Wij horen al jaren dat internet in China vooral een verhaal is van censuur. Amnesty International en The Wall Street Journal willen ons zelfs laten geloven dat de Chinese regering het plan heeft om aan de hele wereld een soort internetregime op te dringen. Beijing faciliteert de stormachtige ontwikkeling van het Chinese internet en westerse waarnemers blijven hopen dat de partijstaat op die manier zijn eigen doodgravers creëert. Anderen vragen zich geïrriteerd af waarom die hoop maar niet in vervulling lijkt te gaan. Maar zou internet niet juist het beste in het ‘Chinese socialisme’ naar boven halen? In twee artikelen onderzoeken we die boude veronderstelling.
De artikelen geven de mening van ChinaSquare-redacteur D. Nimmegeers weer, niet noodzakelijk die van het hele webteam. Het tweede is op 15 januari geplaatst.
Internet is een product van de ondernemende staat.
Dat de Chinese leiders zich zo sterk hebben gemaakt voor de ontwikkeling van internet is een schoolvoorbeeld van wat de ondernemende staat vermag. In de ogen van de Brits-Italiaanse econoom Mariana Mazzucato, die de term heeft bedacht en gepopulariseerd, is China een van de meest innoverende landen ter wereld geworden. De regering heeft in het recente verleden een ‘overtuigd en geduldig financieringsbeleid’ gevoerd met ‘miljardenleningen die de Chinese Ontwikkelingsbank aan vernieuwers en sleutelsectoren heeft toegekend’. Ze noemt als voorbeeld de telecomsector waar Huawei een wereldleider is geworden. In het aflopende vijfjarenplan kregen de uitgaven voor Ontwikkeling en Onderzoek en de vraag naar nieuwe technologie een voorkeursbehandeling. Informatietechnologie van de nieuwste generatie is een van de vijf moderne sectoren geweest waar in totaal voor 1,7 biljoen dollar naartoe is gegaan. Zal deze keuze voor innovatie ook toegepast worden op de transitie naar een dienstverlenende industrie die China op de agenda van het 13e vijfjarenplan heeft staan? Mazzucato vindt dat een van de belangrijke vragen over de toekomst van China. Het ziet ernaar uit dat de Chinese leiders er ook zo over denken. Bij de presentatie van het ontwerp voor het vijfjarenplan, opgemaakt door het vijfde plenum van december 2015, werd duidelijk dat China op technische, wetenschappelijke innovatie rekent naast de structurele aanpassingen van de economie, om de middle income trap te vermijden en zijn ambities voor 2020 waar te maken.
Yu Yongding, een bekend Chinees econoom en regeringsadviseur bevestigt dat ‘de Chinese staat heel wat fundamenteel onderzoek financiert en probeert om de resultaten ervan breed te verspreiden’. Dat lezen we in een stuk van MO*magazine over de ondernemende staat en de klimaatverandering. Yu wijst echter ook hier op: ‘als China massaal hernieuwbare energie heeft ontwikkeld is dat vooral via particuliere ondernemingen gebeurd. Zij het dat de overheid de ontwikkeling van die bedrijven wel heeft ondersteund door vlotte toegang tot financiering en belastingvoordelen te garanderen’ (1). Deze redenering kan je ook toepassen op de internetsector, die daarnaast in het begin heeft kunnen profiteren van buitenlandse investeringen waarop Beijing de restricties wat losser heeft gemaakt. Het is wellicht verstandig dat de overheid de innovatieve, levendige en risicovolle branche door particuliere initiatiefnemers laat ontwikkelen. Beijing gunt de succesbedrijven hun winsten, maar int er uiteraard belastingen over en wil de ondernemingen controleren. Het komt ook voor dat de staat zelf om een of andere reden de competitie aangaat met de markt. In het geval van de zoekmachine Jike, sinds kort herdoopt in ChinaSo heeft dat echter nog geen denderende resultaten opgeleverd.
