelaere mmv Kris Peeraer, EPO 2009, 252 blz.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *