Toenemende invloed van China in Afrika

Naar aanleiding van het recente bezoek van Buitenlandminister Wang Yi aan vier Afrikaanse landen brengt Junge Welt een overzicht van de betrekkingen tussen China en Afrika. Chinasquare vat het samen.

Foto Xinhua/Sun Ruibo Disclaimer

China is een belangrijke macht in Afrika geworden en speelt in toenemende mate ook militair een belangrijke rol op het continent. Het benadrukt daarbij zijn gedeelde koloniale ervaring.

Namibië, de Republiek Congo, Tsjaad, Nigeria: dat zijn de vier Afrikaanse staten die de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi begin januari bezocht. Deutsche Welle maakte van de gelegenheid gebruik om na te denken over de verschillen tussen het Afrikabeleid van de Volksrepubliek en dat van het westen. De door de overheid gefinancierde zender wees erop dat de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken aanvang 2024 ook vier landen op het continent had bezocht. En toch, als twee mensen gelijkaardige dingen doen, is dat niet noodzakelijk hetzelfde. ‘De ene partner brengt een bezoek wanneer hij tijd heeft, de andere maakt er een traditie van’ – zo citeerde Deutsche Welle de Nigeriaan Ovigwe Eguegu, die gespecialiseerd is in het analyseren van China’s activiteiten in Afrika.

Eguegu verwees naar het feit dat het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken al drie en een half decennium de minister het kalenderjaar laat aanvangen met een reis naar het Afrikaanse continent. Dit impliceert een ‘inhoudelijk’ verschil, legde Eguegu uit – continuïteit zorgt er immers voor dat relaties kunnen bloeien.

Er zijn nog andere verschillen, merkte Christian-Geraud Neema van het China-Global South Project voor Deutsche Welle op. Het gegeven dat Europese landen het erg moeilijk vinden om een passend samenwerkingsaanbod voor Afrikaanse landen te kiezen, is ook te wijten aan het feit dat ‘de economische kloof tussen Europa en Afrika te groot is’, ‘van ontwikkeling tot infrastructuur’. Neema merkte op dat Europa niet weet ‘wat voor aanbod er op tafel moet komen’ om het ’te laten werken voor Afrikaanse landen’. China, dat net is overgestapt van de status van ontwikkelingsland naar die van industriële grootmacht, ook al is dat nog niet in alle regio’s van het land het geval, heeft in dit opzicht een voordeel. En dat voordeel loont. De activiteiten van de Volksrepubliek op het Afrikaanse continent hebben de afgelopen decennia een groeiende invloed uitgeoefend.

Voorop in de peilingen

Wie geïnteresseerd is in de activiteiten van China op het Afrikaanse continent, in de invloed die het land daar uitoefent en in de gevolgen van zijn acties voor de Afrikaanse landen, doet er goed aan om uit te zoeken wat de mensen in deze landen echt van de Volksrepubliek vinden. De meerderheid van hen is het namelijk niet eens met de bewering die maar al te graag in het westen wordt gepropageerd en die luidt dat China Afrika meedogenloos uitbuit. Natuurlijk wordt er in de Afrikaanse landen heftig gediscussieerd over China en zijn groeiende economische en politieke invloed. Natuurlijk zijn er niet enkel voorstanders van nauwere samenwerking, maar ook Afrikanen die de samenwerking met de Volksrepubliek kritisch bekijken en anderen die deze afwijzen. Maar een positieve beoordeling van de Chinese aanwezigheid overheerst echter. Een aantal opiniepeilingen bevestigen dit.

De regelmatige opiniepeilingen van het onderzoeksnetwerk Afrobarometer, gevestigd in Accra, de hoofdstad van Ghana, zijn welbekend. Een daarvan, uitgevoerd in 34 Afrikaanse landen en waarvan men de resultaten eind 2021 publiceerde, onthulde dat gemiddeld 63 procent van de bevolking de Chinese invloed positief beoordeelde, meer dan in enig ander land. Op de tweede plaats kwamen de Verenigde Staten, met een positieve beoordeling door 60 procent van de bevolking. De voormalige Europese koloniale machten kwamen hier ver achter met slechts 46% en Rusland haalde slechts 35%.