De staatsbedrijven China Telecom, China Unicom en China Mobile hebben echter de infrastructuur voor telecom en internet aangelegd en onderhouden. Online toegang is eigendom van de staat. Particuliere bedrijven en personen huren bandbreedte van de staat. Het is ook de overheid die de eerste vier grote netwerken heeft opgericht die nog steeds de ruggengraat vormen van het Chinese internet, namelijk CSTNET (China Science and Technology Network), ChinaNet (van China Telecom), CERNET (China Education and Research Network) en ChinaGBN (Golden Bridge Network). China gaat door met het leggen van duizenden kilometer glasvezelkabels en het heeft een jaar geleden zeven toegangspunten toegevoegd aan de drie bestaande van Beijing, Shanghai en Guangzhou, een overheidsinvestering ter waarde van 437 miljoen euro.
Het is de staat die de ontwikkeling van het Chinese internet in gang gezet heeft en stap voor stap blijft begeleiden. Het eerste overheidsbureau rond informatisering dateert van 1982, toen China nog niet eens met internet was verbonden! In 2008 keurde het parlement de oprichting van het Ministerie van Industrie en InformatieTechnologie goed. In 2011 besloot de regering dat er ook een Staatsbureau voor Internet Informatie nodig was, het State Internet Information Office (SIIO), dat samen met nog drie instellingen met een ruimer takenpakket het internet moet beheren. Het is zonneklaar dat de Chinese leiders internet van het grootste belang vinden: in 2014 drong Xi Jinping met succes aan op de instelling van een door hem voorgezeten ‘leidende kleine groep voor informatiebeheer’, waar trouwens ook premier Li Keqiang en Liu Yunshan (nog een lid van het politiek bureau) in zetelen. Die groep heeft de ‘Cyberspace Administration of China’ opgericht, het centrale agentschap voor censuur en toezicht op het Chinese Internet, met Lu Wei aan het hoofd. Massale volgehouden staatssteun voor het net en supervisie gaan natuurlijk samen. Een van de meest opvallende (en besproken) concrete invullingen van dat toezicht is de censuur waarover we het in het vervolgartikel zullen hebben.
Een synergie van staat en particulier initiatief onder de onaantastbare leiding van de CPC, die typisch is voor het Chinese socialisme van vandaag, heeft een informatietechnologie en telecom van formaat geschapen.
De overheid dient met internet de belangen van de grote meerderheid.
De ontwikkeling van het Chinese internet laat zien dat overheidsbeleid mogelijk is in het belang van de grote meerderheid van de bevolking. Beijing heeft het onderwijs en de media ingeschakeld om de publieke opinie te doordringen van het belang van innovatie, zeker op het vlak van internettechnologie. In het hele land is de bevolking de kans geboden te leren gebruikmaken van smartphones, sociale media, pc’s, websites voor een massa handelingen die het dagelijkse leven aangenamer en zinvoller maken.
De ontwikkeling van internet die door de Chinese regering gewild en bevorderd is heeft de interactie tussen de politiek en het publiek in China grondig gewijzigd. Naar schatting 500 miljoen Chinezen gaan via hun smartphone op internet. Voor hen is het nu, net als voor velen onder ons, een vanzelfsprekende dagelijkse gewoonte. De burgers zijn mondiger geworden, hebben meer mogelijkheden om de overheid ter verantwoording te roepen. Via Weibo en WeChat geven ze zelf nieuws door en gaan ze in debat met elkaar. Statistieken van Data Center of China Internet (DCCI) wezen in 2010 uit dat in de eerste helft van dat jaar de inhoud op het Chinese Internet voor 50,7 % werd aangeleverd door internetgebruikers. Dat was voor waarnemers in China typisch voor de fase Web 2.0, waarin bloggers steeds belangrijker werden. Liu Jun (pseudoniem), een reporter van Southern Weekend, zegt dat China sinds 2011 in de fase zit ‘waarin iedereen reporter is’.
Het verloopt niet allemaal even vlekkeloos en harmonieus. Kaderleden van de CPC en ambtenaren hebben het soms moeilijk om daaraan te wennen, vinden het nodig in te grijpen door sommige onderwerpen te censureren en te eisen dat bloggers zich identificeren en registreren. Anderzijds zijn er inderdaad internetgebruikers die geruchten verspreiden of via internet de wet overtreden. De algemene lijn is er nog steeds een van vooruitgang. Nadat het gebruik van Weibo vorig jaar terugviel omdat miljoenen Chinezen na strengere reglementering van de blog kozen voor het minder confronterende en dus minder gecontroleerde WeChat, zit de Twitterachtige blog van Sina dit jaar weer in de lift vernemen we op www.chinainternetwatch.com. In september 2015 bedroeg het aantal maandelijks actieve gebruikers van Weibo 222 miljoen en het aantal dagelijkse bloggers 100 miljoen, in beide gevallen een toename van ongeveer 30% tegenover 2014.
