Westers kapitalisme schaadde de gezondheid in China

Een internationale groep onderzoekers heeft onlangs onderzoek gepubliceerd dat uitwijst dat het opleggen van kapitalisme door westerse landen het welzijn en de volksgezondheid van niet-westerse landen schaadt. Dit artikel is een vertaling van de sectie over China in die publicatie.

De ontwikkeling van de gemiddelde lengte van Chinese mannen; illustratie uit het artikel

Onderzoek

De onderzoekers geven in hun samenvatting aan dat hun onderzoek de westerse aanname weerlegt dat vóór de 19e eeuw ongeveer 90% van de menselijke bevolking in extreme armoede (gedefinieerd als het onvermogen om toegang te krijgen tot essentiële goederen) leefde en dat wereldwijd het menselijke welzijn pas begon te verbeteren met de opkomst van het kapitalisme. Hun artikel is ingedeeld in regionale secties. Hieronder geven wij een vertaling van de sectie over China. Een aantal citaten is weggelaten om het leesgemak te vergroten.

Van India naar China

De inlijving van India door Engeland na 1757 bracht het kapitalistische wereldsysteem naar de grens van China. Controle over Indiase papavervelden stelde het Britse koloniale regime in staat om illegaal opium naar het Qing-rijk te smokkelen, waardoor de historische uitstroom van zilver van Europa naar China werd omgekeerd. Tegen het begin van de 19e eeuw leed China aan een deflatoir handelstekort. Pogingen van de Qing om de uitstroom van zilver te stoppen, werden beantwoord met Britse agressie in de eerste Opiumoorlog (1839 – 1842), wat het begin markeerde van china’s integratie in het kapitalistische wereldsysteem.

Vernedering

Groot-Brittannië en Frankrijk legden de Qing ‘ongelijke verdragen’ op, waardoor deze werd gedwongen alle tarieven te verlagen tot 5%, ook al waren de Engelse heffingen op Chinese thee zo hoog als 100%. Het handelstekort van China schoot omhoog. Tegen 1850 was 11% van de Chinese geldhoeveelheid en 13% van de zilvervoorraad uit het land weggevloeid. Bovendien begonnen Britse consuls een ‘semi-slavenhandel’ in Chinese contractarbeiders, waarbij 150.000 mensen naar exportgerichte plantages over de hele wereld werden verplaatst.

Inkomen

In het begin van de 18e eeuw verdienden Chinese arbeiders ongeveer 50% meer dan de extreme armoedegrens. De lonen daalden daarna, vooral in de 19e eeuw toen de invoer van opium toenam. Zoals een Europese schrijver in 1833 opmerkte, beleefde China een ‘gestage, niet-ophoudende verarming. . . door de abstractie van het circulerende medium [zilver]’. Deze verarming escaleerde aanzienlijk na de Opiumoorlog en de daaruit voortvloeiende Taiping-opstand. De lonen begonnen zich pas te herstellen na de Chinese communistische revolutie in 1949. In 1990 was de welvaartsratio van China gestegen tot bijna 5, een van de hoogste lonen in de ontwikkelingslanden. Deze vooruitgang is toe te schrijven aan het robuuste werkzekerheidsregime van de communistische partij (de zogenaamde ‘ijzeren rijstkom’), evenals distributieprogramma’s die voedsel en andere benodigdheden tegen lage prijzen garandeerden.

Hervormingen

Tijdens de kapitalistische hervormingen van de jaren 1990, toen de staat het Chinese systeem van openbare voorzieningen ontmantelde en privatiseerde, stortten de lonen in tot een dieptepunt van 2,3. Figuur 14 [de illustratie bij dit artikel] toont schattingen van de menselijke lengte in het 19e- en 20e-eeuwse China. Om deze cijfers in een breder historisch perspectief te plaatsen, tonen we ook de volwassen mannelijke lengte in Noord-China tijdens het neolithicum. We zien dat er een verslechtering was in het menselijk welzijn na de Opiumoorlogen, met een hoogtedaling van 2,2 cm. De status van de Chinese bevolking herstelde zich in de jaren 1930 en 1940 en boekte vervolgens aanzienlijke vooruitgang na de communistische revolutie van 1949.

