China wordt door vriend en vijand geprezen om zijn investering in goed onderwijs voor iedereen. Het is de basis van de snelle ontwikkeling van het land op steeds meer academische en technologische gebieden. Recentelijk echter wordt het voor Chinese afstudeerders steeds moeilijker een passende baan te vinden.
Een massale afstudeerceremonie; foto Baidu (disclaimer)
Gegarandeerd een goede baan
China’s beslissing in de jaren negentig om de toegang tot hoger onderwijs uit te breiden met een enorme investering in beurzen voor studie in binnen- en buitenland produceerde een beter opgeleide beroepsbevolking en was de drijvende motor van de volgende decennia van groei. Vrijwel iedereen die afstudeerde kon kiezen uit meerdere banen. Dat hoefde niet per se werk te zijn waarvoor je opgeleid was. Vaak was een universitair diploma al voldoende. Veel organisaties wilden het gemiddelde opleidingsniveau van hun werknemers opkrikken door bachelors en masters aan te nemen, ongeacht hun specialisatie.
Wildgroei
Na verloop van tijd evolueerde dit echter tot een wildgroei van jonge afstudeerders. Vele duizenden jonge academici stromen jaarlijks naar de arbeidsmarkt. Op zich is hun niveau hoog en vergelijkbaar met hun gelijken in onze landen. Dat is het probleem niet. De markt voor hoger opgeleiden zonder bijzondere specialisatie raakt echter snel verzadigd. Organisaties waarvan het gemiddelde opleidingsniveau al hoog genoeg is hebben geen behoefte meer aan nog meer algemene afstudeerders. Voor nieuwe functieplaatsen zoeken zij nu afstudeerders met een passende specialisatie. Dat blijkt vaak opvallend lastig.
Waar ligt de verantwoordelijkheid
Werkgevers vragen zich af waar het probleem ligt. Als je bedrijven vraagt waarom ze geen mensen aannemen, houden ze vol dat het probleem niet een gebrek aan banen is. Het is eerder een tekort aan kandidaten met de vaardigheden die ze nodig hebben. Volgens hen doen de Chinese universiteiten niet genoeg om hun studenten te helpen te slagen op de arbeidsmarkt.
Onderzoek
Medewerkers van de Xi’an Jiaotong Universiteit hebben hier onderzoek naar gedaan. Ze ontdekten dat 24% van de afgestudeerden leed aan een ‘verticale mismatch’, dat wil zeggen dat ze te hoog waren gekwalificeerd voor bepaalde posities. Degenen die afstudeerden aan gemiddelde instellingen voor hoger onderwijs, met middelmatige cijfers, of die een slechte beheersing van het Engels hadden, hadden de meeste kans om aangenomen te worden.
Aan de andere kant leed 34% aan een “horizontale mismatch” tussen hun diploma en de arbeidsmarkt, wat betekent dat ze zich richtten op functies die weinig relevant waren voor hun vakgebied. Interessant is dat de grootste slachtoffers geen majors in de geesteswetenschappen waren, maar afgestudeerden van niche-programma’s voor natuurwetenschap, engineering en landbouwstudies.
Koppeling
Helaas lijkt het probleem ook dit jaar alleen maar groter worden. In overeenstemming met bovenvermeld onderzoek heeft elk cohort te maken met ‘historische’ moeilijkheden bij het vinden van werk. De onderliggende reden voor deze discrepantie tussen de kwalificaties van sollicitanten en de behoeften van de werkgever is een lage mate van wat sociologen ‘school-naar-werk-koppeling’ noemen – dat wil zeggen, de mate van associatie tussen onderwijs en de arbeidsmarkt in een bepaalde regio.
Voorbeeld
Duitsland is een voorbeeld van een land waar ‘school-naar-werk-koppeling’ wel goed geregeld is. Werkgevers en universiteiten in dezelfde regio werken nauw samen om talent op te leiden waaraan in de nabije toekomst behoefte zal zijn. Een studie van de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk wees uit dat hoe nauwer de band tussen universiteiten en werkgevers, hoe groter de impact van onderwijskwalificaties op individuele salarissen en hoe lager het risico op werkloosheid. Momenteel is er echter een zwakke koppeling tussen onderwijsinstellingen en de arbeidsmarkt in China. En naarmate het aantal afgestudeerden na 1999 explodeerde, is de relatie tussen onderwijskwalificaties en succes op de arbeidsmarkt vervaagd, tot grote ergernis van studenten die na 1980 zijn geboren.
Verkeerde doelstellingen
Chinese universiteiten lijden vaak aan pad-afhankelijkheid als het gaat om het ontwikkelen van nieuwe masterprogramma’s, waardoor hun programma’s op gespannen voet staan met de behoeften van werkgevers. Universiteiten emuleren graag beroemde buitenlandse hogescholen, wat leidt tot de homogenisering van schoolcurricula. Zo wil iedere bedrijfskundeopleiding in China net zo goed of beter worden dan b.v. de Harvard Business School. Kleinere universiteiten neigen naar het imiteren van de grotere, in plaats van te proberen een eigen niche-karakter te ontwikkelen.
Actieve werkgevers
Een deel van het probleem ligt echter ook bij de werkgevers die zelden een handreiking in de richting van de universiteiten doen om hen geschiktere afstudeerders af te laten leveren. Er zijn gelukkig ook goede voorbeelden. Zo is er een onderneming in Beijing die zich bezighoudt met de in- en uitvoer van medicijnen en een constante behoefte heeft aan afstudeerders met een farmaceutische achtergrond die ook, letterlijk, kennis van zaken hebben. Talenkennis is ook een pre. Afdelingshoofden van dit bedrijf bezoeken jaarlijks de topuniversiteiten op dit gebied om zelf de beste masterstudenten te interviewen (talent scouting). De beste kandidaten worden nog voor het behalen van hun diploma gecontracteerd en zo uit de markt gehaald.
Er is nog een behoorlijke weg te gaan eer de afstemming tussen hoger onderwijs en de vraag naar jonge academici in China goed geregeld zal zijn. Hopelijk vinden de resultaten van het onderzoek van Jiaotong hun weg naar het Ministerie van Onderwijs, zodat dit structurele maatregelen kan nemen. Chinese werkgevers moeten daarnaast ook actiever gaan zoeken. Zulke acties kunnen universiteiten helpen hun curricula aan de behoeften van het moment aan te passen.
Bronnen: sixthtone, eigen ervaring van de auteur.