Op alle niveaus luisteren regeringen en functionarissen intussen beter en leren ze dagelijks hoe hun boodschappen over te brengen. Tientallen afdelingen op alle echelons van de CPC en de overheid hebben nu hun eigen website. Bekend is de website van de Centrale Commissie voor Discipline Inspectie (CCDI) waar de bevolking wordt uitgenodigd om tips te geven die kunnen helpen bij de strijd tegen de corruptie.
Zo krijgt China een moderner bestuur en een meer participatieve democratie. Volgens Steven Balla en Zhou Liao van de George Washington University en andere waarnemers gebruikt de Chinese overheid aantoonbaar steeds vaker online consultatie om de mening van de burgers te peilen en hen te laten reageren op wetsontwerpen en concepten van regelgeving. De afgelopen jaren is dat inderdaad een wijdverspreid gebruik geworden. Zo heeft het publiek de mogelijkheid gehad om bezwaren, aanvullingen en voorstellen kenbaar te maken over de regeringsplannen voor gezondheidszorg en bijvoorbeeld over de wetsontwerpen inzake huiselijk geweld (2014) en buitenlandse investeringen, cybersecurity, buitenlandse ngo’s, liefdadigheid (in 2015).
De regering zoekt ijverig verder naar toepassingen en apps die justitie, onderwijs en gezondheidszorg toegankelijker en efficiënter kunnen maken. Zo zal de regering 14 miljard euro injecteren in de bouw van ‘de eerste internetstad ter wereld’ in de provincie Hebei, waar werkelijk alle activiteiten van wonen en werken, transport, onderwijs en onderzoek zullen functioneren met de meest geavanceerde vormen van vijfde generatietechnologie.
De burgers worden correcter en breder geïnformeerd: naast de websites van de officiële media zijn er die van de commerciële magazines en nieuwsportalen. Sina.com.cn en Sohu.com zijn hiervan de meest geslaagde voorbeelden. Wat het aantal bezoekers betreft staan ze respectievelijk op 4 en 9 in China zelf en op de 13e en 41e plaats wereldwijd.
Naast dit alles danken de Chinezen aan internet uiteraard ook meer en meer gevarieerde ontspanningsmogelijkheden. Kaiser Kuo de popster, internetstrateeg, Baidu-woordvoerder en frontman van de nieuws- en debatpodcast The Sinicashow, zegt dat de Chinezen internet vooral daarvoor gebruiken en noemt het de ‘entertainment superhighway’.
Een groeiend deel van de bevolking kan zijn kooplust botvieren via e-commerce. Jack Ma van Alibaba brengt producten uit de hele wereld via online aankopen naar China, maar wil ook een groot deel van de mondiale e-commerce veroveren. Jeremy Goldkorn van danwei.com (2) is een collega van Kaiser Kuo bij The Sinicashow. Hij is een fervent tegenstander van de ‘cybersoevereiniteit’ die China opeist. Dat het leven in China een stuk comfortabeler is geworden zal hij echter niet ontkennen: voor een paar honderd yuan koop je tegenwoordig zo een smartphone, een laptop of een iPad en op je scherm schaf je met een vingertik alles aan wat je wilt en nodig hebt aan producten en diensten. Op tien jaar tijd is het een ander bestaan geworden (zeker in steden en welvarende delen van het land).
(1) ‘Klimaatprobleem vraagt een ondernemende staat’, John Vandaele in het winternummer van MO*magazine (2 december 2015). De aanpak van de opwarming door China is een ander voorbeeld van (mogelijk) positief overheidsingrijpen, o.a. volgens Paul De Grauwe en Yu Yongding.
(2) Danwei.com is in 2003 in Beijing opgericht door de Zuid-Afrikaan Jeremy Goldkorn om media en internet in China te volgen. De website is vaak in het nieuws en maakt het nieuws. De Financial Times heeft het in 2013 gekocht. Danwei is nu een online adviesbureau voor ondernemingen, universiteiten en financiële instellingen.