Afrobarometer voert regelmatig eigen onderzoeken uit. In 2023 bleek dat de invloed van buitenlandse staten in Afrikaanse landen nu minder gunstig wordt beoordeeld – misschien een teken van het grotere streven naar onafhankelijkheid dat in West-Afrika recentelijk opgeld heeft gedaan. Slechts 52% van de ondervraagden beschouwden de invloed van China nu als positief. De Volksrepubliek blijft echter aan de leiding vóór de Verenigde Staten, waarvan de populariteit is gedaald tot 48%.

Pollresultaten van verschillende instituten lopen uiteen. In 2022 gaf een peiling van Gallup de Verenigde Staten een voorsprong op China op het Afrikaanse continent, met respectievelijk 59% en 52%. Maar in 2023 bleek de situatie gewijzigd en lag de Volksrepubliek voor op de Verenigde Staten met 58% tegenover 56%. In de Gallup-enquête werd Duitsland specifiek vermeld, met een score van ongeveer 54%, terwijl Rusland nog steeds op 42% stond. Dit komt vooral doordat het in bepaalde landen vanwege speciale omstandigheden bijzonder hoog scoorde, bijvoorbeeld 89% in Mali, 81% in Burkina Faso en 76% in Tsjaad.

Maar terug naar China: volgens de Gallup-enquête is China populair op het Afrikaanse continent omdat het tot de grootste handelspartner is geëvolueerd, omdat de ‘Nieuwe Zijderoute’ (Belt and Road Initiative, BRI) zich ook uitstrekt tot het Afrikaanse continent en omdat Peking veel heeft geïnvesteerd in Afrikaanse infrastructuur.

Wat betreft de verschillende factoren die volgens Gallup China’s populariteit in Afrika versterken kan men vaststellen dat de handel tussen de twee landen blijft groeien. In 2023 bereikte deze een nieuw record met een totaal volume van 282 miljard dollar, een stijging van 1,5% ten opzichte van het voorgaande jaar. Het overtrof de handel met Afrika van alle andere landen, zoals sinds 2009 elk jaar het geval is. China blijft dus de groei op het Afrikaanse continent stimuleren. Die was met 3,2% in 2023 weliswaar niet zo sterk als het jaar ervoor – ze was iets meer dan 4% in 2022 – maar nog steeds aanzienlijk hoger dan die van de Verenigde Staten, die zelf met 2,5% een sterkere groei hebben gekend dan de andere zes G7-landen.

De Volksrepubliek koppelt haar economische activiteit op en met het Afrikaanse continent niet aan politieke voorwaarden; dit geldt uiteraard ook voor haar handel. Voor Afrikaanse landen is het feit dat hun handel met China niet gehinderd wordt door welke voorwaarden dan ook, een duidelijk voordeel.

Goederen versus grondstoffen

Een ander echt voordeel is dat Chinese goederen over het algemeen veel goedkoper zijn dan gelijkwaardige producten uit westerse landen. Als gevolg daarvan worden de consumptiegoederen die mensen in Afrikaanse landen nodig hebben nu steeds vaker geïmporteerd uit China. Volgens een rapport dat de Mo Ibrahim Foundation (ooit opgericht door de Anglo-Sudanese telecommiljardair Mo Ibrahim) in de zomer van 2023 publiceerde, importeren Afrikaanse landen nu slechts 31,7 procent van de elektrische apparaten uit de dure EU, doch 37,1 procent uit China. Bij de import van kleding domineerde de Volksrepubliek met 56,9%, terwijl het met 54,7% aan de leiding stond voor de import van telecomapparatuur.

Wat de invoer van motorvoertuigen in Afrika betreft, had China met een aandeel van 15% al een ruime voorsprong op Japan, dat nu slechts 10,1% in handen had, hoewel de Volksrepubliek in deze sector de EU met een aandeel van 33,5% nog niet had kunnen inhalen. De snelle expansie van de handel tussen Afrika en China is dan ook niet meer weg te denken uit het dagelijks leven van de Afrikanen.

De structuur van de Chinees-Afrikaanse handel blijft wel een negatieve handelsbalans voor Afrika tonen. Terwijl de Afrikaanse import uit China met 7,5% steeg tot 173 miljard dollar in 2023, daalde de Afrikaanse export naar de Volksrepubliek met 6,7% tot slechts 109 miljard dollar. De oorzaak van de neergang van de export – en dus van de inkomsten uit de export van goederen – is de scherpe daling van de wereldprijzen voor de grondstoffen die Afrika voornamelijk aan de Volksrepubliek verkoopt.

