Wie betaalt het pensioen?

De Chinese overheid is vastbesloten de pensioenen zo snel mogelijk in een nationaal fonds bijeen te brengen. Nu zit het systeem nog verspreid over provinciale en zelfs stedelijke of prefecturale fondsen. Door centralisatie zullen de rijkere fondsen de armere uit de nood helpen en verdwijnen regionale verschillen tussen de gepensioneerden

China heeft een systeem met twee pijlers: een basispensioen voor wie een minimum aantal jaren bijgedragen heeft, en een aanvullend pensioen dat afhangt van ieders individuele bijdrage. De problemen stellen zich vooral bij het basispensioen. Hebben de bevoegde fondsen wel genoeg geld in kas? Met een bevolking die snel veroudert wordt de vraag dringend.

De voorbije voltallige bijeenkomst van het centraal comité (einde oktober) heeft de richting waarin men wil gaan bevestigd. Het uitwerken van een gecentraliseerd nationaal systeem voor het basispensioen moet zo snel mogelijk gebeuren. De principiële beslissing daartoe was al genomen op het vijfjaarlijkse partijcongres in 2017. In 2018 is al een tijdelijk systeem opgezet om geld van rijkere fondsen over te hevelen naar armere.

In de praktijk zullen de lokale besturen die een pensioenfonds hebben dit aan de nationale overheid moeten overdragen. Op die manier kan het innen van bijdragen en het bepalen van de uitgaven nationaal beheerd worden en op langere termijn de uitbetaling van de basispensioenen verzekerd worden. Het nationaal fonds voor de sociale zekerheid kan naast bijdragen ook rekenen op de opbrengst van een pakket aandelen in staatsbedrijven.

Tot nu verschillen de bijdragen regionaal van fonds tot fonds. Ook de uitkeringen zijn verschillend en onder meer afhankelijk van het gemiddelde lokale inkomen.
Dat heeft geleid tot een groot verschil in het inkomen van gepensioneerden naargelang de plaats waar ze wonen. In minder ontwikkelde streken hebben de pensioenfondsen ook moeilijkheden om hun inkomsten en uitgaven in evenwicht te houden.

Regionale verschillen

Zo zijn het in het Noordoosten, de provincies Heilongjiang, Jilin en Liaoning. Dat was de eerste geïndustrialiseerde regio van China, die nu achterloopt op andere regio’s en soms als ‘roestgordel’ omschreven wordt. Veel jongeren trekken weg, zodat het aantal personen dat bijdraagt aan het pensioenfonds daalt. Maar er zijn veel ouderen die recht hebben op pensioen. Bij de modernisering van de staatsbedrijven uit de zware nijverheid, einde jaren 90 en begin deze eeuw, hebben bovendien veel mensen hun baan verloren of zijn ze op vervroegd pensioen gestuurd. Ook dat helpt niet om de pensioenkassen in evenwicht te brengen. Zo zat de provincie Heilongjiang in 2016 met een tekort van 32 miljard yuan.

Een gecentraliseerd systeem moet ook arbeidsmigratie tussen provincies vergemakkelijken. Mensen die in een andere provincie gaan werken riskeren zo niet meer in een ongunstiger pensioenstatuut terecht te komen.

Het centraliseren van de pensioenkassen spoort met de belofte om tegen 2021 (de honderdste verjaardag van de communistische partij) China uit te bouwen tot een ‘in alle aspecten gematigd welvarende maatschappij’. Tegen dan moet het nationaal pensioenfonds zeker volledig operationeel zijn. China telde in 2018 al 249 miljoen mensen van boven de 60 jaar. In 2025 zullen het er 300 miljoen zijn en in 2053 zou men kunnen pieken op 487 miljoen.

Bron: http://en.ce.cn/main/latest/201911/26/t20191126_33701812.shtml

1 comment for “Wie betaalt het pensioen?

  1. De essentie van het probleem is dat een groot deel van de Chinezen, in het bijzonder abeidsmigranten, nauwelijks of geen pensioen zullen hebben. Omdat de werkgever hieraan niet bijdraagde of omdat er van een geldig contract geen sprake was.
    Komt daarbij dat de pensioenen (in de steden gemiddeld rond 2500 yuan, een 300 euro, op platteland een heel stuk minder) veel te laag liggen om te voldoen aan de stijgende levensduurte.
    Het gevolg: vandaag zie je stijgende ouderdomsarmoede.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *