Edward Elgar (EE) geeft 2 boeken uit over verstedelijking waarbij “China Urbanization and The World Economy” uitmuntend scoort omdat het boek de uitdagingen, problemen, hypotheses en oplossingen goed documenteert met de laatste cijfers. Het EE-boek “Branding Chinese Mega-Cities” kon ons echter niet bekoren.
De strategie van toetreding tot de WTO heeft het laatste decennium aardig de Chinese ontwikkeling gestimuleerd, maar na de financiële crisis zoekt China een nieuwe strategie voor het volgend decennium. Bovendien dreigt volgens insiders de “middle income trap” waarbij bedrijven naar andere landen trekken omdat de lonen er lager zijn vergeleken met China waarbij het land halverwege de ontwikkeling zou blijven steken zonder de ontwikkelde landen te kunnen bijbenen. Een meer technologische ontwikkeling wordt hiertegen aangewezen.
Premier Li Keqiang vindt dat de verstedelijkingstrategie het middel bij uitstek is om de grote uitdagingen aan te gaan omdat deze strategie meerdere vliegen in 1 klap slaat. Door meer migranten toegang te verlenen tot de stad kan de binnenlandse markt worden uitgebreid. De bestaande stedelijke middengroepen zullen almaar meer behoefte hebben aan gesofistikeerde producten en in functie daarvan moet de technologie op een hoger peil worden gebracht om niet te vervallen in de “middle income trap”. De premier hoopt tenslotte dat met de verstedelijking ook de kloof tussen stad en platteland kleiner kan worden. Het boek “China’s Urbanization and the World Economy” maakt de kosten-baten analyse van de roadmap naar verstedelijking en analyseert de uitdagingen die zich langs de weg bevinden.
Aan de positieve kant kunnen grotere steden door hun pooling van middelen kostenbesparend werken (bv stadsverwarming) . Het werken in bedrijfsclusters bevordert eveneens de productiviteit. Grotere verstedelijking betekent ook meer verbruik, dus een uitbreiding van de vraag die op zijn beurt schaalvoordelen in de hand werkt. Grote steden zullen laboratoria worden voor innovatie en hightech. Vermits de grootste inkomenskloof in China tussen stad en platteland bestaat, zal het toelaten van meer rurale migranten in de stad ook deze kloof doen afnemen.
Deze verstedelijking is echter niet gemakkelijk om door te voeren en de afschaffing van de hukou-registratie is maar een van de hoofdhindernissen. Langs de negatieve kant is het zo dat de opeenhoping van volk opstoppingen kan veroorzaken die hoge kosten kunnen betekenen voor de samenleving. Gevreesd kan worden dat de toenemende vraag naar huisvesting en transport de prijzen daarvan nog sterker zal doen stijgen. Meer volk in de steden brengt ook een groter risico van collectieve uitingen van ontevredenheid. Volgens wetenschappers zijn de baten van grotere of correcter uitgedrukt meer verdichte steden, echter groter dan de nadelen. De auteur deelt de visie dat verstedelijking het mechanisme kan zijn die de ontwikkeling van China het volgend decennium stimuleert.
Daarbij is een eerste vraag hoe de toegang tot de stad te verbeteren voor de migranten. De auteur suggereert dat de hukou eerst kan toegekend in de kleinere steden, terwijl deze in de grotere steden langzaam losser zou worden. De supergrote steden zouden dit pas doen tussen 2020 en 2030. Een tweede heet hangijzer is de grondenpolitiek aan de randen van de steden die volledig in handen is van de lokale besturen. Zij gooien het niet zelden op een akkoordje met de ontwikkelaars. De auteur pleit hierbij voor meer wetgevende regels in plaats van het huidige monopolie van onteigeningen bij de lokale uitvoerders. Dit veranderen van het landelijk grondensysteem is een niet minder belangrijke te nemen hindernis naast het versoepelen van de hukoupolitiek. Totnutoe hebben de steden te vlug van landbouwgrond, verstedelijkte grond gemaakt. Zij incasseren immers het verschil tussen de schadeloosstelling die ze de boeren moeten betalen en die systematisch te laag wordt geschat en de ontvangsten die ze op strijken van de promotoren nadat de landbouwgrond tot handelsgrond herbestemd wordt. Het boek vindt dat de boeren hun niet-landbouwgrond zouden moeten kunnen verkopen aan ontwikkelaars.
Een derde harde noot om te kraken is het probleem van de stedelijke financiën want totnutoe zijn de lokale besturen te eenzijdig aangewezen op inkomsten uit de verkoop van grondrechten. Een probaat middel om nieuwe middelen voor de lokale besturen aan te boren is de vastgoedbelasting. Deze bestaat maar experimenteel in 2 steden en China hoopt op 3 jaar tijd een nationaal systeem op poten te kunnen zetten.
Tot zover de rode draad die door het boek heen loopt. De verschillende aspecten van het probleem zoals de migratie, de gronden en lokale financiën, infrastructuur en huisvesting worden telkens apart per hoofdstuk belicht en dit gedocumenteerd met statistieken tot 2012. Een vijftal hoofdstukken behandelen de weerslag van de Chinese verstedelijking op wereldvlak: deze handelen bijvoorbeeld over de weerslag op de grondstoffen, op de markt van verbruiks-goederen, op arbeid en kapitaal. Hoewel het boekje maar een goede 200 pagina’s lang is, maakt het een uitmuntende analyse van de uitdagingen van de verstedelijking en de weerslag die dit kan hebben op wereldvlak.
Omgekeerd evenredig is onze beoordeling van het boek “Branding Chinese Mega-cities” bij dezelfde uitgever. Hoewel dit boek bijna 300 pagina’s telt, geschreven door meer dan 30 auteurs in een 17-tal hoofdstukken kon de inhoud ons nauwelijks bekoren op twee passages na: namelijk de branding van Chengdu na de aardbeving en deze van Hangzhou als groene stad. Globaal overzicht voor Edward Elgar: een must en een verwaarloosbaar boek.
Fan Zhang, China’s Urbanization and the World Economy, 231 pag
Ed Olof Berg & Emma Bjorner, Branding Chinese Mega-Cities, Policies, Practices and Positioning, 300 pag