Het Afrikaanse handelstekort, dat in 2022 al 46,9 miljard dollar bedroeg, is daardoor opgelopen tot 64 miljard dollar. Daar komt nog bij dat de structuur van de handel tussen beide partijen nog steeds onevenwichtig is is: Terwijl de Volksrepubliek voornamelijk grondstoffen uit Afrika blijft kopen, die haar industrie vervolgens verwerkt, exporteert ze voornamelijk industriële producten naar het Afrikaanse continent. Zelfs al gaat het niet alleen om consumptiegoederen, maar ook om machines voor de bouw van infrastructuur of fabrieken; vanuit het oogpunt van Afrika is het duidelijk dat men de onevenwichtige handel moet corrigeren. De voorwaarde voor elke verbetering is natuurlijk een succesvolle Afrikaanse industrialisatie.

Beijing weet dat het Afrikaanse continent niet echt vooruit kan zonder industrialisatie. Daarom moedigt China investeringen aan – het herinnert zich ook hoe het zijn eigen opkomst op gang heeft getrokken. Sinds de jaren tachtig heeft het op grote schaal westerse multinationals aangemoedigd fabrieken in de Volksrepubliek te bouwen om, met hun hulp, de weg vrij te maken voor zijn eigen industrialisatie. Dit concept werkte: VW bijvoorbeeld investeerde enthousiast in China, waar het bedrijf jarenlang enorme winsten boekte. Chinese bedrijven leerden van westerse groepen zoals VW – en vandaag domineren Chinese fabrikanten van elektrische auto’s de markt in de Volksrepubliek.

De eerste pogingen van Chinese autofabrikanten om productiefaciliteiten op te zetten in Afrikaanse landen – bijvoorbeeld met de bouw in 2011 van assemblagefabrieken in Kenia door Foton Motors of in 2018 in Zuid-Afrika door BAIC – hebben niet tot echte successen geleid. In Zuid-Afrika bijvoorbeeld heeft na zes jaar slechts de driehonderdste BAIC-auto de lokale fabriek verlaten.

Maar een doorbraak is mogelijk op het gebied van elektrische auto’s. BYD is van plan een productielocatie in Zuid-Afrika te bouwen. Batterijfabrikant Gotion bouwt een gigafabriek van 1,3 miljard dollar in Marokko. Nu Algerije beperkingen oplegt aan de invoer van auto’s, hebben Geely en Chery aangekondigd fabrieken te bouwen op Algerijnse bodem.

Speciale economische zones

Naast individuele investeringen stimuleert Beijing al lange tijd systematisch de oprichting van speciale economische zones op het Afrikaanse continent. Dit is te danken aan het succes van dergelijke zones zoals Shenzhen, die een grote bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de Volksrepubliek. Het is verleidelijk om te denken dat dit in Afrika navolging zou kunnen krijgen.

Sinds de derde top tussen China en Afrika (Forum on China-Africa Cooperation, FOCAC) in 2006 moedigt men de oprichting van nieuwe speciale economische zones met Chinese deelname systematisch aan. In 2024 had de Chinese regering al 33 speciale economische zones met Chinese participatie in Afrika geïdentificeerd. Een studie van King’s College London in datzelfde jaar telde er zelfs 45. In deze zones moet de buitenlandse industrie zich doelgericht vestigen. Een zeer efficiënte productie moet leiden tot exportsuccessen – niet voor niets zijn speciale economische zones vaak gekoppeld aan havens. Chinese deelname kan de vorm aannemen van kapitaalsinvestering, financiering of beheer van de zones of delen ervan.

Volgens een onderzoek van King’s College London is het succes van speciale economische zones met Chinese deelname in Afrika wisselend. Het rapport stelt dat de zones van aanzienlijk belang zijn voor de economieën van de landen waar ze werden opgericht, voor hun industrialisatie en het creëren van banen. Berichten dat Chinese eigenaars van SEZs de soevereiniteit van de betrokken staten zouden uithollen, zijn sterk overdreven. Het onderzoek concludeert ook dat een “transformerende rol”, zoals die van de Shenzhen Speciale Economische Zone in China, niet waarneembaar is in de Speciale Economische Zones die in Afrika zijn gecreëerd met deelname van China. Er is geen sprake van een ‘Afrikaans Shenzhen’, tenminste tot nu toe niet. Dit is zeker geen argument tegen speciale economische zones, maar een aanmoediging om ze in de toekomst te verbeteren. Dit is in feite wat de Volksrepubliek ook heeft gedaan met haar eigen speciale economische zones.

