Xinjiang is een autonome Oeigoerregio, omdat de Oeigoeren er de grootste minderheid vormen. Er zijn echter ook nog grote groepen Kazakken en Hui en nog een reeks kleinere minderheden. Behalve de Hui leven die allemaal in etnisch min of meer homogene regio’s. Xinjiang heeft in de geschiedenis eigenlijk nooit een geheel gevormd; het was altijd een mozaïek van volkeren en clans. De hoofdstad van deze regio, Urumqi, is zowat het ontmoetingspunt van de verschillende minderheden en heeft als zetel van het gezag al lang een meerderheid Han-inwoners.
Klopt het dat de Chinese regering systematisch de immigratie organiseert om de lokale bevolking in de minderheid te krijgen?
De grootschalige immigratie van Han begint in de 18e eeuw. De Qingdynastie probeerde toen haar controle over Xinjiang te versterken. Daarom werden, in tegenstelling tot in andere grensprovincies, arme immigranten toegelaten als aanvulling op de militaire controle. Deze migranten, overwegend Han- en Huiboeren, vinden in Xinjiang gunstiger omstandigheden voor de landbouw. Aanvankelijk leven ze in het oosten en noorden van Xinjiang (waar weinig Oeigoeren leven) en pas vanaf 1831 mogen ze zich ook in het Tarimbekken vestigen, de belangrijkste Oeigoerzone. Rond 1800 maakten immigranten een kwart van de bevolking uit, en het aantal immigranten en soldaten samen zou in de vroege 19e eeuw zelfs oplopen tot bijna 40%. Verder werden ook misdadigers en politieke bannelingen naar Xinjiang gestuurd. Na de grote rebellie in de jaren 1870 liep de immigratie spaak. Door de oorlog en de daaropvolgende belastingsdruk verlieten veel migranten Xinjiang, en de Oeigoeren versterkten hun demografisch overwicht.
Tijdens de Guomindangrepubliek in de 20e eeuw werd opnieuw een plan opgesteld om permanent 100.000 soldaten te legeren in Xinjiang en er één miljoen Han te laten immigreren. De regio kende echter een woelige eerste helft van de eeuw, met regimes van krijgsheren en kortstondige afscheiding van twee stukken, en er kwam van het plan niet veel in huis. In 1941 waren er op 3.730.000 inwoners 80% Oeigoeren tegen 5% Han .
Mao probeerde het anders aan te pakken. Xinjiang was niet langer een provincie, maar werd een autonome Oeigoerregio. Voor het eerst kreeg de lokale bevolking zelf inspraak. Althans in theorie, in de praktijk was het aanvankelijk heel moeilijk om lokaal leidend kaderpersoneel te vinden. De politiek van immigratie werd hervat, vooral toen de spanningen met de Sovjet-Unie een grote legermacht aan de grenzen vereisten en vanuit de naburige Sovjetrepublieken met verwante minderheden onrust gestookt werd. In dat kader werd het ‘Xinjiang Legerkorps voor Opbouw en Productie’ opgericht, dat naast militaire taken ook de uitbouw van infrastructuur, de ontwikkeling van staatsboerderijen op onontgonnen gronden plus de industrialisering moest aanpakken. Dit Legerkorps zou in de loop der jaren naast 100.000 gedemobiliseerde soldaten ook veel immigranten aantrekken om de streek economisch te ontwikkelen; tegen 1966 telden de nederzettingen van het korps al 600.000 mensen. Tijdens de Grote Sprong Voorwaarts werden 2 miljoen hongervluchtelingen door het Legerkorps opgevangen, en in de Culturele Revolutie mochten ze ook 1,6 miljoen stadsjongeren met het boerenleven kennis laten maken. De meerderheid van de vluchtelingen en van de jongeren keerde later wel terug naar de eigen streek. Opnieuw woonden de meeste migranten in het noorden en het oosten, maar voor het eerst gingen belangrijke aantallen migranten wonen in de oases rond het Tarimbekken in het zuiden. De telling van 1982 komt op 13 miljoen inwoners, waarvan 46% Oeigoeren en 40% Han.
Met de hervomingen van Deng Xiaoping stopte de georganiseerde immigratie. Deng liet de markt spelen en vanzelfsprekend werd Xinjiang, met een hoger dan gemiddelde economische groei, met een bloeiende landbouw, met olie- en gasvoorraden en in de loop van de jaren stilaan beter wordende verbindingsmogelijkheden, een regio van nettoimmigratie. Wegens de hoge nataliteit van de minderheden nam het percentage Han echter niet meer toe. In 1990 werden 15 miljoen mensen geteld: 47,5% Oeigoeren en 37,6% Han. In 2000 waren er 18,5 miljoen en 40,6% Han. Vandaag zijn er ongeveer 21 miljoen inwoners.
Samenvattend kan men zeggen dat immigratie als strategie gebruikt werd door de Qingkeizers om hun controle over een onrustige regio te versterken. De grootste toename kwam ten tijde van Mao, toen immigratie paste in een strategie van militaire en politieke versterking tegen de Sovjet-Unie. Tegelijk voerde Mao voor het eerst een beperkt autonoom bestuur door de minderheden in. Sinds het begin van de hervormingen dertig jaar terug gaat de immigratie als puur economisch fenomeen verder, zij het langzamer.
Voor dit artikel werd geput uit het boek ‘Xinjiang, China’s Muslim borderland’, S. Frederick Starr, ed., M.E. Sharpe 2004.
Lees ook Volksdagblad-dossier over de rellen:
http://english.people.com.cn/90002/97493/index.html
Over China’s minderhedenpolitiek lees :
http://www.chinasquare.be/dossiers/de-autonomie-van-de-nationale-minderheden/
Over de politiek t.a.v. de godsdiensten:
http://www.chinasquare.be/dossiers/godsdienstvrijheid-in-china-passeert-via-registratie/
Recent Xinjiang-dossier Beijing Review
http://www.bjreview.com.cn/Xinjiang_Blossoming/node_26381.htm