Kapitalisme en gezondheid

Het beschikbare bewijs geeft aan dat er een stijging van de sterfte was na de inlijving van China in het kapitalistische wereldsysteem. Lee (2014, p. 236) presenteert een tijdreeks van het aantal ‘grote hongersnoden’ per decennium van de jaren 1730 tot de jaren 1910. In de 18e en vroege 19e eeuw waren er ongeveer 1 of 2 grote hongersnoden per decennium. Maar vanaf de jaren 1840 zag elk decennium 6 of 7 hongersnoden. De jaren 1910 zagen 5 hongersnoden. Er lijkt ook een toename te zijn geweest van het aantal epidemieën van ongeveer 5 in de jaren 1850 tot 20 in de jaren 1870. Bevolkingsgegevens wijzen ook op een sterftecrisis.

Bevolking

Van 1852 tot 1870 daalde de Chinese bevolking met 18,6%, de grootste daling sinds de 14e eeuw. In absolute zin verloor China 81,9 miljoen mensen. De gezondheid van de Chinese bevolking verbeterde aanzienlijk van 1950 tot 1980. Volgens Babiarz et al. (2015) kende maoïstisch China ‘de snelste aanhoudende toename van de levensverwachting van elke bevolking in de gedocumenteerde wereldgeschiedenis’, voornamelijk omdat de overheid de openbare gezondheidszorg en het onderwijs uitbreidde. Er was natuurlijk een sterftecrisis tijdens de hongersnood van 1958 tot 1961, die werd veroorzaakt door een gebrek aan democratie. Maar buiten die donkere jaren kende China uitzonderlijk snelle winsten tegen sterfte, waarbij het sterftecijfer daalde tot 6 per 1.000 in 1978. Voor het perspectief: India en vele andere kapitalistische staten met lage inkomens benaderden dit niveau pas in de jaren 2010. Zoals Dreze & Sen (1989) opmerken: ‘ondanks de gigantische omvang van de oversterfte tijdens de Chinese hongersnood, overschaduwt de extra sterfte in India door regelmatige ontbering in normale tijden de eerste enorm. Elke acht jaar sterven er meer mensen in India vanwege het hogere vaste sterftecijfer dan in China in de gigantische hongersnood van 1958-61’.

Opnieuw hervormingen

De snelle vooruitgang van China werd enigszins teruggedraaid toen Deng Xiaoping het gezondheidssysteem op het platteland privatiseerde en kapitalistische hervormingen begon na te streven. Van 1978 tot 1984 daalde de levensverwachting van China met ongeveer 6 maanden en steeg de kindersterfte van 37 naar 50 per 1.000. Substantiële vooruitgang werd pas hervat rond 2004, toen de regering de sociale ziektekostenverzekering en andere openbare programma’s opnieuw invoerde.

Armoede is niet natuurlijk

Het historische bewijs uit China ondersteunt niet het standaard publieke verhaal over wereldwijde armoede. Extreme armoede was niet natuurlijk, maar ontstond in de loop van de tijd, omdat China tot een uitlaatklep voor de Britse opiumexport werd gemaakt. De uitbreiding van het kapitalistische wereldsysteem verbeterde het menselijk welzijn in China niet, integendeel, het luidde een van de grootste bevolkingsdalingen in de geschiedenis in. De vooruitgang begon in de jaren 1950, toen de communistische regering investeerde in openbare voorzieningen.

Bron: Dylan Sullivan, Jason Hickel (2022). Capitalism and extreme poverty: A global analysis of real wages, human height, and mortality since the long 16th century, in: World Development 161 (2023)