Over investeringen gesproken: Tot vandaag speelt China’s investering in de Afrikaanse infrastructuur een belangrijke rol. Volgens een document dat het Informatiebureau van de Staatsraad van de Volksrepubliek in de herfst van 2021 publiceerde, hebben Chinese bedrijven sinds 2000 meer dan 10.000 kilometer spoorwegen en bijna 100.000 kilometer wegen op het Afrikaanse continent gebouwd of gemoderniseerd. Eveneens hebben deze bijna 1.000 bruggen, 100 havens en elektriciteitsnetwerken van ongeveer 66.000 kilometer lang geconstrueerd. In 2020 zouden Chinese projecten goed geweest zijn voor 31,4 procent van alle infrastructuurwerken in Afrika, vervolgt het document.

Waarom levert China deze inspanning? Het klopt dat de wegen, spoorwegen en bruggen die Chinese bedrijven bouwen het transport van Afrikaanse grondstoffen naar de Volksrepubliek vergemakkelijken. Maar het is ook waar dat de Wereldbank in 2017 schatte dat tekortkomingen in de infrastructuur Afrikaanse landen elk jaar 1,7% van hun potentiële economische prestaties kosten. ‘Als je rijk wil worden, moet je wegen bouwen’: dit Chinese spreekwoord is vaak geciteerd in de context van Chinese steun voor Afrikaanse infrastructuurprojecten.

Over Chinese infrastructuurprojecten, die vaak worden uitgevoerd in het kader van het Belt and Road Initiative, vallen twee dingen te onthouden. Aan de ene kant leidt de dringende noodzaak om zo snel mogelijk infrastructuur te bouwen ertoe dat men regelmatig Chinese arbeiders naar het Afrikaanse continent stuurt om bouwprojecten uit te voeren; arbeiders die, in tegenstelling tot Afrikaanse arbeiders, meestal niet hoeven te worden opgeleid. Het aantal Chinezen dat op het Afrikaanse continent werkt, piekte in 2015 met bijna 264.000. Sindsdien is het aantal gestaag gedaald tot iets meer dan 88.000 in 2022.

Tegelijkertijd werkt de Volksrepubliek echter aan het opleiden en trainen van jong Afrikaans talent om Afrikaanse landen te voorzien van personeel dat onafhankelijk kan handelen. Al in 2018 was er sprake van meer dan 80.000 Afrikaanse studenten aan Chinese universiteiten. Afrikanen krijgen ook beroepsopleidingen in de Volksrepubliek. Het toepassen van de daar opgedane kennis wordt nadrukkelijk gestimuleerd; zo zijn er agrarische opleidingen waarbij men van de studenten verwacht dat ze in hun tweede studiejaar boeren in hun thuisland helpen.

Minder leningen

Ten tweede heeft men de aanleg van Afrikaanse infrastructuur altijd gefinancierd met Chinese leningen, en nu nog steeds. Als gevolg daarvan hebben sommige Afrikaanse landen grote schulden opgebouwd bij Chinese kredietverstrekkers. Dit is het geval in vijf landen in het bijzonder – Angola, Zambia, Nigeria, Kameroen en Kenia. In de andere landen op het continent vallen de Chinese leningen niet op tussen de algemene schuldenlast. De Londense denktank Chatham House stelde in oktober 2023 dat van de 696 miljard Amerikaanse dollar (de schuld van Afrika vervijfvoudigde tussen 2000 en 2020) slechts twaalf procent was verstrekt in de vorm van Chinese leningen.

In de vijf landen die grote leningen hadden afgesloten bij de Volksrepubliek waren -en zijn- de kredietverstrekkers echter regelmatig gedwongen om hun schulden te herstructureren of andere maatregelen te nemen om staatsfaillissementen te voorkomen. Dit leidt steeds weer tot geschillen, mede omdat Peking niet bereid is schuldkwijtschelding te verlenen als particuliere schuldeisers weigeren hetzelfde te doen: het wil niet betalen als rijke individuen in het westen blijven profiteren.

Naast het feit dat Chinese banken zich momenteel meer moeten richten op het stimuleren van de binnenlandse economie, vormt het schuldenprobleem waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom de Volksrepubliek de afgelopen jaren heeft bezuinigd op leningen aan Afrikaanse landen en dit nog steeds doet. Op de meest recente FOCAC van 4 tot 6 september beloofde Beijing nog eens maximaal 50 miljard US dollar aan middelen, waarvan men echter minstens tien miljard US dollar zou toekennen als ontwikkelingshulp en nog eens tien miljard zou moeten worden geïnvesteerd door particuliere bedrijven.

De Volksrepubliek promootte ook het motto “klein maar fijn”. In tegenstelling tot eerdere grootschalige infrastructuurinvesteringen moeten nieuwe projecten klein zijn en geen buitensporige kosten met zich meebrengen. Daarnaast beloofde Peking ervoor te zorgen dat zijn aankopen in Afrika zouden toenemen. Daartoe stelde het de invoerrechten op import uit de minst ontwikkelde landen, waaronder 33 Afrikaanse, op nul. Meer Chinese aankopen in Afrika – dat zou een geschikt middel zijn om de economie op het Afrikaanse continent te versterken.

FOCAC 2024 besloot ook om de militaire activiteiten van China op het Afrikaanse continent uit te breiden. Dit is relatief nieuw in termen van bilaterale militaire samenwerking. De Volksrepubliek voerde eerder militaire activiteiten in Afrika uit, voornamelijk in het kader van de Verenigde Naties. Met meer dan 2.200 soldaten die men onder VN-vlag inzette in 2024 – waarvan driekwart in Afrika – stond het land op de tiende plaats van alle landen die VN-vredeshandhavers leveren en had het meer soldaten naar VN-missies gestuurd dan de vier andere leden van de VN-Veiligheidsraad samen.

In 2009 voerde Beijing zijn eerste militaire manoeuvre uit op het Afrikaanse continent – aanvankelijk heel voorzichtig – en oefende het samen met de strijdkrachten van Gabon een humanitaire evacuatie. In 2014 lanceerde het zijn eerste gezamenlijke manoeuvres met Nigeria, Namibië en Tanzania, gevolgd door een gemeenschappelijk manoeuvre met Zuid-Afrika in 2016, waarbij men een uitgebreide gezamenlijke oorlogsoperatie testte.

Meer manoeuvres

De volgende mijlpaal bestond uit een gezamenlijk manoeuvre met Tanzania en Mozambique in juli en augustus 2024, waar China 1000 soldaten naartoe stuurde. Troepen van de landmacht, de luchtmacht, de marine en speciale eenheden namen deel. Er werd onder andere uitgebreid oorlogsvoering geoefend.

Op FOCAC 2024 kondigde men nu aan dat de gezamenlijke Chinees-Afrikaanse manoeuvres aanzienlijk worden uitgebreid. President Xi Jinping verklaarde op FOCAC 2024 ook dat Beijing 6.000 militairen en 1.000 politieagenten uit Afrikaanse landen wil trainen. Daarnaast zullen ruim 500 Afrikaanse officieren worden uitgenodigd voor verdere training in de Volksrepubliek. Dit duidt op een sterkere Chinese militaire aanwezigheid in Afrika – op een moment dat de westerse strijdkrachten op het Afrikaanse continent behoorlijk in het defensief zijn, met name de Franse strijdkrachten en, in mindere mate, die van de VS.

Last but not least riep FOCAC 2024 op tot modernisering – een modernisering naar het model van China die de blik richt op een ‘gedeelde toekomst’. President Xi benadrukte ook het belang van het ‘gedeelde verleden’ van China en Afrika – een verleden waarin het westen ‘immens leed’ had berokkend aan ontwikkelingslanden.

De verwijzing naar de gedeelde koloniale ervaring en toekomstige mogelijkheden werd goed ontvangen. De Volksrepubliek slaagde erin zich openlijk te positioneren als een alternatief voor het westen. De top in Beijing was niet alleen het grootste diplomatieke evenement in China sinds de Covid-19 pandemie; het trok ook meer Afrikaanse staatshoofden en regeringsleiders naar de Chinese hoofdstad dan er aanwezig waren bij de Algemene Vergadering van de VN. Terwijl het westen zich steeds scherper opstelt tegenover de Volksrepubliek, komt Afrika er dichter bij.

Bron: Junge Welt

Meer over de relaties tussen China en Afrika:
China’s economische overwicht in Afrika bedreigt het Amerikaanse imperialisme lees hier
Is China de nieuwe kolonisator van Afrika? lees hier
Praktische Belt & Road-samenwerking in Afrika lees hier